Spring naar de content

Eva Jinek keerde voor haar nieuwe programma De Verenigde Staten van Eva terug naar haar geboorteland. Daar kwam ze niet alleen veel te weten over het land, maar en passant ook over zichzelf. Een gesprek over streberigheid, casual seksisme en haar achtergrond als dochter van vluchtelingen. ‘Eigenlijk doe ik alles wat ik doe om mijn ouders trots te maken.’

Op de vraag of ze offers heeft moeten brengen voor haar carrière, vraagt Eva Jinek (1978) halverwege het gesprek gereserveerd: “Is dit de opmaat voor de vraag of ik een kinderwens heb?”

Dat is het niet. Verontschuldigend antwoord ik dat ik daar helemaal niet naar wil vragen. Dat ik die vraag niet eens heb opgeschreven. Dat ik het ook niet relevant vind.

“Ach schatje toch,” repliceert ze moederlijk, en ze schuift haar beide handen vergiffenis vragend naar me toe. Blijkbaar vindt ze het vervelend dat ze ervan uitgegaan was dat ik die vraag zou stellen. “Ik bedoelde het niet lullig. Maar ik zat thuis al te denken: wat moet ik op die vraag antwoorden, de volgende keer als iemand hem mij stelt? Ga ik daar een standpunt over innemen?”

Na een korte stilte: “Natuurlijk denk ik er weleens over na: is het zo dat ik geen kinderen heb omdat ik mijn carrière voor heb laten gaan? Ik ervaar dat niet zo, het is er gewoon niet van gekomen. Maar waarom ik je daarnaar vroeg: elk interview wordt mij er vroeg of laat wel naar gevraagd. Waarom stellen ze mannen die vraag niet? Ik vind het ook een heel brutale vraag. Ik zou zoiets nooit aan een vrouw durven vragen. Stel je voor dat ik zou zeggen: ik heb geen baarmoeder, ik kan geen kinderen krijgen, en daar huil ik elke nacht om. Of: ik ben er al vijftien jaar mee bezig, maar het lukt niet. Dan voel je je toch verschrikkelijk? Dan denk je toch: hoe heb ik iets dat zo privé is aan haar kunnen vragen?”

Het is een zomerse maandagochtend in de bar van Hotel Beethoven in Amsterdam. Het is er rustig. Met een ochtendschorre stem bestelt Eva Jinek – onberispelijk als altijd – een dubbele espresso en een spa rood. Het tafeltje waaraan we plaatsnemen kijkt uit op een filiaal van kledingzaak Pauw. Het zal wel toeval zijn.

In je talkshow zei je laatst: “Mensen die na 1980 zijn geboren, dat zijn baby’s.”

Licht gegeneerd: “Dat is waar, ja.”

Waarom?

“Ach, dat is maar een grapje van mij. Mijn broer, mijn beste maat, is uit 1980. Ik voel me zo jong dat ik me verbaas over het feit dat heel serieuze mensen die heel mooie, serieuze dingen doen, zo jong kunnen zijn. Zoveel jonger dan ik. En dan realiseer ik me dat ik dus niet meer een baby ben, haha. Het is ook een verlaat besef van ouder worden.”

Ik ben van 1992.

Met grote ogen: “Echt?” Vlak voordat ze een slok van haar koffie neemt, zegt ze schertsend: “Dan ben jij een embryo.” De verhoudingen zijn meteen duidelijk.

Jinek heeft de gave je het gevoel te geven dat je een lang verloren vriend bent die ze na jaren weer eens ziet. En andersom voelt dat net zo – de soms wat afstandelijke vrouw van televisie is in geen velden of wegen te bekennen in de nieuwbakken vriendin die je zojuist hebt ontmoet.

Eva Jinek werd in 1978 geboren in Tulsa, Oklahoma. Elf jaar later kwam ze met haar ouders en broertje naar Nederland. Van haar eerste dag in Nederland herinnert ze nauwelijks iets. “Ik kwam op 1 november 1989 aan in Nederland. Dat weet ik, omdat op 31 oktober Halloween wordt gevierd in Amerika. Een vriendinnetje van me gaf een feest en iedereen uit mijn klas ging ernaartoe. Ik was elf en had er lang naar uitgekeken, maar door die verhuizing kon ik daar dus opeens niet meer heen. In een verwend first world child’s life een major issue.”

