Spring naar de content
bron: anp

Pieter Verhoeff: ‘Humor wordt gewantrouwd in de literatuur’

Van regisseur Pieter Verhoeff (1938) gingen op het Nederlands Film Festival twee producties in première: de documentaire Echt Herman Koch en de speelfilm Tokyo Trial. Wat kijkt, leest en luistert deze cineast als hij niet met film bezig is?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Een van mijn lievelingsschrijvers van de laatste tijd is Karl Ove Knausgård. Zijn uiterst realistische boeken werken hypnotiserend en verslavend. Hij beloert zijn eigen leven met een zoomlens en schrijft bij wijze van spreken vier pagina’s vol over de wijze waarop hij een ei bakt, het gas aan draait, de olie in de pan gooit, het ei uit elkaar laat vallen… Zulke details zeggen veel over een mens. Freud noemt dat volgens mij alltägliche Kleinigkeiten. Zijn beschrijvingen staan altijd in de context van een onderliggende diepere emotie: de verhouding met zijn vader, de onmogelijkheden van sommige liefdesrelaties of de angst voor de eindigheid. Dat combineert hij met bijna essayistische uitweidingen over het schrijven, de zeventiende-eeuwse schilderkunst, de dood – noem maar op. Ik hou van die mengeling tussen realisme en reflectie. Haruki Murakami vind ik ook goed. Ik heb met groot plezier Norwegian Wood gelezen. 1q84 en De opwindvogelkronieken trouwens ook. Hij is een meester in het vermengen van realisme en droomwereld. Joseph Roth doet dat ook heel goed in Hotel Savoy, een geheimzinnig verhaal over een man die terugkomt uit de oorlog en zijn intrek neemt in een hotel. James Joyce doet dat in Ulysses in zekere zin ook.

Ooit was er op de filmacademie een door mij zeer bewonderde docent, dichter en neerlandicus Rein Bloem, die met ons bij het vak Nederlands de Ulysses behandelde. Als een Bijbelexegeet ging hij door de tekst. Ik vond het fascinerend. Elk detail verwijst naar een achterliggende wereld. Je hoort een klik op de straatstenen, anderhalve pagina later weer, en pas veel later wordt duidelijk wat dat was. Dit jaar ben ik het samen met mijn vrouw gaan herlezen. We lezen het aan elkaar voor. Soms begrijpen we er geen hol van, maar dan komen opeens weer stukken die zo geestig zijn, zo sterk van atmosfeer… Ik vind het na vijftig jaar nog steeds een wonderbaarlijk boek.

“Ik was in de beginjaren als regisseur nauw betrokken bij Jiskefet en ken Herman Koch zodoende goed. Omdat ik een documentaire over hem heb gemaakt, heb ik de afgelopen tijd alles van hem gelezen en deels herlezen. Het viel me weer op hoe ongelooflijk clever alles in elkaar zit. Die boeken zijn veel diepzinniger dan menigeen denkt. Het is interessant hoe hij bijvoorbeeld speelt met autobiografische gegevens. In Geachte heer M. zit een beschrijving van de begrafenis van de moeder van een vriendje van een van de hoofdpersonages, waarbij hij details van de begrafenis van zijn eigen veel te jong gestorven moeder heeft gebruikt. In Red ons, Maria Montanelli doet de vader van de hoofdpersoon het met een verschrikkelijke Amsterdam Zuidtrut. Ook uit het leven gegrepen. Herman schept er een sardonisch genoegen in om verwarring te scheppen. Hij is, bijvoorbeeld in interviews, even openhartig als dubbelzinnig. Griet Op de Beeck heeft hem eens gevraagd: ‘Als ik jouw boeken nu heel goed en grondig lees, leer ik jou dan echt kennen?’ Waarop hij aarzelend antwoordde: ‘Ja, ik denk het wel.’ Maar dan moet je wel zelf uitzoeken wat echt is en wat niet. Het is jammer dat hij als schrijver door de instituties niet serieus genomen wordt. Ik sprak een jaar geleden met een literatuurcriticus die zei: ‘Koch schrijft geweldig, maar hij zal nooit de P.C. Hooftprijs winnen.’ Als je niet ernstig bent, tel je niet mee. Humor wordt gewantrouwd.”

