Spring naar de content
bron: Gabriël Kousbroek

Costa del Coke: een roadtrip langs de Zuid-Spaanse drugsroute

De meeste toeristen die er met een sangria aan het strand liggen, beseffen niet dat de Spaanse zuidkust dé supersnelweg voor drugs is geworden. De meeste cocaïne en hasj die Europa consumeert, komt hier aan land. De smokkel maakt criminelen schatrijk. Arthur van Amerongen en Ivo Teulings maken een roadtrip langs de Costa del Coke.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen & Ivo Teulings

I don’t like the drugs but the drugs like me.

Marilyn Manson

Ouverture
Schrijver/journalist Ivo Teulings woont in het onstuimige Málaga en is voor een weekje overgekomen naar de Algarve om samen met Arthur van Amerongen musea en fadoconcerten te bezoeken, en een amateurpoëziefestival met het thema ‘visserij toen en nu’. 

De Algarve is het tegenovergestelde van de Costa del Sol en dus geen speeltuin vol bordelen, parenclubs, megadisco’s, casino’s, cokesnuivende zware criminelen en non-stopbacchanalen. De mantra van het lome zuiden van Portugal is: neukt u nog? Nee, ik golf. 

Kortom, een ideale plek om te rentenieren en om mooi op te drogen. Van Amerongen lijkt na slopende tropenjaren in het Midden-Oosten en Zuid-Amerika van zijn welverdiende rust te genieten in een hut aan zee, samen met verloofde Carrie en zijn drie hondjes.

Wat Teulings niet weet, is dat Van Amerongen benaderd is door zijn oude vriend Vincent Verweij, gelauwerd documentairemaker van onder andere Zembla en redacteur bij Crimesite, een succesvolle misdaadnieuwswebsite. Of Van Amerongen een boek over de drugsoorlogen in het aangrenzende Andalusië wil schrijven, bij voorkeur in de geest van Hunter S. Thompsons Fear and Loathing in Las Vegas

Een boek in de gonzo-stijl van Thompson houdt in dat de journalistiek participerend is en gepaard gaat met een buitensporige inname van drugs & drank, het vol doodsverachting scheuren over ’s Heeren wegen en ongewenste ontmoetingen met allerhande kommersjele sekswerkers (m/v), schurken, schobbejakken en agenten uit de hel. 

Daar heeft Van Amerongen wel oren naar, maar hij loopt inmiddels tegen de zestig en probeert al jaren zijn drugs- en drankloopbaan af te bouwen. Anderzijds voelt Van Amerongen zich wel gevleid door het aanbod van Crimesite om een paar maanden lang betaald en in opdracht de Costa del Sol onveilig te maken. Hij wil voor de laatste keer zijn gonzo-trucje doen, maar beslist niet in zijn eentje. 

Ivo woonde en werkte jaren op Cuba en in Chili en is net als Arthur niet vies van een nakkie en een slokkie op zijn tijd, onder het motto ‘alles met mate’. 

De twee koesterden jarenlang het plan om samen een boek te schrijven over cocaïnesmokkel van Zuid-Amerika naar Europa, maar het briljante idee bleef steken in gesnuif en zwelgpartijen en een kortdurende flirtage met de FARC. 

Een auto is logistiek en qua spanningsboog noodzakelijk voor het project. Van Amerongen heeft geen rijbewijs (‘nooit tijd voor gehad’). Teulings wel. Hij rijdt in een robuuste, supersnelle Volvo waar hij erg zuinig op is. 

Na een zware vloeibare lunch in vissersdorp Fuseta is de kogel door de kerk: Teulings doet mee aan het boek dat de titel Costa del Coke krijgt. 

Illustratie: Gabriël Kousbroek

Gezien de rode draad van het verhaal lijkt het de twee journalisten een goed idee om een en ander in stijl te vieren met een klein snuifje. Dat is niet zo eenvoudig in het onbeduidende Fuseta, dat in geen enkele reisgids voorkomt. Toch is het oord vergeven van de Nederlanders, omdat parkeren bij het strandje gratis is en men zich voor acht euro ongans kan vreten aan gegrilde vis. De maandelijkse vlooienmarkt is een fascinerende parade van het menselijk tekort en genetisch uitgedaagden: kreupele zigeuners, in leggings gepropte Engelse grannies met tramp stamps alias aarsgeweien, verteerde Duitse hippies met bandana’s en doorrookte GroenLinks-fröbelvrouwtjes met verschrompelde levers. Al deze ‘paradijsvogels’ blowen hasj en wiet, maar daar hebben Van Amerongen en Teulings een hekel aan ‘omdat het zo stinkt’. 