Haar ouders kozen er bewust voor om haar en haar broer niet op een internationale school te zetten. De beste manier om je je in een land thuis te laten voelen is door erin op te gaan. Hup, het diepe in. Haar eerste schooldag herinnert ze zich nog wel levendig. “Ik kwam terecht in groep acht en werd meteen vooraan in de klas gezet, en het eerste wat we gingen doen was een dictee maken. Ik kende nog geen woord Nederlands. Ik zei na de eerste zin tegen de meester: ‘Het spijt me, maar ik versta gewoon niet wat u zegt.’ Waarop hij zei: ‘Dat maakt niets uit. Luister naar de klanken en schrijf op wat je hoort.’ En toen begon ik te huilen.”

Quick and dirty, dat was de methode.

“Achteraf bezien is het heel slim wat hij heeft gedaan. Zo leer je als kind de taal wel heel snel. Maar wat had ik een medelijden met mijzelf. Ik hield van lezen en schrijven – dat was een beetje mijn trots – en dan kom je op een plek waar je helemaal onthand bent. Je kunt geen grap maken, je kunt geen vrienden maken, je begrijpt niets van wat de meester zegt. Als je iemand zijn taal ontneemt, dan ontneem je hem zijn identiteit. Er blijft gewoon niets van je over.

“Maar op die leeftijd ben je zo flexibel, zowel in je brein als in je tong, dat je een nieuwe taal heel snel oppikt. Ik kan me herinneren dat ik na een week of zes het woord ‘toen’ ging gebruiken. Dat was een major mijlpaal voor mij: ik kon opeens een volgorde aanbrengen in de verhalen die ik vertelde. Na een maand of drie kon ik al aardig meepraten met de rest. Uiteindelijk hebben ze me wel een klas teruggezet, want de Cito-toets kwam eraan en ik kon niet lezen of schrijven. Maar toen ik het jaar daarop de Cito-toets deed, kreeg ik gymnasiumadvies. Dus toen was ik er weer bij.”

Je zegt het met enige nadruk: ‘gymnasiumadvies’. Ben jij zo’n strebertje?

“Zo bedoel ik dat niet. Maar ik ben wel een streberig persoon, ja. Als kind al. Mijn ouders zijn ook zo ambitieus. Ze hebben altijd expliciet tegen me gezegd: ‘Je kunt alles bereiken wat je wilt, maar dan moet je er wel iets voor doen.’ De lat lag hoog.

‘Als je iemand zijn taal ontneemt, dan ontneem je hem zijn identiteit. Er blijft gewoon niets van je over.’

Een Tsjechische opvoeding is wat dat betreft misschien ook wel iets strenger dan een Nederlandse opvoeding. Je moet altijd beleefd blijven. Je moet altijd in de plooi blijven. Je moet altijd je best doen. Dat ik op de middelbare school wiskunde niet onder de knie kreeg, was dan ook echt een teleurstelling.”

Is die drang om je ouders trots te maken ooit verdwenen?

“Nee. Sterker nog: ik denk dat de drang om mijn ouders trots te maken misschien wel de belangrijkste drive is om te doen wat ik doe.”

Ze is even stil. Dan, in alle ernst: “Mijn ouders wonen in een land waar ze niet vandaan komen. Mijn broer en ik zijn de enige familie die ze hebben. Natuurlijk voel ik daardoor een soort verplichting om mijn ouders gelukkig te maken en trots te laten zijn. Ik heb wat dat betreft het gevoel dat ik iets goed te maken heb.”

