Spring naar de content
bron: Fleur Koning & Juliette Polak

Robbert Dijkgraaf: ‘Kennis is knuffelig en aaibaar’

Niemand legt het belang van het higgsdeeltje of de snaartheorie beter uit dan professor Robbert Dijkgraaf. Zijn kennis van de wetenschap maakt hem tot een aartsoptimist. ‘Ik denk dat armoede en onrechtvaardigheid over vijfhonderd jaar niet meer bestaan.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jojanneke van den Berge

Robbert Dijkgraaf (56) loopt, al lijkt hij meer te zweven, door het Science Park van de Universiteit van Amsterdam, waar hij universiteitshoogleraar is. Hij is kort in Nederland. “Het is nu als student geloof ik wel cool om hier rond te lopen. Dat was een paar jaar geleden anders.” Dijkgraaf, de doctor cool van de wetenschap die voor uitverkochte zalen zorgt bij DWDD University en dankzij wie zwarte gaten tegenwoordig ‘hot’ zijn, is te bescheiden om zijn rol daarin te benoemen.

Zijn uiterlijk heeft iets lucides, als hij spreekt oogt hij lichtjes gehypnotiseerd. Hij lijkt van een andere wereld. En dat is hij eigenlijk ook.

Dijkgraaf maakte naam in de snaartheorie – letterlijk, zo is er onder meer de Dijkgraaf-Vafatheorie. De snaartheorie, die deeltjes voorstelt als kleine trillende elastiekjes, is de belangrijkste kandidaat om alle deeltjes en krachten in de natuur te beschrijven. Ze verenigt de algemene relativiteitstheorie en de quantummechanica, die elkaar hier en daar tegenspreken, tot één theorie.

Ook behoort Dijkgraaf tot de paar honderd mensen ter wereld die de M-theorie begrijpen, de overkoepelende beschrijving van de verschillende snaartheorieën. Deze werden tot het tot stand komen van de M-theorie gezien als losstaande theorieën waarvan er maar één kon kloppen.

Op het Institute for Advanced Study (IAS) op Princeton, dat hij bestuurt en waar sinds de oprichting de knapste koppen van de wereld resideren, woont hij in de oude residentie van Robert Oppenheimer (de ‘vader van de atoombom’) en speelt hij op Albert Einsteins piano. En hij is een van de weinigen op aard die voor ons normale stervelingen op begrijpelijke en vermakelijke wijze kan vertalen wat er in de wis- en natuurkunde gebeurt.

Je zet hem naar eigen zeggen ‘makkelijk aan’, en dan vertelt hij raak. Een lachje. “Maar als ze me willen uitzetten: waar zit de knop?”

En, waar zit die?

“Eh.”

Die heb je zelf ook nog niet ontdekt?

“Nee. Het leuke is dat je al vertellende en doende weer op nieuwe ideeën komt. Zo werkt wetenschap ook, en kunst. (Dijkgraaf studeerde tevens aan de Rietveld Academie – JvdB). De wetenschap blijft een optimistisch gevoel geven omdat je weet: iedere dag leer je meer. Een soort uitdijende olievlek. Net als het universum.”

Je wordt knuffelwetenschapper genoemd. Is dat eervol? Of juist niet zo heel.

“Kennis is er voor iedereen. Daar hoeft geen diepe slotgracht omheen gegraven te worden. Ik heb kennis altijd heel knuffelig en aaibaar gevonden; het hielp me over barrières heen. Ik merk dat het voor mij wat makkelijker is dan voor anderen om me te verplaatsen in de persoon die van buiten naar de wetenschap kijkt. Daarom kan ik mensen meenemen. Ik vind dat ook een voorrecht. Als men zou zeggen: ‘Nou Robbert, de komende maand mag je alleen maar over dat ene wiskundige probleem nadenken,’ dan sprankel ik even wat minder.”

Behalve knuffel- ben je inmiddels ook een celebrity-wetenschapper.

Verlegen lach. “Wat ik erg leuk vind, is als mensen reageren op de inhoud. Dat ze over mijn DWDD-college zeggen: ‘Goh wat vond ik dat mooi om naar die geluiden van die planeten te luisteren.’ Ik vind de wetenschap zélf zo’n celebrity. Het higgsdeeltje bijvoorbeeld is een beetje een bekendheid geworden. Dus ik voel me meer een impresario.”

Hou je van glamour?

“Mensen denken vaak dat wetenschappers compleet ascetische personen zijn. Wetenschapper John von Neumann had snelle auto’s, gaf prachtige feestjes en was tegelijkertijd de meest briljante geest van de twintigste eeuw. Ikzelf ben niet zo, heb geen glimmende sportauto. Maar ik vind zulke types ontzettend leuk.”