Muziek

“Muziek speelt een belangrijke rol in mijn leven. Al jong zat ik bij de dorpsharmonie en wilde ik dirigent worden. De grote baas spelen over een orkest. Ik stond op de stoel in de keuken bij de radio met een breinaald in mijn hand Beethoven-sympfonieën te dirigeren. Als regisseur ben je eigenlijk ook een soort dirigent: iemand die zijn eigen compositie dirigeert en cast en crew op dezelfde lijn probeert te krijgen.

“Ik zong vroeger ook veel. Ik ging op mijn dertiende al met een klein groepje dorpsidioten naar de Matthäus-Passion in Sneek. Thuis had ik een piano-uittreksel; ik kende alle partijen uit mijn hoofd. Ook de teksten, die ik overigens nog steeds kan meezingen. Bach is het die mij nog steeds het diepst ontroert. Zijn cellosonates bijvoorbeeld. Mijn laatst gekochte cd is Bach Cello Suites van Viola de Hoog, gespeeld op een eeuwenoude cello van Guadagnini. Prachtige uitvoering. Het Osiris Trio vind ik ook erg goed. Hun uitvoering van Schönbergs beroemde Verklärte Nacht is weergaloos. Larissa Groeneveld is de celliste van het trio en een vriendin van ons. Ze is getrouwd met Joost Kesselaar, een hele goede jazzdrummer, onder meer bij Trio Berend van den Berg.

“Wat luister ik hier thuis zoal? Vorige week zaten mijn vrouw en ik hier de hele avond gezellig te eten en te drinken en toen hebben we naar Billie Holiday en Frank Sinatra geluisterd. Wat is dat toch geweldig gezongen en wat zijn die teksten geweldig! Ik hou ook van Jordaanmuziek. Johnny Jordaan en Tante Leen. Daar heb ik trouwens geen platen van. Dat is een soort snobisme. Die kocht je vroeger gewoon niet. En verder The Band, The Beach Boys, The Rolling Stones… Maar de nadruk ligt toch wel op klassieke muziek. Het Weihnachtsoratorium van Bach kan mij diep ontroeren, net als sommige cantates van Dietrich Buxtehude en sommige pianoconcerten en opera’s van Mozart, zoals Le nozze di Figaro. Ik kan ook zeer van Verdi houden. Die heeft trouwens schitterende strijkkwartetten geschreven waarin je hem helemaal herkent als operacomponist. Het heeft diezelfde bijna dansende muziek. De filmmuziek van Hans Zimmer heb ik ook graag opstaan. Dat is heerlijke muziek om op te werken. Filmmuziek moet, omdat het in dienst staat van een film, een bepaalde eenvoud hebben, maar is juist in die eenvoud heel rijk. Nino Rota, die de muziek voor 8 ½ en Amarcord van Fellini schreef, is daar ook een meester in. Je hoort gewoon hoe ontzettend knap en geraffineerd dat is geschreven. Met iemand als Einaudi, die de muziek voor bijvoorbeeld Intouchables schreef, heb ik dan weer iets minder. Dat hangt tegen de kitsch aan.”

Kunst

“Ik ben geen regelmatige bezoeker van musea. Dat gaat meestal op impuls. Mijn laatst bezochte tentoonstelling was die van Ed van der Elsken in het Stedelijk. Ik was er met mijn zoon, Auke, die midden twintig is. Bij elke foto bleef hij aandachtig kijken. Elk filmpje wilde hij helemaal zien. Hij bestudeerde ze bijna. Ik dacht dat de beelden uit de jaren zestig en zeventig hem niet zoveel zouden zeggen als jongen van deze tijd, maar hij was helemaal onder de indruk.