De ouders van Eva Jinek verlieten hun geboorteland Tsjecho-Slowakije in de nadagen van de Praagse Lente (1968). Ze verlieten huis en haard met het idee: binnen drie maanden komen de West-Europeanen of de Amerikanen ons wel van die communisten bevrijden, en dan keren we weer terug. Maar dat gebeurde niet. Ze strandden in Nederland. “Ik denk dat ze, als ze geweten hadden dat ze nooit meer naar huis zouden terugkeren, het niet aangedurfd hadden om te vertrekken.”

Na tien jaar besloten ze opnieuw te verhuizen. Ditmaal de grote plas over naar Amerika. Haar vader was afgestudeerd in de financiering van oliepijpleidingen en was op zoek naar een plaats waar ze zijn expertise konden gebruiken. Ze kwamen terecht in Tulsa, Oklahoma. “Ik denk dat je als je nu googelt op ‘Tulsa’, je wel twee keer bedenkt of je daar wel heen wilt.

Maar toen was het veel avontuurlijker.

Toen wist je helemáál niet waar je terechtkwam.”

Zou je zelf ergens opnieuw durven beginnen?

“Durven, zeker. Maar ik zou dat nu niet doen. Ik heb alles hier. Mijn familie, mijn vrienden, mijn carrière… Ik was net zes weken in Amerika voor mijn nieuwe programma en toen ik terugkwam herkende mijn neefje mij al niet meer. Voor zo’n klein mensje is zes weken natuurlijk ook ontzettend lang. Hij zette zijn eerste stapjes toen ik weg was. Vreselijk vond ik het dat ik daar niet bij was. Ik zou niet bereid zijn om dat offer te brengen om naar het buitenland te vertrekken.

“Maar voor mijn ouders was dat toen anders. Mijn ouders zijn heel ondernemend. Heel autonoom. Ze hebben geen familie waar ze op terug kunnen vallen. Ze hebben alleen elkaar. Mijn vader zegt altijd: ‘In een relatie moet je, als je wilt dat het werkt, altijd bezig zijn met het volgende avontuur dat je samen gaat beleven. Dat kan van alles zijn: een huis kopen, in het buitenland wonen, een kind krijgen… Maar je moet altijd op zoek zijn naar iets dat je samen kunt meemaken. Gedeelde ervaringen. Dat is het cement van een relatie.’ Dat vind ik wel een mooie les. En het werkt: mijn ouders zijn al bijna een halve eeuw gelukkig met elkaar.”

Je bent een kind van vluchtelingen. Merk je daar nog weleens iets van?

“Ik word er af en toe aan herinnerd. Vooral als ik met mijn ouders ben. Om een voorbeeld te geven: ik was aan het verhuizen, en zij waren aan het klussen in mijn huis. Toen we aan het eind van de rit alles gingen opruimen, lag er zoals altijd bij een verhuizing ergens een afgeknipt elektriciteitsdraadje op de grond. Mijn eerste reflex is dan: meteen weggooien. Maar mijn vader pakte het op en stak het in zijn zak. Ik zei: ‘Alsjeblieft, doe dat niet. Gooi dat draadje nu toch eens weg.’ En toen werd hij een beetje boos. Hij zei: ‘Je begrijpt het niet. Als je eenmaal vluchteling bent geweest, weet je nooit wat je hebt. Behalve dat wat je meeneemt.’ Dus beneden in de kelder van hun huis ligt het vol met dit soort voorwerpen. De grap is natuurlijk dat ik, als mijn lamp kapot is of een nieuw stekkertje nodig heeft, altijd bij mijn vader terechtkan voor een onderdeel en dat hij dat dan ook altijd heeft. En ik snap zijn reactie ook wel. Mijn ouders hadden niets toen ze in 1968 vanuit Tsjechië naar Nederland kwamen. Ze hadden de kleren bij zich die ze aan hadden, 43 dollar die ze van hun ouders hadden gekregen en dat was het. Als je helemaal niets hebt gehad, kijk je anders naar die spullen. Ik ben materieel en immaterieel verwend, al mijn hele leven.”

Heb je er ook weleens nadeel van ondervonden? Is er iets waarvan je zegt: dat hadden mijn ouders anders moeten doen?

