Spring naar de content
bron: Hollandse Hoogte

Thierry Aartsen bij het bloemencorso: lang leve de volkscultuur

Het in september aangetreden VVD-Kamerlid en cultuurwoordvoerder Thierry Aartsen (29) is een warm pleitbezorger van folklore. Want waarom krijgt het Concertgebouworkest miljoenen subsidie en het bloemencorso niets? ‘Juist als je er niet voor hebt doorgeleerd, heb je als Kamerlid een verfrissende blik.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer
Aartsen is de enige cultuurwoordvoerder van de VVD-fractie, 33 leden sterk – Foto: Hollandse Hoogte

In het eerste halfjaar van zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer diende Thierry Aartsen (29) moties in omtrent de sanering van asbestdaken, over de toetsing van NPO-programma’s op ‘publieke waarden’ en, in november, zijn bekendste motie tot dusver, over de ondersteuning van volkscultuur en immaterieel erfgoed (‘zoals verenigingen, schutterijen en gildes’). De minister zegde één miljoen euro toe.

Die volkscultuur gaat Aartsen aan het hart. Zijn pleidooi hiervoor vormt de kern van zijn Kamerlidmaatschap tot nog toe, bijkans de reden voor zijn komst naar Den Haag vanuit zijn geliefde Breda – waar hij woont en waar de Brabantse nachten lang zijn. “Er gaat zeven miljoen euro subsidie naar het Concertgebouworkest en nul naar het bloemencorso,” zei hij in een geruchtmakend interview met de Volkskrant. “Dat vind ik raar.”

In april vatte hij zijn missie nog eens samen in een schriftelijke Kamervraag, ingediend samen met collega Helma Lodders, ook van de VVD en ook uit Brabant: “Deelt u de mening dat uitingen van volkscultuur zoals onder andere bloemencorso’s, carnavalsverenigingen en schutterijen, eenzelfde culturele waarde hebben als andere vormen van cultuur zoals opera, musea en theater? Zo nee, waarom niet?” Carbidschieten is ook cultuur, zegt hij, het bloemencorso kan ook aan het denken zetten.

Thierry Aartsen is de uitgestoken hand van de VVD naar het volk, een jongen waarin de gewone man zichzelf terugziet. Een volksvertegenwoordiger Aartsen is volksvertegenwoordiger in een ouderwetse zin van het woord, in meer dan één betekenis: vertegenwoordiger van het volk en het volkse, van waar hij vandaan komt, volk zoals hij. Hij komt op voor de hobby’s van zijn kiezers. Aartsen is een fervent carnavalsvierder, hij houdt van de fanfare, van tonpraten, buutreednen, sauwelen: met bier overgoten carnavalscabaret. 

Een nog onbezonnen Aartsen stelde op Twitter ene ‘mevrJonk’ allerlei vormen van seks in de openbare ruimte voor.

Vóór het Volk van de Volkspartij, voor vrijheid, democratie en bier, het recht op leut en slechte grappen. Bij zijn aantreden in september, als opvolger van de vertrekkende Jeanine Hennis-Plasschaert, vonden journalisten voorbeelden van dat laatste in het geheugen van Twitter, waarin een jeugdige, nog onbezonnen Aartsen ene ‘mevrJonk’ allerlei vormen van seks in de openbare ruimte voorstelde, iets raadselachtigs tweette over een lekker wijf en zijn hond, en een gebrek aan respect aan de dag legde voor een suïcidepleger en diens noden. 

Voor die tweet, toen hij negentien was verstuurd vanuit een stilstaande trein waar iemand zich net voor had gegooid, verontschuldigde hij zich in een filmpje. Hij had mensen gekwetst en daar baalde hij van, zei hij, en hij baalde van de ophef. “Ik ben wie ik ben,” zei hij, hij was een mens, geen robot, en zeker geen heilige. Hij was Thierry. De tweede Thierry, in het huidige politieke landschap. Thierry two. Bij de VVD hebben ze het over Thierry A en Thierry B, waarbij A hun eigen Thierry Aartsen is. 

