Spring naar de content
bron: paul tolenaar

‘Reizen is een soort weglopen’

Oorlogsverslaggever Arnold Karskens, reisschrijfster Iris Hannema en VVD- Europarlementariër Hans van Baalen reizen alle drie de wereld over voor hun werk. Een enerverend gesprek over een omhelzing van Arafat, een barre tocht op een tonijnboot, onverwachte ontmoetingen, eenzaamheid en lichamelijke ontberingen. ‘Ongesteld zijn in de woestijn, hoe doe jíj dat?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nathalie Huigsloot

He told us there were five rules for successful travel. Never eat in any restaurant called ‘Mom’s’. Never play poker with anyone called Doc. Get your laundry done at every opportunity. Never refuse sex.And order any dish containing wild rice.

James A. Michener, zoals geciteerd in Het bitterzoete paradijs van een ontembare wereldreizigster van Iris Hannema

Kunnen jullie je in deze vijf regels voor succesvol reizen vinden?

Hans van Baalen: “Hmm, never refuse sex? Daar moet je als politicus wel een beetje mee oppassen. Maar voor de rest klopt het wel. Je moet in ieder geval altijd snel je kleren laten schoonmaken, waar je ook bent.”

Arnold Karskens: “Tegen mot en rot.”

Iris Hannema: “Ik was het onder de douche. Ondergoed kun je daar prima wassen met een beetje douchegel.”

Van Baalen: “Ik reis altijd zo licht mogelijk. Ik neem twee of drie overhemden mee, dus als je ergens bent, moet je die al vrij snel laten wassen.”

Pakt u zelf uw koffer? Of doet uw vrouw er drie stijf gestreken overhemden in?

Van Baalen: “Het strijken laat ik over aan de stomerij en mijn koffer pak ik zelf, dan weet ik zeker dat mijn koffer niet helemaal is volgepakt. Als mijn vrouw voor mij zou pakken, krijg ik twee koffers mee. Maar ik wil zo min mogelijk meeslepen. Mijn creditcard, paspoort en een schone onderbroek, meer heb je niet nodig.”

Karskens: “Ik ben het met alle regels oneens, behalve die over je was vaak laten doen. ‘Never eat in any restaurant called ‘Mom’s’ is gewoon niet waar, juist in die heel kleine tokootjes kun je heel goed eten.”

Hannema: “Maar ze bedoelen ermee dat als er ‘Mom’s’ op staat, het eigenlijk een keten van de Mcdonald’s is.”

Karskens: “Dat geloof ik niet. Nee, ik zie juist heel graag hoe het eten wordt klaargemaakt. Ik vind het prettig als ik precies kan zien wat ze erin doen, hoe schoon het is. En over ‘Never play poker with someone called Doc’: je moet sowieso nooit poker spelen. Ze plukken je in één keer helemaal kaal.”

En hoe sta jij tegenover ‘Never refuse sex’?

Karskens: “Ik heb het zelf wel veel aangeboden gekregen. Zeker als je in bepaalde dictatoriale landen bent, word je gedwongen in bepaalde hotels te slapen, en dan komen er altijd van die vrouwtjes aan je deur. En dan weet je honderd procent zeker dat eerst de chef van de geheime dienst eroverheen is gegaan, en dan zuigen ze jou er letterlijk in.”

Hannema: “Als ik de regel never refuse sex letterlijk zou nemen, liep het de spuigaten uit.”

Karskens: “Hoe vaak word je gevraagd voor seks?”

Hannema: “Ik word nooit zo direct gevraagd voor seks, maar het wordt wel vaak geïmpliceerd. Dat heeft er wel voor gezorgd dat ik nooit alleen naar een bar ga. Want veel mannen in het buitenland denken als je alleen bent dat je dus op zoek bent. Ik heb in de loop der tijd geleerd om niet te aardig te zijn. Ik geef mannen bewust vaak geen hand.”

Karskens: “In mijn jonge jaren heb ik wel toevallige ontmoetingen gehad met vrouwen, maar toen was ik een soort avonturier. Nu ben ik een reiziger met een doel.”

Van Baalen: “Als student ga je ergens naartoe en zie je wel wanneer je geld op is en je terugkomt, dat is de grote vrijheid. Maar nu plan ik net als Arnold de reis en wil ik op tijd terug zijn om mijn zoon en mijn vrouw te zien, dus nu reis ik echt heel efficiënt. Dat maakt het minder leuk natuurlijk.”