Resoluut: “Ze hadden nooit Nederlands met ons moeten praten. Hun ideologie is altijd geweest: we willen dat onze kinderen zich thuis voelen in het land waarin ze leven, dus we gaan de taal van dat land met ze spreken. Maar hoe goed en lief hun bedoelingen ook waren, dat is natuurlijk een kapitale vergissing geweest. De taal die je perfect spreekt is de taal die je aan je kinderen moet leren. Als ik ergens last van heb gehad dan is het dat. In Amerika spraken ze tegen ons Engels met een Nederlands-Tsjechisch accent, in Nederland spraken ze Nederlands met ons met een Tsjechisch accent en af en toe wat Engelse woorden er tussendoor. Maar nu zouden ze dat anders hebben gedaan. Tegen mijn neef, het kind van mijn broer, spreken ze Tsjechisch. Dat druk ik ze ook op het hart. De taal die je het best spreekt, accentloos, leer je aan het kind.”

Het moet voor jou – iemand die de Nederlandse taal lange tijd niet machtig was – een behoorlijke overwinning zijn geweest toen je voor het eerst het Journaal mocht presenteren op de nationale televisie.

“De eerste keer dat ik het Journaal mocht presenteren was een heel belangrijk moment voor mij. Echt heel belangrijk. Dat ík na al die jaren op het punt was aangekomen dat ik op nationale televisie het Journaal mocht voorlezen. Daar zit heel veel motivatie achter. Dat gevoel dat ik in de eerste maanden in ons land had, het gevoel dat ik de taal niet machtig was, had ik nu voor eens en voor altijd bedwongen. Die uitzending was een soort fysiek bewijs voor mijn ouders: kijk, ik ben goed terechtgekomen.”

Heb je daar weleens aan getwijfeld dan?

“Nou… Tijdens mijn afstudeerperiode (Amerikaanse geschiedenis in Leiden – red.) wist ik niet goed waar ik heen wilde. Ik vond de studie wel leuk, maar ik vond de dingen buiten mijn studie nog veel leuker. Ik heb veel lol gehad in die tijd. Als je geen doel weet te formuleren, blijft het allemaal een beetje diffuus. Ik had geen idee welke kant ik op wilde, behalve dat ik wilde afstuderen met minimaal een acht voor mijn scriptie. Meer wist ik niet.

Tot ik op de website van de universiteit een stagevacature zag bij toenmalig NOS-correspondent Charles Groenhuijsen in New York. Ik dacht: yes, that’s my ticket out. Mijn vader zei: ‘Allemaal prima, maar je bent afgestudeerd als je terugkomt.’ Ik heb werkelijk alle studieboeken meegesjouwd de oceaan over, geen seconde ingekeken, en toen ik na zes maanden terug was, ben ik binnen drie weken afgestudeerd. Want toen wist ik wat ik wilde doen.”

Daarna ging het eigenlijk als vanzelf. Na haar stage werd ze aangenomen als buitenlandredacteur bij de NOS. In 2008 mocht ze voor het eerst zelf voor de camera. Nieuwslezen. In 2010 zou ze aanvankelijk met Twan Huys het actualiteitenprogramma Nieuwsuur presenteren. In diezelfde periode kreeg ze een relatie met advocaat Bram Moszkowicz, waardoor haar journalistieke onafhankelijkheid in het geding kwam. Jinek besloot van de baan af te zien.

In de week dat Bram Moszkowicz van het tableau werd geschrapt, werd ook bekend dat jullie relatie voorbij was. Had dat iets met elkaar te maken?

“He-le-maal niets. Onze relatie was toen al een tijd voorbij, alleen kwam het die week toevallig in het nieuws.”

Maar ik kan me voorstellen dat zo’n smetje op het blazoen van je partner je als ambitieuze journaliste ook niet helemaal goed uitkomt.

“Ik zou nooit, maar dan ook nooit, mijn carrière verkiezen boven mijn relatie. Het feit dat ik mijn baan bij Nieuwsuur, de mooiste baan die ik me toen maar kon wensen, heb opgegeven voor mijn relatie, zegt denk ik wel genoeg.”