Omdat jij zo van volkscultuur houdt, zei zijn fractiegenoot Leendert de Lange, moet je een keer in de Bollenstreek komen kijken. Daar hebben we het grootste bloemencorso van het land, van aanzienlijke betekenis. “Wat maakt Nederland zo leuk?” zegt De Lange. De bloemen, de bollenvelden. Het corso is het visitekaartje van de Bollenstreek. De wereld kijkt mee.”

Op een avond in april zijn de politici, vers uit een stemming in de Kamer, op bezoek in een hallencomplex in Sassenheim, waar het corso wordt opgebouwd. Overal op en tussen plateaus en steigers drukken groepjes vrijwilligers bloemen in opgespoten vormen purschuim, de kleuren met pen in de vlakken aangegeven. Het is fris, natte neuzen, zakdoekjes, er klinkt muziek van ABBA en Jan Smit, geschikte muziek voor in hallen. 

Het is de bedoeling dat Thierry zelf ook bloemetjes gaat tikken, liet een VVD-woordvoerder vooraf weten. Aansluiten bij de community, dat was het idee. Ik vroeg wie er allemaal zouden zijn, of er nog andere notabelen uit de Bollenstreek zouden komen. Harry Mens of zo. “Nee, puur Thierry.” De Lange draagt een pak, Aartsen een spijkerbroek en gympen. We lopen door de hal, luisteren naar de uitleg van de voorzitter van het bloemencorso. 

“Ik ken het uit Zundert,” zegt Aartsen. In Zundert, podium van het grootste dahliacorso ter wereld, ondertekende toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra in 2012 symbolisch een Unesco-verdrag ter bescherming van hetzelfde ‘immaterieel erfgoed’ waar Aartsen voor opkomt. Aan de orde komen de verschillende technieken voor de bloemenbevestiging – tikken of drukken – en wat het corso betekent voor de Bollenstreek. 

Het bloemencorso is cultuur waar je wat aan hebt. Langs de route door het bollenland, van Noordwijk naar Haarlem, staan een miljoen bezoekers. Het is een viering van ons land in geuren en kleuren, Hollandse glorie, overeenkomstig de ansichtkaart in het hoofd van identiteitspolitici. Positieve identiteit, vindt Aartsen, geen negatieve, zoals je aan de uiterste rechterkant vindt, van dat er lui niet mogen komen. 

“Je bent onderdeel van die gemeenschap, van de maatschappij,” vult hij het verhaal van de voorzitter aan. Je kunt de waarde van een corso vrij nauwkeurig becijferen: zoveel bezoekers, deelnemers, zoveel verbinding, saamhorigheid, in gezamenlijkheid te gebruiken soep en broodjes. Deelnemende dorpen en kernen zeggen het met bloemen: de wagen van Lisse heeft het thema ‘Samen’, Teylingen ‘Vitaal’, Noordwijk ‘Connectie’. De middenstand rijdt mee, Omroep Max, er zijn karren namens Thailand en China.

Foto: Bert Nijmeijer

Het bloemencorso verbindt ook, hè?’ zegt Thierry Aartsen. Hij krijgt een plastic kommetje soep.

Rondlopen, handen schudden, korte gesprekjes. “Hallo, ik ben Ron,” zegt een man van de Corsovereniging Hillegom-Haarlem. Hij legt uit wat ze doen, over erfgoed, de betekenis voor de streek. “Het verbindt ook hè?” zegt Aartsen. “Leuk dat het hier samenkomt.” Hij krijgt een plastic kommetje soep. “Ik heb mij in de Kamer hard gemaakt voor volkscultuur,” zegt hij. “Dit is precies wat ik bedoel. Het verbindt. Het verbroedert.” 

Handen schudden met de penningmeester, Nico. “Lukt het een beetje om de touwtjes aan elkaar te knopen?” vraagt Aartsen. “Hoe duur is zo’n kar? Hoeveel bloemen gaan er op deze wagen?” Behalve soep zijn er broodjes knakworst, er is koffie en pils. Aartsen en De Lange drukken ook een paar bloemen in. Lavendelkleurige hyacinten. Ze ruiken heerlijk. Op de kar van Noordwijk en Noordwijkerhout, per 1 januari gefuseerd, brengen twee handen een gouden bol samen (‘een zonnige toekomst’). “Leuk,” zegt Aartsen. 