Na enig veldwerk vindt het duo – ‘wij zijn geen suffe millennials die kinderachtige festivaldrugs via het dark web bestellen, maar gaan old school de straat op om te scoren’ – een door het leven getekende venusschelpenvisser, die de prachtige naam Amerigo draagt. Schichtig om zich heen kijkend vraagt hij Van Amerongen of die senhor in dat witte, linnen pak met die zonnebril en vuurrode puntschoenen wellicht een stille van de politie is. Teulings wappert met wat biljetten en na veel zenuwachtig gedoe bij een zwerm ouwe junkies op een plein nabij de kerk scoort Amerigo namens ons. We mogen mee naar zijn woonst, een krakende caravan in een boomgaard. Meubels zijn er niet en de rottende vloer is bezaaid met spuiten, crackpijpen, geblakerd zilverpapier en flessen ammoniak. Amerigo is een kenner. Hij vertelt dat hij vroeger regel-matig hasj smokkelde van het Marokkaanse Tanger naar de Algarve. Voor een kilo kreeg hij duizend euro. De hasj werd verpakt in condooms en moest worden doorgeslikt of in de poeperd gepropt. 

Amerigo vertelt dat de lokale vissers regelmatig grote partijen hasj aan land brengen. Ze krijgen de drugs net buiten de territoriale Portugese wateren van boten uit Marokko en vangen per lading hasj 5000 euro. 

Na twee uurtjes zijn onze drugs – van wonderbaarlijk hoge kwaliteit – schoon op en waggelen we wappie naar buiten. Een goed begin is het halve werk. Museumbezoeken, fadoconcerten en het amateurpoëziefestival komen te vervallen en Ivo’s vakantie wordt een researchweek in de strandhut van Arthur. 

Costa del Coke
De toeristen die zich in groten getale melden op de luchthaven van Málaga voor twee weken vakantie aan de zonovergoten stranden en in de discotheken en tapasbarretjes van de Costa del Sol beseffen wellicht niet allemaal dat dit de plek is waar het leeuwendeel van de cocaïne en hasj die in Europa wordt geconsumeerd aan land komt. Dagelijks brengen speedboten vele tonnen hasj uit Marokko. Dit land produceert ruim 40.000 ton hasj per jaar. Daarvan gaat tachtig procent naar Europa, waarvan driekwart over zee naar Zuid-Spanje. Het is heel lastig om dat onopvallend te doen. Maar ook Zuid-Amerikaanse cocaïne en Afghaanse heroïne komt hier aan land, om maar te zwijgen over de spotgoedkope sigaretten die uit Gibraltar worden gesmokkeld, waardoor de Spaanse schatkist jaarlijks enkele honderden miljoenen aan accijnzen misloopt. In Algeciras, de vierde haven van Europa, komen iedere dag 7400 containers binnen, waarvan maar een heel beperkt aantal kan worden gecontroleerd. 

Alleen al in de provincie Cádiz, waar Algeciras toe behoort, werden het afgelopen jaar 275 ton hasj en ruim 15,5 ton cocaïne onderschept, ter waarde van zo’n half miljard euro. Je zal het maar kwijtraken.

De Spaanse zuidkust is de supersnelweg voor drugs geworden, met als bestemming Europa en de rest van de wereld. De politie kampt er met zware ondercapaciteit. Hun spullen zijn ouder dan die van de narco-clans, hun boten veel langzamer en het personeelstekort is schrijnend. Want wie wil er in Algeciras bij de politie, als je in Córdoba hetzelfde verdient, terwijl het er veel rustiger is en de risico’s onvergelijkbaar laag? Voornamelijk diegenen die een graantje willen meepikken. Dertig procent van de drugswinsten wordt besteed aan het omkopen van corrupte politie-officieren. Een agent van de Guardia Civil verdient 1400 euro per maand. Als hij toegeeft aan de corruptie, verdient hij zo 8000 euro extra per keer; het enige wat hij daarvoor hoeft te doen is niet aanwezig zijn op een bepaalde plek op een bepaald tijdstip. En dat een aantal maal per week. Dat tikt aan. En voor de narcos zijn die bedragen klein bier. 