Karskens: “Ik weet niet of het minder leuk is. Dat gewoon reizen en kijken waar je uitkomt, is een tijdje leuk, maar op een gegeven moment geeft het toch een bepaalde leegte. Ik ga alleen nog maar op pad als ik zeker weet dat ik iets naar boven kan krijgen. Als ik bijvoorbeeld een verslag maak over de vluchtelingen die hierheen komen, vind ik het niet erg om alleen te zijn. Terwijl ik het geen dag zou uithouden als ik dat voor vakantie zou moeten doen, ook al zit ik op een prachtig eiland in Griekenland.”

Hannema: “Ik zou ook niet doelloos kunnen reizen. Op vakantie ga ik nooit.”

Van Baalen: “Uit die tijd dat ik student was, heb ik wel geleerd hoe je kunt onderhandelen. Hoe je voor weinig geld veel kunt zien, lokaal kunt eten, dat vond ik leuk. Mijn vrouw vindt dat lastig, want ik probeer het in onze vakanties ook te doen. Dan roep ik in Thailand: ‘Hé, daar is een leuk eethuisje,’ maar zij is altijd bang dat je ziek wordt.”

ARNOLD KARSKENS: ‘Je kunt alleen gelukkig reizen als je ergens je roots hebt liggen.’

Karskens: “In het begin is alles nieuw, en loop je als een jong hondje door de wereld. En stoot je overal je snuit tegenaan. Maar nu ben ik blij dat ik een doel heb, zoals jagen op oorlogsmisdadigers of op een bootje met vluchtelingen springen. Je komt ze weleens tegen die…”

Hannema: “Doellozen.”

Karskens: “Ja. Die nooit meer een thuis kunnen vinden. Daar moet je erg voor oppassen, want dan maakt reizen je helemaal niet gelukkig.”

Hannema: “Als je moet reizen om gelukkig te zijn, ben je al over een grens heen.”

ARNOLD KARSKENS: ‘Je kunt alleen gelukkig reizen als je ergens je roots hebt liggen.’

Hoe komt het dat je nooit meer een thuis kunt vinden als je te veel reist?

Hannema: “Je raakt echt ontworteld. Als je heel lang weg bent van je eigen land, wordt je thuisland je paradijs. Maar als je dan eindelijk terugkomt, is het er niet meer zoals het was. Je ouders zijn dood, je hebt er geen vrienden meer, dus daar is het paradijs ook niet. En dan heb je het nooit gevonden.”

Karskens: “Ik zeg ook tegen mijn oudste dochter, die nu aan het reizen is door Australië, Azië en Europa: ‘Maak het niet langer dan anderhalf, twee jaar. Want je moet zorgen dat je een basis houdt. Je kunt alleen gelukkig reizen als je ergens je roots hebt liggen.”

Hannema: “Écht opladen kan eigenlijk alleen maar in Nederland.”

Van Baalen: “Ik vind het heerlijke van reizen juist dat je kan zeggen: ik ben nu

Vier dagen onderweg. Dan stel ik mijn voicemail zo in dat er een sms’je terugkomt met: ‘onbereikbaar’.

Hannema: “Hans van Baalen zit nu in het zwembad. Spreekt u na de piep uw bericht in.”

Van Baalen: “Dat vind ik heerlijk. Als ik voor mijn werk in Sri Lanka ben, waar ik het ook heel druk heb, voel ik een enorme vrijheid. Maar ik ben het met Iris en Arnold eens: dat is alleen maar zo omdat je ergens vandaan komt waar je je thuis voelt. Dat is niet zo als je een wereldreiziger bent die geen thuis heeft.”

Zouden jullie afkickverschijnselen krijgen bij een nieuwe baan waarvoor je niet veel hoeft te reizen?

Van Baalen: “Dat zou best kunnen. Hoe druk ik het ook heb, reizen geeft mij rust. Zeker als je met een langzaam vervoermiddel reist, zoals de trein. Dat vind ik heel prettig. Ik vind het ook helemaal niet erg om ergens twee uur te moeten wachten, want je ziet dingen, je denkt over dingen na. Bij mij heeft de nieuwsgierigheid naar andere landen er altijd al in gezeten. Als kind al vond ik niks leuker dan in de Bosatlas bladeren.” Karskens: “Ik kom van de boerderij, dus wij gingen nooit op vakantie. Ik moest mijn fantasie echt halen uit boeken over andere landen, zoals die van J. Slauerhoffen A. Den Doolaard.”