“In het noorden heb je veel mooie musea. In het Fries Museum in Leeuwarden kom ik graag, net als in het Groninger Museum of Museum de Fundatie in Zwolle. In Museum Belvédère in Oranjewoud ben ik onlangs naar de overzichtstentoonstelling van de Friese schilder Sjoerd de Vries geweest. Ik was helemaal ontdaan door de schoonheid van zijn werk. Wat is dat een groot kunstenaar. En wat jammer dat zo weinig mensen hem kennen. Zijn stijl laat zich het best omschrijven als gestileerd realisme, maar is soms ook heel abstract. Ik moet meteen denken aan een schilderij van hem, een rietlandschap in de omgeving waar hij is geboren, dat veel indruk heeft gemaakt. Het is eerst met een mesje in karton gekrast en daarna geverfd. Het is sterk van emotie, het stelt iets voor maar het neigt toch ook zeer naar het abstracte. Zijn tekeningen zijn ook subliem. Toen hij eens in het ziekenhuis lag – zijn alcoholisme heeft hem bijna zijn leven gekost – heeft hij op hokjespapier heel ontroerende tekeningetjes gemaakt. Een snelle schets van een verpleegster die hem wast, om maar iets te noemen.”

Theater

“Het gekke is dat ik van jongs af aan een theaterliefhebber ben, maar dat ik steeds minder vaak naar het theater ga. Misschien dat het kunstmatige ervan me tegenstaat. In film, maar ook in literatuur en theater, houd ik van realisme. Ik word te vaak afgeleid door de nadrukkelijke esthetische vorm van het stuk – het geweldige decor of de abstracte enscenering – waardoor ik niet goed met de personages mee kan leven. Ik had dat bijvoorbeeld bij Hedda Gabler van Toneelgroep Amsterdam. De acteurs praatten niet, ze schrééuwden.

En dan die nadrukkelijke vormgeving. Ik heb erover gedacht om in de pauze weg te lopen, maar dat heb ik uit beleefdheid niet gedaan. Ivo van Hove vind ik erg goed hoor, begrijp me niet verkeerd. Hij regisseert bijna alleen maar goede stukken. Maar soms is er een uitzondering.

En dan vind ik het jammer dat ik juist die uitzondering dan gezien heb. Nu ik de komende maanden weer wat meer vrije tijd heb, hoop ik ook weer eens wat van hem te kunnen gaan zien.

“Ik zeg niet zo snel dat ik fan van iemand ben, maar ik ben fan van Micha Wertheim.

De laatste voorstelling die ik heb gezien was van hem: Iemand anders. Hij is zeer persoonlijk, geestig, vlijmscherp, filosofisch maar er zit ook een prachtige melancholie in zijn voorstellingen. Ik heb Ergens anders ook gezien, het eerste deel van het tweeluik. Bij die voorstelling was hij zelf niet aanwezig. Op het podium stond een stereotoren met een tafel en een printer. Eerst zag je de mensen denken: is hij er echt niet? En hij was er niet. Ik vond het briljant, maar er liepen ook mensen kwaad weg.”

Film

“We gaan eens per week met een groep mensen naar de film, waardoor ik de belangrijkste films die er door het jaar heen verschijnen wel zie. Laatst zijn we naar de documentaire over de schrijver James Baldwin geweest: I Am Not Your Negro. Prachtig gemaakt. Baldwin was een tengere zwarte man, die ook nog eens homoseksueel was. De film gaat over een nooit voltooid boek dat hij zou schrijven over zijn drie vermoorde vrienden Malcolm X, Medgar Evers en Martin Luther King. De maker van de film verbindt dat heel mooi met het racisme van nu. Genderbende van de pas aan de filmacademie afgestudeerde Sophie Dros vond ik ook een fantastische documentaire. Het gaat over een aantal mensen die noch man noch vrouw willen zijn. Ze spelen met hun identiteit. Er zit bijvoorbeeld een heteroseksuele jongen in die qua uiterlijk heel vrouwelijk is, maar wel naar het café gaat om met een biertje in de hand naar een voetbalwedstrijd te kijken. Doordat de scenes soms minutenlang duren en de camera niet beweegt, blijf je maar uitgedaagd worden om te kijken. Het is lang geleden dat ik zo’n goede documentaire heb gezien. En dan is het ook nog eens een debuut.