Bendes uit dertien verschillende landen, waaronder de gevreesde Colombianen, Albanezen en Russen, maken de Costa del Sol onveilig. Ze maken gebruik van de uitstekende infrastructuur, die dankzij Europese gelden tot de beste van Europa behoort. En door het ruime aanbod van villa’s in onpersoonlijke woonwijken kunnen criminelen hier redelijk incognito wonen en zakendoen. Ze smijten hier met geld zonder dat het opvalt. Met de steeds groter wordende belangen groeit ook het geweld. Het aantal liquidaties stijgt navenant. Vorig jaar werd Hamza Ziani, een Nederlandse bomexpert van de mocromaffia, doodgeschoten op een terras in Torremolinos. In 2018 vonden 65 drugsgerelateerde liquidaties plaats aan de Costa del Sol. 

De mantra van het lome zuiden van Portugal is: neukt u nog? Nee, ik golf.

On the road
De grens tussen de Algarve en Andalusië wordt gevormd door de Guadiana-rivier. We rijden de brug over en eindigen onmiddellijk in een ontzagwekkende fuik van de Guardia Civil, militairen en narcoticabrigadiers met honden. Een onlogische controle, want de drugs in de Algarve komen vrijwel altijd uit Huelva en Sevilla en niet omgekeerd. We zeggen dat maar niet naar tegen de bullebak met snor en zonnebril die ons sommeert uit de auto te stappen. De auto wordt tot op de asbakken geïnspecteerd, en wij tot op de broekzakken gefouilleerd. Als we na een halfuur weer verder mogen rijden, haalt Teulings opgelucht adem. “Ze hebben speciale doekjes waarmee ze zweet van je hoofd wissen. Binnen een paar seconden kunnen ze zien of je drugs hebt gebruikt, of het nou coke, xtc, speed of heroïne is. En dan ben je zwaar de lul, want dan wordt je rijbewijs ingenomen.”

El Yeyo
Onze research voor Costa del Coke begint in Huelva, een treurig stadje vol vergane glorie onder de smerige rook van immense petrochemische fabrieken. Christoffel Columbus woonde hier, maar vandaag de dag is Huelva vooral bekend door Sergio Jesús Mora Carrasco, bijgenaamd El Yeyo, en José Manuel Canela Vázquez, alias Ferramache. Het zijn de meest gezochte drugsbaronnen van Spanje. El Yeyo (bargoens voor cocaïne) is volgens de Spaanse politie zelfs de grootste drugshandelaar van Europa. Op zijn dertigste bezat Yeyo al dertig miljoen euro in geld en goederen, altijd geregistreerd op naam van derden. 

Yeyo werd nationaal en internationaal bekend als piloot in de Powerboat Class 3, de formule 1 van de zee. Hij schopte het zelfs tot captain van de nationale Powerboat-equipe van Spanje en stond op goede voet met koning Juan Carlos I, eveneens een snelheidsduivel. 

Even buiten Huelva staat hotel Hacienda Montija, dat adverteert met Un lugar donde los sueños se hacen realidad (een plek waar dromen werkelijkheid worden). Het is een Moorse hacienda uit de elfde eeuw, opgepimpt tot een kitscherig paleis dat niet zou misstaan in de Efteling. 

Yeyo werd via ingewikkelde constructies de eigenaar van Hacienda Montija en vierde hier megalomane feesten tot er in 2017 een grote inval van het leger en de Guardia Civil plaatsvond. Hij wist op miraculeuze wijze met een helikopter uit zijn belegerde hotel te ontsnappen. Sindsdien is hij voortvluchtig en leeft hij ondergedoken in de Algarve of in Marokko. 

In het restaurant van het hotel vragen we aan de obers of ze weten waar el patron zich schuilhoudt. Ze lachen schaapachtig en vullen braaf onze glazen met Spaanse brandy. We bezochten allebei Hacienda Nápoles, het landgoed van drugsbaron Pablo Escobar, in de buurt van Medellín in Colombia. Op de toegangspoort van zijn landgoed had Escobar het vliegtuig laten monteren waarmee hij zijn eerste kilo’s cocaïne naar de Verenigde Staten smokkelde. 