Je citeert in je nieuwste boek Help, er staat een terrorist in de keuken een Amerikaanse romancier die schrijft: “Als je ziet dat het leven waardeloos is, dan pleeg je of zelfmoord of je gaat reizen.”

Hannema: “Ha, dat vind ik wel een goeie.

Het impliceert dat reizen een soort van weglopen is. En dat klopt ook wel. Het is zoeken naar iets wat je thuis niet kunt vinden.”

Karksens: “Ja, maar volgens mij appelleert dat aan het meest elementaire van de mens: die is altijd op zoek naar betere jachtgronden. Je bent altijd aan het kijken of het gras ergens aan de andere kant van de heuvel groener is. Ik denk ook dat het een heel goed instinct is van de mens, om te kijken waar het beter is. En dan toch weer terug naar huis komen en denken: nou, het is hier zo slecht nog niet.”

Hannema: “Dat citaat zegt dat het voort komt uit ontevredenheid. Je wilt iets anders, je wilt kijken of het daar beter is. En dat herken ik bij mezelf heel erg; zo ben ik begonnen met reizen. Ik wilde weleens kijken of het nog een beetje spannender kon worden.”

Van Baalen: “De situaties die zich op reis voordoen, zijn ook spannender. Je ontmoet mensen die je anders niet zou hebben getroffen. Zo stond ik eens in de lift met Lech Walesa. Het was niet zo’n goede lift, dus dat duurde wel even, waardoor we aan de praat raakten. Daarna hebben we koffie gedronken.”

Denken jullie dat jullie karakter vervormd is door al dat reizen?

Van Baalen: “Ik denk verbeterd, maar niet vervormd. Wie reist, moet openstaan voor mensen. Je moet snel het ijs breken, want je bent er maar kort. Dan moet je geen vooroordelen hebben, maar uit het moment halen wat erin zit. En dat is fantastisch leuk. Je hebt ook maar één kans.

Je kunt nu die vraag stellen, of die persoon nooit meer zien. Dus ik heb het van het begin af aan fantastisch gevonden om te reizen.”

Karskens: “Je wordt alleen maar bevestigd in je vooroordelen met dat reizen, vind ik.” Hannema: “Bij mij worden vooroordelen vaak juist ontkracht. Ik reisde in mijn eentje door het Midden-Oosten, van Tel Aviv naar India, en dat heeft me de ogen wel geopend. Iran, Irak, Libanon, dat klonk eng. Maar ik werd heel anders behandeld dan ik had verwacht. Daardoor werd ik me ervan bewust dat ik naar mijn eigen gevoel moet luisteren. En niet naar de verhalen die je hoort. Als je maar goed je intuïtie volgt en

Erbij blijft, kun je overal naartoe reizen. Terwijl ik eerst dacht: in Irak kun je niet alleen reizen, bleek dat toch te kunnen.

Men ging zo prettig met mij om. Ik stond in Beiroet, kon een busje pakken, ging de grens over en toen stond ik in Damascus. Dat vond ik geweldig.”

Karskens: “Ongesteld zijn in de woestijn, hoe doe jíj dat?”

Hannema: “Dat is nou nog eens een goede vraag. Dat is heel lastig. Tip één: altijd zelf tampons meenemen, want die kun je nergens kopen. En ten tweede, het is wel erg, maar je moet ze toch maar ergens achterlaten in de woestijn. Zo doe ik dat. Maar dan mijn vraag aan jou: was het vroeger nou leuker? Gebeurde er vroeger meer?” Karskens: “Nou, ik heb die Koude Oorlog meegemaakt. Toen had je heel duidelijk een goede en een slechte kant. En de rebellen die aan jouw kant stonden, beschermden je. Maar nu vertrouw ik ze gewoon niet. In Tsjetsjenië, en ook in Syrië, kunnen ze je doorverkopen of je laten ontvoeren. Het kan bij wijze van spreken de chauffeur zijn, die je aan een of andere jihadistische groep verkoopt om er zelf aan te verdienen. Je kunt veel minder mensen vertrouwen.”

HANS VAN BAALEN: ‘Frits Bolkestein zei: als Arafat mij omhelst, moet jij ertussen springen, want die foto wil ik niet in de krant hebben.’

Hannema: “Het is oneerlijker geworden?”