Tegenwoordig is ze een van de vaste gezichten van KRO-NCRV. Voor haar nieuwe programma – de zesdelige reisserie De Verenigde Staten van Eva – is ze aan de vooravond van de presidentsverkiezingen opnieuw terug in het land waar het voor haar twee keer begon. In een journalistieke en persoonlijke roadtrip reist ze van west naar oost, op zoek naar het land uit haar jeugd. En misschien ook wel naar de jeugd zelf.

‘Ik zou nooit, maar dan ook nooit, mijn carrière verkiezen boven mijn relatie.’

Ze bracht een bezoek aan haar oude school – een privéschool in Washington DC.

“Ik vroeg aan de nieuwe directeur van de school, een vrouw: ‘Wat doen de meeste kinderen die van deze school komen?’ Ze zei: ’99 procent studeert af.’ Dus ik zei: ‘Ja, maar wat doen ze dan?’ Ze antwoordde:

‘Dat is helemaal niet belangrijk. Wij leren kinderen wie ze zijn en wat ze aan deze maatschappij kunnen bijdragen.’ Sociaal activisme noemt ze dat. Ze vragen niet wat je later wilt worden, maar wat je later wilt bijdragen aan deze maatschappij. Hoe je de wereld tot een betere plek gaat maken.

“Toen ik daar weer rondliep kwamen er allemaal herinneringen boven. Het was alsof ik in een soort poppenhuis rondliep – want in mijn herinnering was alles natuurlijk heel groot. Maar ik herkende veel. De vloerbedekking, de boeken die overal en nergens lagen, het handgeschreven bord met daarop de tekst: ‘Als ik voor een groep sta, doe ik de volgende dingen: ik sta rechtop, ik kijk de mensen aan en ik spreek duidelijk.’ Dat wordt dus geleerd aan kinderen van vier. Ik herinnerde me opeens dat zij mij dat ook allemaal geleerd hebben. Dat: ontplooi je talenten, word de beste, draag wat bij aan de samenleving – dat zit er bij mij natuurlijk ook in. En nu weet ik waar dat vandaan komt.

Ik herinnerde me opeens ook weer dat wij in fifth grade de Odyssee en de Ilias lazen. Je zou denken dat dat vrij hoog gegrepen is van kinderen van elf jaar oud, en dat is het ook, maar hun filosofie is: stel maar aan bloot, ze krijgen er altijd iets van mee. Halverwege het jaar was er al een wedstrijd: wie mag wat voorlezen in de klas. En iedereen mocht meedoen. Ik vond dat als kind natuurlijk helemaal te gek. Dat zijn cadeautjes in je opvoeding die bijdragen aan wie je wordt.”

Je hebt nog een Amerikaans paspoort, toch?

“Ja.”

Weet je al op wie je in november gaat stemmen?

“Zeker.”

Laat me raden.

“Normaal vind ik dat je als journalist niet moet vertellen op wie je stemt, maar in dit geval zou ik er niet mee kunnen leven dat mensen denken dat ik misschien op de andere kandidaat stem. Dus ik stem op Hillary. Als het goed is, komt er straks een generatie van Amerikaanse meisjes die het heel vanzelfsprekend vinden dat er een vrouwelijke president is. Dat vind ik een mindblowing gedachte.”

Bert Wagendorp schreef laatst in de Volkskrant: we leven straks in een femocratie. Amerika, Engeland, Duitsland… De vrouwen komen langzamerhand aan de macht.