Als we bij het verlaten van het restaurant tegen de manager zeggen dat we de hacienda van Pablo Escobar indrukwekkender vonden dan deze van El Yeyo, schiet hij zichtbaar geïrriteerd weg. 

Zigeunervrienden
Onderweg van Huelva naar Algeciras maken we spannende avonturen mee in Sevilla, Jerez de la Frontera, Cádiz en surfparadijs Tarifa. In Cadíz blijven we twee nachten langer dan gepland, mede door onze spontane vriendschap met een zigeunerclan die een vervallen pand in de volkswijk Santa Maria bevolkt. Wij zijn allebei dol op flamenco, en bij voorkeur de muziek van Camarón de la Isla, Paco de Lucía, Tomatito, Diego el Cigala en Carmen Linares. 

De gastvrijheid van onze nieuwe vrienden in Cádiz is grenzeloos en hartverwarmend. Tot het ochtendgloren krijgen we gratis door merg en been gaande flamencogezang, de quejío, de klaagzang die je heel profaan zou kunnen vergelijken met de Jordaansnik. Alle mogelijke bijzonder gevaarlijke drugs, drank en borrelhapjes worden aangesleept, met de kanttekening dat wij alles moeten betalen, maar dat mag de pret niet drukken. Vrijwel overal waar we komen, trekken we zigeuners aan, en het wordt de rode draad door ons boek Costa del Coke

In Gibraltar slaan we sigaretten en drank in voor een paar weken. Een pakje Marlboro kost hier amper twee Britse ponden en een literfles Havana Club-rum is de helft goedkoper dan in Spanje. 

Gibraltar staat bekend als een echt boevennest, waar iedereen profiteert van alle mogelijke smokkelwaar en waar crimineel geld wordt witgewassen. Wat ons vooral opvalt, zijn de spuuglelijke Engelsen en de alom aanwezige lucht van fish-and-chips. Een piepkleine kolonie white trash in de aars van Europa. De locals spreken een raar taaltje, een soort pidgin-Engels dat doorspekt is met Spaans. 

Zestig procent van de bevolking van La Línea is voor zijn inkomsten afhankelijk van de drugssmokkel.

Algeciras
Lisardo Capote staat in Algeciras aan het hoofd van Haventoezicht, een politiedienst die valt onder het ministerie van Financiën. Het is de enige dienst waarvoor de narcos beducht zijn, omdat hij zich niet alleen richt tegen de smokkel zelf, maar ook tegen het witwassen van drugsgelden. Daarom heeft hij verregaande bevoegdheden om op illegale wijze verkregen bezittingen te onteigenen. Capote is een energieke man die zetelt in een oud gebouw bij de ingang van de haven. Het merendeel van zijn collega’s is ouder dan vijftig jaar. Het lage loon, zware werk en de nachtdiensten maken dat jonge aanwas moeilijk te vinden is.

“Als je illegale goederen een land binnen wilt smokkelen, ga je eerst op zoek naar een haven met veel verplaatsingen. Algeciras is een overslaghaven waar dagelijks 7400 containers binnenkomen, dus dat zit wel goed. Bovendien is er veel roll-on-roll-offvervoer via ferryverbindingen met Marokko. Een haven moet er allereerst voor zorgen dat de handelsstromen niet worden onderbroken. We kunnen niet lukraak iedere container controleren, want dan komen de goederen te laat op hun bestemming aan. Dat weten de narcos ook. Toch lukt het ons, gebruikmakend van onze informatiebronnen en soms op goed geluk, veel illegale goederen tegen te houden. Jaarlijks gaat het om tientallen tonnen, zowel hasj als cocaïne, en het wordt steeds meer. Recentelijk troffen we in een bestelwagen die van een ferry af reed drie ton hasj aan. Twee jaar geleden vonden we een vrachtwagen met 25 ton hasj. Dan zit zo’n truck mudjevol met dat spul, dus men heeft zich de moeite bespaard om het te verbergen. Het kan niet anders of ze rekenden op hulp van binnenuit, corrupte douanemedewerkers. Daar was kennelijk iets misgegaan.