Aartsen is de enige cultuurwoordvoerder van de VVD-fractie, 33 leden sterk. Waarom ze precies hem hebben uitgekozen om de terreinen cultuur en media voor zijn rekening te nemen? “Ik denk om een mooi verhaal te laten horen.”

De VVD heeft zich in de afgelopen jaren geen vriend getoond van kunst en cultuur. Gewezen prominent Zijlstra onderwierp de sector in zijn staatssecretariaat (2010-2012) aan een harde sanering. In een kort tekstje over cultuur op de VVD-site schrijft de partij: “De makers van cultuur richten zich weer op hun publiek. Als zij (dat publiek – BN) iets niet goed genoeg vinden, is er ook geen reden om subsidie te geven.” 

Het Kamerlid Carla Dik-Faber noemde de plannen van Aartsen, om vanaf 2021 rijksgelden te verschuiven van landelijke topcultuur naar regionale amateur-initiatieven ‘ontzettend polariserend’. Minister Van Engelshoven van Cultuur vond dat Aartsen moest stoppen met het oproepen van schijntegenstellingen, maar verhoogde desondanks het budget voor amateurkunst en volkscultuur met een miljoen euro. Het is een begin, zegt Aartsen. 

De Lange is naar huis, Aartsen zit op een inpandig terras waar ze poffertjes en stroopwafels verkopen. Zijn persoonlijk medewerker, Danique, heeft een jas voor hem uit de auto gehaald. Bon Jovi uit de boxen. Aartsen kijkt om zich heen. “Als je kijkt hoe mensen hiervan genieten. Mensen die elkaar eerst niet kenden. Die karren, elk met een maatschappelijk thema. Het prikkelt.” Het corsothema is ‘Changing World’ – daar heb je dat aan het denken zetten weer. 

“Cultuur moet vier dingen doen,” zegt hij, vingers aftellend: “Verbinden, verbroederen, inspireren, prikkelen.” Het verbroedert bekenden, verbindt onbekenden, het kantelt de blik en stimuleert iemands eigen creativiteit. Is aan die voorwaarden voldaan, dan heb je de cultuur die je graag wilt, die het waard is om, indien nodig, te stimuleren. 

Foto: Bert Nijmeijer

Bij de behandeling van de cultuurbegroting, zegt hij, wordt vooral over hoge cultuur gesproken. Terwijl volkscultuur het cement van de samenleving is. Menigtes helpen mee, komen kijken, doen een beroep op de catering. Dat lijkt niet te rijmen met Aartsens bewering dat volkscultuur onder druk staat. Maar voor publieksevenementen is de overheid meer last dan lust, zegt hij. Schutterijen, carnaval en paasvuren vertegenwoordigen aan banden te leggen gevaren. Regels en veiligheid zijn duur. 

Is er dan geen verschil tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur? Heeft een fanfare evenveel culturele waarde als het Concertgebouworkest? “Volmondig ja. De culturele waarde staat wat mij betreft los van je eigen esthetische voorkeur of je eigen smaak. Iedereen vindt iets anders mooi of lelijk. Kwalitatief is er natuurlijk een verschil. Maar dat moet niet uitmaken bij je definitie van ‘cultuur’. Helemaal niet als overheid: die moet er zijn voor alle Nederlanders die van cultuur houden, of dat nou het Concertgebouworkest of de fanfare is.”

Zijn eigen esthetische voorkeur ligt bij het levenslied, Frans Bauer, Marianne Weber, maar ook nieuwe dingen: Jeffrey Heesen, Raymon Hermans. Hij houdt van cabaret. Youp van ’t Hek: een meester, fantastisch. Maar Aartsen is niet ter bevordering van zijn hobby’s naar Den Haag gekomen, zegt hij. Hij wordt er ‘enorm boos over’ als er wordt neergekeken op volkscultuur. Alsof de elite bepaalt wat goede kunst is. Zij wel Haags geld en Haagse aandacht, en zij niet. “Het is niet eerlijk,” zegt hij bij herhaling. 