“Voor een vrouw is dit echt de beste tijd waarin je ooit geleefd kan hebben. Ik ervaar dat tenminste zo. Ik heb nog nooit in mijn carrière last ervan gehad dat ik een vrouw ben. Ja, natuurlijk krijg ik commentaar op mijn benen en Jeroen Pauw niet, maar so be it. En anderzijds denk ik ook niet dat ik mijn baan te danken heb aan het feit dat ik vrouw ben. Als er een man was geweest die een betere talkshowhost is dan ik, dan had hij nu een talkshow gehad.” Vanaf volgend jaar is haar latenight-talkshow Jinek zes maanden per jaar te zien. De andere zes maanden worden gevuld door Jeroen Pauw. Op de vraag wat ze ervan vond dat haar talkshow deze zomer helemaal niet te zien was:

“Dat was natuurlijk niet zo leuk. Een publieke omroep hoort een latenight-praatprogramma te hebben, ook in de zomer. Ik zeg het natuurlijk deels ook uit eigenbelang, maar ik vind het fijn dat het nu zo geregeld wordt.”

Heb je het idee dat je, omdat je een vrouw bent, beter je best moet doen dan bijvoorbeeld Jeroen Pauw?

“Jeroen is natuurlijk gearriveerd en gevestigd, die doet het al zo lang, daar is geen discussie meer over mogelijk. Maar ik vind wel… Dit is het hoofdsegment van deze tak van sport. Als je met de grote jongens mee wilt spelen, moet je ook verwachten dat je dezelfde klappen krijgt. Soms ben je net een ingevet eendje en glijdt het van je rug. Een andere dag zit je er de hele dag over na te denken en flikkert dat ene negatieve zinnetje als een neonlicht in het donker in je hoofd. Maar dit werk doen is omgaan met dat soort beoordelingen. Iedereen krijgt kritiek. Alleen staat het bij mij in de krant. Het enige wat mij daaraan stoort is dat het bovenmatig vaak over uiterlijkheden ging.”

Ging?

“Ik heb wel het idee dat het minder is geworden. Mijn benen zitten tegenwoordig onder tafel. Dat ruimt lekker op. Kunnen ze daar al niets meer over zeggen. En mensen moeten altijd wennen aan iets nieuws. Dat kost tijd. Ik heb het nu zes maanden gedaan. Als de kritiek dan op een gegeven moment niet meer gaat over hoe je eruitziet, weet je dat je programma ertoe doet.”

Frustreert dat je ook niet, dat het bij jou altijd om bijzaken moet gaan? Is het niet je uiterlijk dan is het wel je liefdesleven.

Terwijl ik de vraag stel, kijkt ze met priemende ogen de caféruimte in. Dan: “Mijn seksleven?”

Nee, je liefdesleven.

“Oh, maakte ik er zelf seksleven van?”

Schaterlachend klapt ze in haar handen. “Ha!”

Dan: “Ik weet gewoon dat het erbij hoort. De vraag is nu alleen: hoe ga ik ermee om? Mijn laatste twee relaties waren met mensen die ook bekend waren. Dan kun je (a) niet geheim houden, en (b) het wordt heel krampachtig om daar niets over te zeggen. Voor mezelf denk ik dan: ontspan je, het is niet zo’n big deal, ik kan er best wat over zeggen. Maar alles wat je zegt bereikt het publiek, en alles wat je zegt neemt de intimiteit weg uit een relatie, en alles wat je zegt belandt in de knipselmap en komt de rest van je leven terug. Maar ook daar ben ik wijzer in geworden. Ik zou er nu niet zo snel meer over praten.

“Klein voorbeeld: toen het net uit was met Freek, ging ik boodschappen doen in de Albert Heijn. Dat was toen net in de periode van Freek Vonk-dierenplaatjes. Dus dan loop je de winkel binnen, zie je opeens een levensgroot kartonnen bord van Freek. Oké. Even later reken ik af en vraagt het meisje achter de kassa aan mij: ‘Spaart u ook Freek Vonk-dierenplaatjes?’ De hele rij achter mij hield de adem in. Iedereen wist dat het net uit was, behalve dat arme meisje. Dus ik zeg: ‘Nee, dankjewel.’ En de hele rij slaakte een soort zucht van verlichting. Dat is, ook omdat ik nog steeds goed bevriend ben met Freek, natuurlijk grappig. Het leek wel een filmscène. Maar het is ook wel heel bloot. Dat iedereen in de supermarkt weet dat je relatie net uit is. Dat is gewoon heftig.”