“We hebben in Spanje veel verschillende politiediensten, die elkaar nogal eens in de weg lopen. En veel drugs wordt gewoon op het strand gedropt met extreem snelle boten. Wij hebben niet de bevoegdheid om daarop te schieten, dus daar kunnen wij nauwelijks iets tegen doen. Mag dat in Nederland wel, op drugsboten schieten? Maar goed, die drugs die we confisqueren zijn uiteraard maar een deel van wat de narcos het land binnen proberen te krijgen. Er komt voldoende wél doorheen, dus die verliezen zijn ingecalculeerd. Waar we ze echt pijn mee kunnen doen, is met het opsporen en afpakken van de drugswinsten. Daar hebben we steeds meer succes mee, al blijft het een gevecht tegen de bierkaai. Zij hebben professionals in dienst die de geldstromen vrijwel volledig aan het zicht onttrekken. Die zijn erg moeilijk te pakken.”

La Línea
Algeciras en La Línea de la Concepción zijn geen populaire toeristische bestemmingen. In de reisgidsen voor de Costa del Sol wordt ten stelligste afgeraden om die oorden te bezoeken. Zeker La Línea kan wedijveren met de meest depressieve steden in West-Europa. Officieel heerst er een werkloosheid van vijftig procent en een jeugdwerkloosheid van tachtig procent. Onderwijl is zestig procent van de bevolking voor zijn inkomsten direct of indirect afhankelijk van de drugssmokkel. De rest is waarschijnlijk te stoned om een rol van betekenis te spelen.

We hadden zonder veel nadenken online een hotelkamer geboekt en waren aanvankelijk best trots op onze Nederlandse koopmansgeest, want 23 euro is niet duur voor twee overnachtingen. En verrassingen horen bij onze reis, zo denken wij vol optimisme. Teulings scheurt ernaartoe, en begint steeds zenuwachtiger op het navigatiescherm van zijn auto te kijken.

“Kijk eens naar buiten. Hier kan het toch niet zijn! Wat een buurt, ik krijg niet het idee dat we hier welkom zijn. Zelfs oma’s en peuters kijken ons boosaardig aan. Ik maak me grote zorgen over mijn auto, don Arturo.”

“Je moet niet zo zeuren, amigo. Jij wilde een hotel dicht bij het strand.”

Illustratie: Gabriël Kousbroek

Op het adres waar het hotel zich zou moeten bevinden staan we voor een houten deur die is afgesloten met een hangslot. Naast de deur zit een man op een kruk. Hij heeft een groot, eivormig hoofd. Het spaarzame haar dat uit zijn schedel hangt, heeft dezelfde kleur als zijn gelaat: geel. Hij blijkt onze hotelier te zijn. We vragen hem maar niet waarom een en ander er zo armoedig uitziet en in weinig op een hotel lijkt. Goedkoop is duurkoop. 

Als we de auto parkeren bij het parkeerterrein Atunara, vraagt Van Amerongen: “Aha… we zitten in Atunara. Ik heb over die wijk gelezen, wat was er ook alweer mee?”

“Geen idee. Iets met tapastentjes en koffiebarretjes? Een flamencofestival? Je moet niet zoveel vragen, maar op onderzoek uitgaan.”

Aan het begin van de avond rijden we door de wijk heen voor wat sightseeing. Dat vergt nogal wat gemanoeuvreer, want om de haverklap wordt ons de doorgang versperd door een plotseling opdoemende bus, auto of graafmachine. Het lijkt wel alsof ze het erom doen. Als er even later twee motoren onafgebroken toeterend naast ons komen rijden, komen we tot de conclusie dat onze aanwezigheid hier niet bepaald op prijs wordt gesteld. Maar ja, we zijn hier op een missie, niet om vrienden te maken.

Als we even later over de Paseo del Mediterráneo rijden, valt het ons op dat er weinig verkeer is. Wel loeren overal mensen naar ons uit ramen en deuropeningen. We stoppen bij een boksschool, die wordt geflankeerd door twee shishatenten. Een uitgelezen plek om informatie in te winnen. Als we uitstappen, komt er direct een enorme reus naar buiten, met runentekens op zijn kale kop getatoeëerd. Hij wordt gevolgd door een stel scharminkels, gekleed in Yamaha-merkkleding, lokaal zeer populair vanwege het merk van de buitenboordmotoren die achter de drugsboten hangen. De reus komt voor ons staan en legt zijn armen over elkaar. Met zijn hoofd wijst hij naar het oosten.