Karskens: “Het is minder duidelijk geworden. Ik heb in de jaren tachtig een bezoek gebracht aan Ronnie Brunswijk in Suriname, die lijfwacht was van Bouterse en toen voor zichzelf is begonnen met z’n Junglecommando. Die reis had alles van Kuifje in Suriname. Met veel drank, grote sigaren en schieten, maar ook lachen. Hij liet zijn piloot dan vliegen, maar zodra we geland waren, wisselden ze snel van stoel en taxiede Brunswijk het toestel naar de hangar alsof hij zelf had gevlogen. Je was met journalistiek bezig, maar het was ook gewoon een geweldig avontuur.”

Van Baalen: “Ja, je maakt mooie dingen mee. Met Frits Bolkestein heb ik eens Yasser Arafat ontmoet. Die ontmoetingen met Arafat waren altijd in het holst van de nacht. Eerst moest je uren ergens wachten en dan werd je geblinddoekt meegenomen naar een ander punt. Op een gegeven moment zei Bolkestein: ‘Eén ding, op het moment dat Arafat mij omhelst, moet jij ertussen springen, want die foto wil ik niet in de krant hebben.’ Arafat had nou eenmaal de gewoonte om mensen te omhelzen. Ook mooi zijn de landschappen die je ziet. Ik ben weleens met een Russische helikopter op een missie geweest naar de Westelijke Sahara, en dan vlieg je over van die voor-Bijbelse landschappen, gebieden die nog onaangeroerd zijn. Het is natuurlijk ook leuk om over Capelle aan den IJssel te vliegen, maar dit is toch anders.”

Hebben jullie weleens gehuild tijdens een reis?

Karskens (tegen Hannema): “Volgens mij huil jij constant.”

Hannema: “Volgens mij huil jij stiekem op je kamer.”

Karskens: “Ik heb wel gehuild, ja. In Dubai, dat weet ik nog heel erg goed. Ik ging naar Uruzgan toe, waar die Nederlandse militairen waren. Niet embedded en dat is altijd een hele opgave, ik moet altijd mijn eigen weg kappen. Het is vaak een enorme lijdensweg. Er moeten heel veel krachten in je lichaam loskomen, wil je dat volhouden. Er ging van alles mis. Het vliegtuig had vertraging, en het was al heel moeilijk om van Dubai naar Afghanistan te vliegen, maar die vlucht miste ik ook, dus ineens zat ik zeer tegen mijn zin 24 uur te wachten op mijn hotelkamer. Ik keek een film over een gehandicapt meisje dat in de Eerste Wereldoorlog verliefd werd op een man, die vervolgens ter dood werd veroordeeld. Dus ik was op weg naar een oorlog en ik kwam eigenlijk in een andere oorlog terecht. En als je dan onder veel druk staat omdat je beloofd hebt wel even een film te gaan maken in een gebied dat zeer gevaarlijk is, en je wordt slachtoffer van je eigen plannen en je eigen grote mond, dan…

Nou, op een gegeven moment kwam alles los. De tranen rolden over m’n wangen.

Elke reis is toch een kwestie van je eigen grenzen verleggen. De weg ernaartoe, de dingen die je jezelf oplegt, het is een beetje zelfkwelling. Dat maakt het reizen ook enerverend. Het is niet alleen maar andere dingen zien, maar ook jezelf uitdagen.”

Hannema: “Jezelf tegenkomen.”

Van Baalen: “Ja, ik herken dat wel. Alleen ben ik redelijk onderkoeld, dus ik vloek een beetje binnensmonds als mijn vliegtuig ineens niet blijkt te gaan.”

Hannema: “Het ellendigst heb ik me gevoeld, toen ik heel erg ziek was in mijn eentje ergens ver weg. Echt heel ziek, en dan helemaal alleen, zonder internet, zonder telefoon, zonder mensen die mij water brachten, gewoon zó ellendig. Dan was ik echt in tranen en heel ongelukkig.

Ik maakte een reis met een tonijnboot bij Fiji. De kapitein zei: ‘Van mij mag je mee, we gaan naar de Lau-eilandgroep. Die ligt net boven Polynesië, maar het is op open zee. Kun je tegen boten?’ ‘Ja joh, ik kan wel op zo’n boot,’ zei ik. Hij nog: ‘Weet je het zeker? Want het wordt slecht weer.’ Ik zeg:

‘Natuurlijk, geen gelul, ik ga op die boot.’

