Tegen windparken in de tuin is geen poldermodel opgewassen
Bij ons in het dorp brak vorig jaar bijna de pleuris uit. Er moesten zes XL-windmolens in het dorp verrijzen – kolossen van zo’n 260 meter hoog. Nederland ging voor ‘Parijs’, dan kon Schubbekutteveen natuurlijk niet achterblijven. Daar bleek niet iedereen van gediend. Bij de kruidenier, in de kerk, op de schutterij: overal sprak men er schande van. Om te voorkomen dat hij met pek en veren op een paal door de hoofdstraat zou worden gedragen, daarbij beschimpt en bekogeld door het plaatselijke crapule, koos de wethouder in kwestie eieren voor zijn geld.
Het kan nog erger weten we inmiddels. In Groningen en Noorden worden windparken in aanbouw gesaboteerd en bouwers van windmolenparken bedreigd; zozeer dat ze het werk staken.
Gehaktmolens
Windmolens: zodra het woord valt, krijgen burgers schuim op de mond. Horizonvervuiling, geluidsoverlast, gevaar voor het verkeer, voor vogels (‘gehaktmolens’): alles wordt uit de kast gehaald om ze te weren. Voor- en tegenstanders – niet zelden directe buren – komen recht tegenover te staan. Waarbij de voorstanders volgens de plannen vaak op redelijke afstand van de molens komen te wonen of er aan verdienen en de tegenstanders er de meeste hinder van ondervinden.
Abboneer op een lidmaadschap
Flinke korting op een digitaal jaarabonnement
Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)
Word abonneeWindmolens: zodra het woord valt, krijgen burgers schuim op de mond. Horizonvervuiling, gevaar voor het verkeer, voor vogels (‘gehaktmolens’): alles wordt uit de kast gehaald
Als de bouw al doorgaat, zit er zo’n twaalf jaar tussen het plan en de eerste opbrengst. Daar moet wat aan veranderen, vindt Wouter van Dieren.
Wouter van Dieren? Dé Wouter van Dieren? De Al Gore van de Lage Landen? De man die duurzaamheid in Nederland op de kaart zette? Van de Club van Rome en De grenzen aan de groei, het geruchtmakende rapport uit 1972 over de uitputting van de planeet? Ja, díe.
Slippertje
Dit orakel, inmiddels milieuexpert, laat zo af en toe nog van zich horen. Meestal voor eigen parochie, zoals tijdens het jaarlijkse Springtijfestival op Terschelling, het eiland waar hij zelf woont, al lijkt de behoefte aan publiciteit afgenomen na het tumult over zijn slippertje met een oliemaatschappij – Van Dieren liet zich door dit bedrijf inhuren om de geesten van de Skylgers rijp te maken voor de winning van gas bij het eiland.
Maar maandag was hij er weer, op de opiniepagina van NRC Handelsblad . Met een (gratis) advies. Aan het kabinet.
Rutte en de zijnen moeten stoppen plannen voor de bouw van windmolens (burgers) door (de strot) te drukken, bepleitte de milieugoeroe. Een vergissing waarbij volgens Van Dieren ‘op basis van verouderde wetgeving en een politiek van wegkijken steeds het wiel moet worden uitgevonden’ en waarbij ‘de weg naar de Raad van State voor beroepsprocedures wijd open ligt’.
Polderen
Van Dieren weet beter. Waarom komen er geen ‘windschappen’ – naar analogie van de waterschappen, de in de Middeleeuwen gecreëerde bestuurslagen die het water beheren? Een taak waarvan deze organisaties zich volgens hem sindsdien uitstekend kwijten.
Op zich zo’n vreemde suggestie nog niet. Waterschappen staan aan de basis van ons inmiddels wereldberoemde poldermodel. Alleen door samen te werken konden boeren, edelen, stedelingen en andere burgers dijken bouwen en zo de voeten droog houden.
Een ‘windschap’ naar analogie van een waterschap is een idée fixe. Om de eenvoudige reden dat bij windmolens, anders dan bij de strijd tegen het water, de belangen te ver uiteenlopen
Tegelijkertijd is het een idée fixe. Niet omdat de waterschappen de laatste jaren nogal onder vuur liggen – ze zouden te duur zijn en ondemocratisch: een kwart van de bestuursfuncties wordt verdeeld onder organisaties die specifieke belangen vertegenwoordigen zoals boeren en bedrijven. Maar om de eenvoudige reden dat bij windmolens, anders dan bij de strijd tegen het water, de belangen te ver uiteenlopen.
Zeker, er is in beide gevallen sprake van een hoger, gemeenschappelijk belang – respectievelijk: de noodzaak van nieuwe energiebronnen en de strijd tegen het water. Maar bij de energietransitie lopen de emoties veel hoger op – denk aan de windparken: niemand wil ze in zijn achtertuin, tenzij daar een riante vergoeding tegenover staat. Daar is geen poldermodel tegen gewassen.