“Torremolinos is die kant op. Als jullie nog leuke ansichtkaartjes willen schrijven, zou ik daarheen gaan. Het enige vertier dat we hier te bieden hebben is het dienen als sparringpartner.”

“Arthur, volgens mij nodigt hij ons uit voor pugilisme. Boksbal spelen valt niet onder onze missie.”

“Misschien zouden jullie je af moeten vragen waarom we hier geen VVV-kantoor hebben. Mooie auto trouwens. Dure lak ook. Hij krast alleen snel.”

Dit is duidelijk het territorium van Los Castañas, de belangrijkste van de ongeveer dertig narco-bendes die in Campo de Gibraltar actief zijn. Deze clan wordt geleid door de broers Antonio en Francisco (Isco) Tejon. Zij hebben zich ontwikkeld van transporteur tot importeur van hasj. Hiermee hebben zij een immens kapitaal verworven. Deze clan is verantwoordelijk voor zestig tot zeventig procent van de hasj die vanuit Marokko Campo de Gibraltar wordt binnengesmokkeld. Antonio werd in de zomer van 2018 gearresteerd, en Isco gaf zichzelf enkele maanden later aan. Vlak daarvoor was hij nog in een reggaeton-videoclip van de Cubaanse groep Clase-A verschenen, opgenomen in Marokko. Ondertussen bloeien hun zaken als nooit tevoren, want Francisco heeft de handel overgedaan aan zijn ondergeschikten en houdt vanuit de gevangenis de touwtjes nog altijd stevig in handen.

Misschien zouden jullie je moeten afvragen waarom we hier geen VVV-kantoor hebben. Mooie auto trouwens. Dure lak ook.

Marokko ligt op veertien kilometer afstand, aan de andere kant van de Straat van Gibraltar. Vrijwel dagelijks varen zogenaamde Rigid Inflatable Boats (RIBs) – lichtgewicht boten van acht meter lang met drie tot zes motoren van elk 350 pk – met tonnen hasj naar La Línea en de stranden aan weerszijden van de stad. In tien minuten bereiken ze de overkant. De lading wordt in een mum van tijd uitgeladen en door de plaatselijke jeugd naar de huizen aan het strand gedragen, om vaak diezelfde dag naar een van de vele opslagplaatsen te worden gebracht of naar een bestemming elders in Europa. Een jongen die op de uitkijk staat, verdient duizend euro; zij die de lading helpen, lossen elk vijfduizend euro, en degene die de het schip bestuurt zestigduizend euro. 

Costa del Coke
Just Publishers €20
Verschijnt in november 2019

De Guardia Civil staat machteloos. Hun schepen zijn veel langzamer, en mocht het tot een interceptie komen, is de kans groot dat ze worden geramd. De narcos komen doorgaans met twee of meer boten, waarvan er slechts een beladen is en de andere brandstof bij zich heeft of kan worden ingezet om een onderschepping te voorkomen. Bovendien beschikken de narcos over de meest geavanceerde radar- en afluisterapparatuur en staan er tientallen jongens op de uitkijk om iedere verdachte beweging van politiewagens en buitenstaanders door te geven.

Die RIBs zijn sinds kort verboden. Men kan immers onmogelijk volhouden dat deze boten, die rond de driekwart miljoen kosten, bestemd zijn voor de pleziervaart of de sardinevisserij. Heel veel maakt het niet uit, want de boten worden gewoon aan de overkant geparkeerd. De Marokkanen – niet in de laatste plaats de hogere machten – verdienen goud geld aan de hasjhandel.

Nadat we min of meer gevlucht zijn uit La Línea, bezoeken we het Engelse tokkieparadijs Estepona, Marbella, Puerto Banús, Fuengirola, Torremolinos en eindigen we afgepeigerd in Málaga, de standplaats van Teulings.

Na een weekje rust volgt de volgende etappe van Costa del Coke: de kustweg  tussen Málaga en Almería met drugsoorden als Nerja en Motril. En dan zijn we toe aan een welverdiende vakantie in het wonderschone Marokko. Alhoewel, vakantie?