IRIS HANNEMA: ‘Ik heb weleens op een bankje in het park in Burkina Faso zitten huilen omdat ik dacht: what the fuck doe ik hier?’

En we waren een kilometer op zee en ik voelde het al langzaam opkomen. Die reis duurde een week. Een week lang ben ik zó ziek geweest. Die kapitein had vooraf als een soort grap tegen me gezegd: ‘Als je echt zeeziek wordt, dan is dat erger dan de dood, omdat je niet doodgaat.’ Ik dacht toen: die is niet goed wijs, dat is het geklets van zo’n zeeman. Maar ik lag op dat dek en dacht alleen maar: ik wil dood. Ik kon niet eens overgeven. Ik was zo misselijk. En ’s nachts werd het nog erger. Meestal gaat het wel weer als je even hebt gehuild. Ik heb weleens op een bankje in een park in Burkina Faso zitten huilen omdat ik dacht: what the fuck doe ik hier? Dat waren vooral tranen van eenzaamheid. Maar nu was ik zo ziek, dat ik niet eens meer kon huilen.

Eén keer, toen ik ’s nachts in m’n bedstee tussen de Filipijnse zeemannen door de golven steeds weer met mijn hoofd tegen het plafond beukte en moest oppassen dat ik er niet uit flikkerde. Toen heb ik wel even stilletjes gehuild.”

Van Baalen: “Ik was in Algerije in een kamp – die mensen zaten daar al een eeuwigheid, kinderen worden er geboren – toen me eten werd aangeboden. Kip.

Ik dacht nog: dat moet ik misschien niet doen, maar ja. Die mensen hadden niks, dus je kunt het eigenlijk ook niet maken om het af te slaan. Ik denk: nou, ik doe het gewoon, en heb een kippenvleugeltje gegeten. Binnen een halfuur dacht ik al: dit is niet goed. Je voelt dat meteen. Het zweet brak me uit, maar ook een gevoel in je maag alsof er een soort rotte eierlucht opborrelt. Dat was het begin van die reis; ik moest nog vier dagen.”

Hannema: “Dacht je niet: ik steek om erger te voorkomen nu mijn vinger in m’n keel?”

Van Baalen: “Natuurlijk, ik ging naar wat daar het toilet heette, en dat lukte. Maar er zat nog genoeg ellende in mijn maag.

Dus ik heb vier dagen lang last gehouden. Ik moest die delegatie leiden, maar mijn voornaamste focus was: waar is hier een toilet in de buurt? Daar holde ik dan naartoe, om vervolgens snel een gesprek te voeren, en weer terug te hollen. Zo ging het de hele tijd door. Wat je ook deed, wat je ook nam, Norit, het maakte allemaal geen fluit uit.”

Hannema: “Ik ken het alleen als gewoon pissen uit je reet.”

Zijn dit nou typische dingen die reizigers zonder schroom met elkaar bespreken? Dat je elkaar in geuren en kleuren vertelt hoe je in de trein zit en het er aan alle kanten uitloopt?

Hannema: “Ja, iedereen geeft elkaar tips.

In landen als India kauwen mensen krijtjes tegen diarree. Het is wel een onderwerp.”

Houden jullie je op reis ook bezig met eigentijdse gevaren als terrorisme? De Telegraaf kopte: ‘Terreuralarm op Europese stranden’. Terroristen zouden verkleed als strandverkopers toeristen aan de Italiaanse kust, de Spaanse costa en de Franse Côte d’Azur onder vuur willen nemen.

Karskens: “Ik geef in mijn boek Help, er staat een terrorist in mijn keuken de tip dat je, als je op het strand ligt, altijd moet zorgen dat je vlak bij een paadje ligt zodat je makkelijk kunt wegrennen. En als je in de zee zit op het moment dat er wordt geschoten, moet je uit de kust zwemmen. Het beste is om op een naaktstrand te gaan liggen. Die terroristen durven toch niet in hun blote kont te lopen, dus die zie je van veraf aankomen.”

IRIS HANNEMA: ‘Ik heb weleens op een bankje in het park in Burkina Faso zitten huilen omdat ik dacht: what the fuck doe ik hier?’

Andere tips die je geeft, zijn: houd de verjaardagen van belangrijke gestorven terroristen in de gaten, want dat zijn vaak dagen waarop een aanslag wordt gepleegd.