Hij deed de havo in Breda en Europese Studies aan de Haagse Hogeschool. Hij was programmamanager in de zorgsector. Moet je geen verstand hebben van kunst en cultuur, als woordvoerder op dat gebied? Juist niet, zegt hij, zo werkt het niet in Den Haag. “Juist als je er niet voor hebt doorgeleerd, heb je een verfrissende blik.”

Moet je als woordvoerder geen verstand hebben van kunst en cultuur? Juist niet, zegt Aartsen, zo werkt het niet in Den Haag.

Aartsen was de nummer 46 van de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2017. Door het verloop in de fractie, waarbij twaalf afgevaardigden vertrokken, het kabinet in gingen of anderszins doorschoven naar elders, kwamen ze bij hem uit. In september vorig jaar werd hij beëdigd, zo waarlijk helpe hem God almachtig. 

Hij begon met een ‘mindere week’, door zijn domme jeugdtweets (en minder jeugdige: een uiting van plezier, vanaf een voetbaltribune, om een actie met Zwarte Pieten en een haatlied tegen Sylvana Simons). Hij is de eerste politicus die vóór zijn politieke leven actief was op sociale media, zegt hij. In de toekomst zullen speurders in het online verleden van nieuwe Kamerleden bijna per definitie op onbetamelijkheden stuiten, denkt hij. 

Op zijn Facebookpagina staan foto’s van de carnavalsoptocht in Boemeldonck (Prinsenbeek). Hij beleefde een ‘mooi weekend vol cultuur’, eind februari, met achtereenvolgens bezoeken aan museum Boijmans Van Beuningen en festival Motel Mozaïque in Rotterdam, het sauwelen in Bosuilendorp (Ulvenhout) en een middagje tonpraten bij de Grôtste Mââuwert in Kielegat (hometown Breda). 

Er was slecht nieuws van carnavalsvereniging De Wallepikkers uit Mispelgat (Zaltbommel), waar een grote brand twee weken voor de optocht twee loodsen en de wagens van onder meer CV De Keinderkupkes, de Bierbubbels, FC Kaassoufflé, Dikkuh Moatjes en de Kleddertjes in de as legde. Aartsen stapte meteen met een zak worstenbroodjes in de auto om de mensen een hart onder de riem te steken. Hij deed tien euro in de bus voor herbouw. 

“Even cultuur snuiven,” schrijft hij, met een knipoog, bij een foto van een bezoek aan de blazers op het Bléérfêêst in opnieuw Kielegat. Hij was in het Zeeuws Museum, in Het Concertgebouw (‘hartstikke leuk’) en bij het heggenvlechten in Bemmel. Zo vindt Aartsen zachtjesaan zijn weg in het culturele landschap, dat bloeit als de velden bij Sassenheim. 

Op de radio in de auto, een halfuur nadat Aartsen de bollenhal weer heeft verlaten, wordt countertenor Maarten Engeltjes geïnterviewd door Coen Verbraak, in het programma Kunststof. Hij vertelt hoe musici sinds Halbe Zijlstra amper nog kunnen rondkomen. In het buitenland krijgen musici respect, zegt Engeltjes. In Nederland zeggen ze: ‘Heb je je gitaar bij je?’ als je met je vioolkoffer in de trein zit. “We zijn toch een wat platter land op dat vlak.” 

In Sassenheim blijven vijftienhonderd vrijwilligers hun bloemen in purschuim drukken, woensdag, donderdag en vrijdag. Mensen met betaald werk ernaast, van de advocaat tot de vuilnisman, zei Aartsen. Volkscultuur is veel cultuur voor relatief weinig geld. Op zaterdag trekt de karavaan door de Bollenstreek. Er zijn blazers, trommelaars, de wagens met hun maatschappelijke thema’s. Er is zo ongeveer alles wat Thierry Aartsen mooi vindt. Het is koud, het waait. ‘Cultuur verbindt’ staat er op de wagens. 

“Ik blijf hiervoor doorknokken,” zei hij. “Je kunt op mij rekenen in Den Haag.”