“Get out vond ik ook een indrukwekkende film. Het gaat over een donkere jongen die bij zijn kersverse schoonouders op bezoek gaat en daar met open armen wordt ontvangen. Langzamerhand komt hij erachter dat ze iets macabers met hem van plan zijn. De film krijgt zo op den duur alle kenmerken van een horrorfilm, maar dat is het niet – het gaat hier om de horror van de verziekte samenleving.

Die vermenging van maatschappijkritiek en horror is geniaal. Mijn favoriete film van de laatste jaren is Toni Erdmann (van Maren Abe), een Duitse film met Sandra Hüller in de hoofdrol. Het is geestig, warm, menselijk en realistisch. Het gaat over een man van in de zestig die een beetje mislukt is. Zijn carrière ging niet goed, zijn vrouw is bij hem weg en dan gaat zijn hond ook nog eens dood. Om opnieuw contact met zijn dochter te krijgen, die suggereert een succesvol leven te leiden als consultant voor een oliemaatschappij, reist hij haar achterna. Hij vermomt zich voortdurend, maar zij heeft al snel door dat hij het is en langzaam zie je haar ontdooien. Heel ontroerend, heel komisch ook, zonder dat het er dik bovenop ligt.

“Een film waar ik naar uitkijk is The Square, die dit jaar in Cannes de Gouden Beer heeft gewonnen, van regisseur Ruben Östlund. In zijn film Turist deed hij me door zijn statische shots en thematiek sterk denken aan de Japanse filmer Ozu. Allebei portretteren ze met lange shots het alledaagse familieleven. In Turist zien we een gezin op vakantie in de bergen. Als een lawine het terras waarop ze zitten dreigt te verwoesten, rent de vader weg. De lawine blijkt het terras echter te missen. Hij komt terug en doet alsof er niets aan de hand is, maar zijn vrouw en kinderen weten: papa heeft ons in de steek gelaten. En hoe ze dat verwerken, daar gaat de film over. De drie beste films die ik ken? Dat is lastig. Goede films zijn vaak films van mensen die je niet moet proberen na te doen. Die hebben zo goed begrepen wat een film moet zijn en wat je met een film kunt doen… Andrej Tarkovksi is zo’n regisseur. Zijn De spiegel en Stalker zijn verbazingwekkend. Of David Lynch met Blue Velvet en Mulholland Drive. Die laatste heb ik zes keer gezien en ik weet nog steeds niet hoe ik hem moet interpreteren. Toni Erdmann is toch ook wel mijn toptien van beste films binnengeslopen. Ik houd van deze films omdat ze van zo’n menselijkheid zijn, zonder de mens te idealiseren. De mens deugt niet, maar de pogingen van mensen om elkaar te bereiken, worden op een buitengewoon ontroerende manier gebracht.”

Verhoeff in het kort

Pieter Verhoeff (1938) is filmregisseur, documentairemaker en drievoudig Gouden Kalf-winnaar. Na in 1966 afgestudeerd te zijn aan de filmacademie, maakte hij films (onder andere Het teken van het beest, Nynke en Brief voor de koning), documentaires (over onder meer Peter van Straaten, Jan Siebelink en Tsjêbbe Hettinga) en deed televisiewerk – voornamelijk voor de VPRO. Op het Nederlands Film Festival in Utrecht gaan eind september twee producties van hem in première: de documentaire Echt Herman Koch en de speelfilm Tokyo Trial.