En: als iemand je geen hand wil geven, wees er dan op beducht dat hij weleens op het punt zou kunnen staan zichzelf op te blazen, en geen zin heeft om met jouw lichaamsgeur

bij de 72 maagden in het hiernamaals aan te komen. Hoe serieus is dat?

Karskens: “Die sleuteldagen moet je in de gaten houden. Ik hou zeker rekening met een terroristische aanslag. Ik woon in Brussel; die metrolijn die opgeblazen werd, was mijn lijn naar het centrum. Een buurmeisje van mij is vermoord. Die gasten, dat is serieus. We zitten in een oorlog. We ontkennen dat allemaal wel, maar dat heeft te maken met het feit dat we heel slechte leiders hebben, die dat gevaar niet willen zien. Maar ik zie het in al die gebieden precies gebeuren. Alleen is hier de teneur, net als vroeger met de Tweede Wereldoorlog: ‘Als je maar lief bent tegen die nazi’s, dan zullen ze op een gegeven moment ook wel aardig terug doen.’ Die wetenschap die je opbouwt met reizen, ontbreekt bij veel zeer wereldvreemde linkse mensen. Hun denken is van een volslagen naïviteit.”

Hannema: “Wat mij opvalt tijdens het reizen, is dat een mens als alles wegvalt ook gewoon maar een mens is, waar je ook vandaan komt.”

Karskens: “Ja, dat valt mij ook op. Ik ben naar Afrika gegaan met de rebellentroepen en het enige waar we nooit over spraken, was de huidskleur. Daar was niemand mee bezig. En dan kom je hier en dan is het eerste waar ze het over hebben de huidskleur. Dan denk ik: jullie zijn wereldvreemd. Als je echt om de mensen geeft, kijk je daar niet naar. Dat vind ik ook het nare aan die hele racismediscussie van Sylvana Simons. Dat is iets commercieels, dat uitspelen van die twee groepen, maar daar wordt de wereld niet beter van. Voor echte reizigers, en voor de meeste mensen, is dat helemaal geen probleem. En dat vind ik het erge aan wat Sylvana doet, dat universele dat alle mensen hebben, het mens-zijn, wordt kapotgemaakt.”

Van Baalen: “Ik zeg altijd: je moet niet naïef zijn, maar praktisch. Ik kijk altijd naar waar de uitgang en de nooduitgang zijn. Stel dat er brand uitbreekt, hoe kan ik dan weg? Maar je kunt niet stoppen met leven. Ik was in een hotel in Afghanistan, dat twee weken daarvoor was overvallen, en waarbij enorm veel mensen waren vermoord. Maar dan kun je niet zeggen: ik ga niet. Ik probeer gewoon niet te denken aan de gevaren.”

Hannema: “Soms trekt het gevaar me ook juist aan. Ik heb eens in een hostel gezeten in Cartagena, in het noorden van Colombia, en daar was de dag ervoor net de hele boel met automatische wapens aangevallen. Alle mensen waren vastgebonden, iedereen was beroofd. En ik weet nog dat ik toen heel even dacht: hè, dat heb ik gemist. Gebeurt er eindelijk wat, mis ik het! Maar verder ben ik met iets anders bezig dan met wat er in Help, er staat een terrorist in mijn keuken staat, of met waar de nooduitgang is. Ik ben meer bezig met als vrouw veilig blijven. In een hotel slaap ik meestal met een stoel voor de deur.”

Helpt zo’n stoel als een man echt kwaad wil?

Hannema: “Je wordt dan in ieder geval wakker. Verder zorg ik dat ik fit ben, dat ik kan vechten, en hard kan wegrennen, daar ben ik wel echt bewust mee bezig.” Karskens: “Het beste kun je je bed tegen de deur zetten, dan kunnen ze gewoon echt niet naar binnen.”

Hebben jullie door het vele reizen vriendschappen of liefdes verloren, die het niet trokken dat jullie zoveel weg waren?

Hannema: “Ik zeker. Ik heb wel het gevoel dat dat moeilijk samengaat: het oude, routineuze leven dat iedereen leidt, en dat van jou, die het anders wil. Ik heb wel ervaren dat je er dan een beetje alleen voor staat.” Karskens: “Ja, jij komt terug van een reis, en hier in Nederland gaat het leven gewoon door. Dus je hebt geen anschluss met de laatste ontwikkelingen.”