Lees je weleens wat mensen op internet over je schrijven?

“Ik zit niet op sociale media. Ik kies ervoor om dat niet tot mij te laten komen. Maar als ik de redactie op loop, weet ik wel dat iedereen al die bagger over mij gelezen heeft. Want zij kijken wel.

‘Ik ben materieel en immaterieel verwend, al mijn hele leven.’

Ik vind die bagger in- en intriest. Dat is echt armoede. Vaak is het ook iets wat ik casual seksisme noem. ‘Zo erg is het toch niet dat we wat zeggen van haar jurkje?’ Nou, als het resultaat is dat topvrouwen niet in een programma willen komen, is dat wel erg.” Ze gaat iets anders zitten, leunt iets meer naar voren.

Is dat zo dan?

“Ik ken genoeg vrouwen in topposities die geen zin hebben om in een talkshow aan te schuiven omdat ze zeggen: ik ben serieus met mijn werk bezig, ik zit vijftig minuten in een talkshow en ik krijg een stortvloed aan bagger over mijn kapsel, mijn jasje en mijn make-up over mij heen, ik behoef dat soort oppervlakkige onzin niet. Dat is natuurlijk tragisch.”

Ik hoeverre kun jij in dit soort kwesties kleur bekennen? Ik neem aan dat je als talkshowhost zo objectief mogelijk probeert te blijven.

“Natuurlijk houd ik me weleens in. Ik weet dat het live is en dat ik niet in mijn woonkamer zit te geiten. En ik weet ook dat een opmerking voor mij en mijn gasten serieuze implicaties kan hebben. Ik denk altijd na over wat ik zeg. Het lijkt me heerlijk om totaal ongeremd en onbevangen aan tafel te zitten, maar ik denk dat ik dan vaak in de problemen kom. Maar in dit geval… Ik ben een uitgesproken feminist en ik spreek me altijd uit als feminist. Dat komt denk ik omdat ik zo ben opgevoed. Mijn vader noemt zichzelf ook een feminist. Het is alleen wel zo dat, als je in interviews te vaak je eigen stokpaardjes benadrukt, mensen dat ook meenemen op het moment dat je aan tafel over iets praat. Maar bij dezen neem ik dat voor lief. Kijk, ik ga niet zeggen wat mijn politieke voorkeur is. Maar in dit geval kan ik aan tafel misschien een bijdrage leveren aan de bewustwording van seksisme door het bespreekbaar te maken. Ik denk dat het probleem vooral is dat mensen zich er niet bewust van zijn. Daarom moet je het benoemen. En ik kan dat gesprek faciliteren.”

En jonge meisjes inspireren.

“Natuurlijk. Ik hoop dat er meisjes van vijftien, zestien zijn die nu denken: Jeroen heeft een talkshow, Humberto heeft een talkshow en Eva heeft een talkshow – dus ik kan later ook een talkshow krijgen als ik dat wil. Maar ik heb dat nooit als doel gehad. Het is misschien een doel geworden.” /

De zesdelige serie De Verenigde Staten van Eva is vanaf 25 augustus iedere week om 22.30 uur te zien op NPO 1.

Jinek in het kort

Eva Jinek (Tulsa, 1978) groeide op in Washington D.C. Op haar elfde verhuisde ze naar Nederland.

Na een studie Amerikaanse geschiedenis aan de Universiteit Leiden en een stage op de NOS-redactie in New York, ging ze in 2004 aan de slag als buitenlandredacteur voor dezelfde omroep.

Later presenteerde ze NOS op 3 en het reguliere Journaal. In 2011 stapte ze over naar WNL, waar ze het ontbijtprogramma Vandaag de dag (met Merel Westrik) en Eva Jinek op Zondag presenteerde. Sinds 2013 is Jinek verbonden aan KRO-NCRV. Voor deze omroep presenteert ze onder meer de talkshow Jinek – vanaf 2017 zes maanden per jaar te zien – en vanaf 25 augustus de zesdelige reisserie De Verenigde Staten van Eva.

Onderwerpen