Hannema: “Terwijl ik het gevoel heb dat er zoveel is gebeurd en dat er zoveel veranderd is in mij, lijkt het alsof er niks is veranderd, omdat alles nog hetzelfde is.”

Karskens: “Je komt dan terug in een groep die een eigen dynamiek heeft, en daar kun jij je verhaal dan wel aan vertellen, maar na vijf keer een verhaal over Zuid-Amerika of Azië, denken ze ook: daar heb je hem weer. Dus je onttrekt je eraan. Ik heb me eraan onttrokken door in Brussel te gaan wonen. Dat is een veel internationalere stad, daar heb ik niet die sociale cohesie nodig die ik hier in Amsterdam wel zou hebben. Ja, je zoekt op een gegeven moment dan toch weer een solitair bestaan…”

Hannema: “Dat hoort er echt bij, denk ik.”

Karskens: “Het is een keuze, een manier van leven.”

Hannema: “Maar dat past ook bij hoe je bent.”

Van Baalen: “Bij mij is het wel anders: ik moet zorgen dat ik bij de VVD, de Tweede Kamer en de mensen die in de regering zitten aangehaakt blijf, anders kan ik in Brussel niet functioneren. Maar ik hanteer ook het principe: val mensen niet te veel lastig met je verhalen, want die zijn met iets heel anders bezig.”

Hannema: “Met hun eigen verhaal vooral.”

Van Baalen: “Probeer op hun lijn te zitten.”

Hannema: “Maar dat wil ik dus helemaal niet! Ik wil me niet aanpassen, ik heb daar helemaal geen zin in. Ik wil inderdaad gewoon lekker solitair leven. Ik wil niet de ‘wij’ en ‘moeten’ en laten we gezellig allemaal eten en updaten, och nee, dat past me helemaal niet meer.”

Karskens: “Ik denk weleens dat het reizen en de risico’s waaraan je blootstaat andere mensen op een gegeven moment verhindert om zich aan je te binden. Omdat het afscheid natuurlijk altijd definitief kan zijn. En als je je dan helemaal verbonden hebt aan iemand, zou het natuurlijk ontzettend veel ondraaglijke pijn veroorzaken als die band breekt. Maar dit heb ik nog nooit tegen mijn kinderen uitgesproken. Dat zij zich daarom misschien niet aan mij konden binden. Soms denk ik ook weer van niet, want ze zijn heel knuffelig… Maar ja, dat kan natuurlijk ook compensatie zijn. Maar goed, als je me vraagt: wat is nou precies het nadeel van reizen? Voor jezelf is het natuurlijk bijna altijd wel een verrijking, maar voor je directe omgeving, je gezin, kan het best pijnlijk zijn. Dat is de enige wroeging die ik weleens heb. Dat is ook het kantelmoment waardoor ik op een gegeven moment zou kunnen zeggen: ik stop met reizen.”

Hannema: “Als ik je zo hoor praten, vraag ik me af: waarom zou je dan trouwen?

Waarom zou je dan de keuze maken om je op die manier te binden?”

Karskens: “Als je als vrijgezel reist en je wordt een los element op de wereld, word je nooit meer ergens gelukkig. Ik ken collega-journalisten die alleen maar gereisd en gewerkt hebben. Die hadden twee dingen: een bed en de redactie. En die zag ik, als ze een jaar of veertig à vijftig waren, doodongelukkig worden. Die zitten alleen nog maar in het café te praten over vroeger. Dat wil ik niet. Het waren heel goede journalisten, maar ik dacht: ik wil niet worden zoals jij. Dan keek ik naar het plafond terwijl ik in mijn hotelkamer lag, en dacht: dit is wel mooi, maar het is het niet helemaal.”

Van Baalen: “Ik heb een zoon van tien en die vindt het eigenlijk helemaal niet leuk dat ik zo veel reis. Hij vroeg laatst: ‘Papa, kun jij eens met Mark Rutte praten of je altijd in Brussel moet blijven?’ Je kunt wel Skypen, maar dat is toch anders. Je merkt het ook aan zaken als, ik noem maar wat, het dak dat vernieuwd moet worden. Mijn vrouw vraagt dan allerlei offertes op waarna besloten moet worden of en in welke mate we het laten aanpakken. Inmiddels heb ik geleerd dat je dan niet, als je terugkomt, alle beslissingen even over moet gaan doen. Die neiging heb je wel. Als mijn vrouw de beslissing heeft genomen om het dak in zijn geheel te renoveren, nou oké.”

Hebben jullie vaak ruzie bij thuiskomst, omdat jullie de ontstane roedel verstoren?

Karskens: “Ik heb dat soms wel, ja. Ik heb ook een keer gehad dat ik afscheid had genomen, maar iets vergeten was en even terugging. Dat vonden ze helemaal niet leuk. Ze keken me echt een beetje chagrijnig aan, want dan hebben ze hun eigen wereldje alweer gecreëerd, en dat kom jij dan even verstoren. Als ik op reis ben, laat ik ook het liefst zo min mogelijk van me horen. Niet alleen om het niet te verstoren, maar ook omdat je vooral de klachten hoort als je gaat bellen. De kraan die lekt, zaken waar je toch niks aan kunt doen. EniIk kan mijn verhaal ook niet kwijt. Om ze nou elke keer lastig te vallen met: ‘Jongens, wat mij vandaag is overkomen!’ Dus nu is het zo gegroeid dat als ik weg ben, zij hun eigen ritme hebben en ik terugkom met cadeaus.”

Van Baalen: “Ik doe het ook zo, maar dan met briefk aarten. De sport is om waar ik ook ben een ansichtkaart te kopen. En daar schrijf ik geen heel verhaal op, maar een kort indrukje.”

HANS VAN BAALEN: ‘Frits Bolkestein zei: als Arafat mij omhelst, moet jij ertussen springen, want die foto wil ik niet in de krant hebben.’

Hannema: “Het is hier lekker warm, en ik heb het heel erg naar mijn zin, liefs Hans.” Van Baalen: “Nee, eerder iets als: ‘Ik sliep vannacht op een matras met een heel diepe kuil erin.’ Robert vindt het het leukst als ik iets raars meemaak. Of ik schrijf: ‘Ik hoef even niks te eten, want ik ben in Tunesië geweest en het is weer feest, dus…’”

Papa is even aan de dunne.

Hannema: “Papa heeft keiharde diarree.

Ik heb geen kinderen, wel een geliefde die op het eiland Fakarava woont, een van de atollen van Tahiti, in de Stille Oceaan. Maar als ik terugkom bij mijn ouders, ga ik ook niet heel uitgebreid op mijn spreekstoel zitten en aan een urenlange monoloog beginnen met: ‘Het begon toen ik uit het vliegtuig stapte…’ Nee, drie uur nadat je uit de vliegtuigslurf gekomen bent, is het alsof je nooit weg bent geweest. Dan is het gewoon weer het leven. In het begin vond ik dat heel moeilijk.”

Karskens: “Vroeger stond mijn koffer nog een week open na terugkomst.”

Hannema: “Omdat je nog geen afscheid wilde nemen van de reis, dat snap ik heel goed.”

Karskens: “Nu ruim ik mijn koffer binnen twee uur op. En dan back to normal. Reizen moet een mooie toevoeging zijn aan je bestaan. Als dat helemaal gaat overheersen, word je totaal ongelukkig.” /

HANS VAN BAALEN (1960) Fractievoorzitter van de VVD in het Europees Parlement. Hield zich voorheen in de Tweede Kamer namens de VVD bezig met Buitenlandse & Europese zaken en Defensie en was voorzitter van de commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie. Ook als voorzitter van de Liberale Internationale was hij veel op reis. Sinds november 2015 is hij voorzitter van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE-partij).

IRIS HANNEMA (1985) Reisschrijster. Onlangs werd ze in de Volkskrant omschreven als ‘stoerder dan Floortje Dessing’. Ze reisde in haar eentje naar meer dan honderd landen. Voor haar laatste boek Het bitterzoete paradijs van een ontembare wereldreiziger bezocht ze de eilanden in de Stille Oceaan, van de Salomonseilanden tot Hawaï. Eerder verscheen van haar Miss yellow hair, hello! waarin ze over haar backpackavonturen schrijft.

ARNOLD KARSKENS (1954) Oorlogsverslaggever. Hij schrijft als verslaggever en columnist voor zijn eigen site, The Karskens Times, en speurt voor zijn stichting Onderzoek Oorlogsmisdaden. Bezocht zo’n dertig verschillende conflictzones. Hij staat erop als onafhankelijk journalist te werk te gaan en niet als embedded journalist. In zijn laatste boek Help, er staat een terrorist in mijn keuken staan tips om de kansen op het overleven van een terroristische aanslag te vergroten.