Er wordt gezegd dat er nog nooit zoveel aandacht is geweest voor wetenschap als nu.

“We moeten onszelf nog niet te veel feliciteren. In de negentiende eeuw met publieke lezingen, wetenschapstentoonstellingen, Darwin die populaire boeken schreef, was de populariteit veel groter. Het is meer zo dat het in de jaren tachtig en negentig allemaal minder werd. Wat nu gebeurt, is meer een koerscorrectie. Want wat is de laatste dikke vijftig jaar nou echt gebeurd in de wereld? In de politiek is het meer van hetzelfde. Maar in de wetenschap was het krankzinnig qua ontdekkingen: de hele moleculaire basis van het leven – DNA, de hele geschiedenis van de kosmos. Hoe kan het dat we dat niet van de daken schreeuwen? Waarom word je daar niet van jongs af aan mee geconfronteerd? Misschien is men er wat bang voor. Ik probeer dat een beetje recht te zetten.”

Jij zegt wel: de mensen die grootste dingen hebben ontdekt, leiden een nederig leven.

“De echte grote genieën, waarvan ik het voorrecht heb dat ik er een paar ken…”

Jij bent geen genie?

“Nee, nee, nee. Het fijne van de wetenschap is dat je precies weet waar je staat. Ik heb denk ik wel unieke kwaliteiten, en ik heb, heel bescheiden, een paar wiskundige formules in de snaartheorie ontdekt. Bijvoorbeeld een manier om het aantal quantumtoestanden in een zwart gat te tellen. Dat ervaar je een paar keer in je leven, dat dingen ‘klik’ zeggen. Maar wat genieën doen is als zonder hulp diepzeeduiken. Een enkeling kan honderden meters diep. En hun leven boven water is heel klein. Misschien omdat ze zuurstof sparen. Neem John ‘A Beautiful Mind’ Nash, die vorig jaar overleed bij een taxi-ongeluk. De impact van zijn werk is enorm, zijn leven zo bescheiden. Tijdens zijn psychose heeft hij tientallen jaren bij ons op het IAS rondgehangen. Men moest continu extra papier inslaan, hij schreef gewoon duizend vellen per dag vol met nonsens, jaar in jaar uit. En toen kwam hij er weer uit. Het is zo mooi dat met die film zijn levenslessen zijn gedeeld: het individu kan een grote impact hebben. Je moet er soms alleen een lange adem voor hebben.

“In de wetenschap is het heel alleen en heel duister daar beneden in die zee. Je bent in een omgeving die heel onherbergzaam is. Dat universum is al 13,8 miljard jaar bezig. Op planeet aarde zijn een paar organismen gegroeid die daar over na zijn gaan denken. Maar de mens is niet geëvolueerd om de oerknal te begrijpen.”

Nee?

“Nee absoluut niet. Het is een wonder dat we zo ver zijn gekomen.”

Waartoe zijn wij dan op aard?

“Om te overleven denk ik. Iets hoogdravender: de aarde is een van de plekken waar het universum op zichzelf reflecteert. Maar volgens mij is nergens aan het begin een garantie gegeven dat het universum zichzelf zou begrijpen. Al is het geweldig dat we al zoveel bevatten. Sterker, het zijn vaak twintigers die de volgende stap maken en die hoeven daar vaak ook niet heel lang voor te studeren. Ze lopen hier op het Science Park rond. Maar het blijft een moeizaam proces. Mensen zeggen over de grote vragen als waar komen we vandaan, wat is ons bewustzijn: ‘Ik denk dat er een antwoord gaat komen.’ Maar dat is puur projectie. Het is een schaakspel met de natuur en die is een geduchte tegenstander. “Als je resultaat boekt, dan krijg je een soort high. Maar tegelijk ben je je meteen bewust van de volgende barrières. Net als bij het klussen. Dat kastplankje hangt: yes! Dan kijk je om je heen: wat moet er nog meer? En dan loop je weer vast.”

Is die high verslavend?

“Ja. Hoewel ik meer en meer merk dat ik ook plaatsvervangend plezier kan hebben als ik mensen over hun doorbraak hoor vertellen. Voor mij is het mooiste aan wetenschap onderdeel zijn van die keten van de mensen die je voorgingen en de mensen die na je komen. Je weet dat alles wat je doet maar een beperkte betekenis heeft.” Hij lacht. “Wetenschappelijke ontdekkingen gaan vaak niet langer mee dan een pak melk. Maar kunnen wel weer een stapje voorwaarts betekenen in een groter geheel. Een wiskundig probleem waar mensen al eeuwen aan hebben gewerkt ga ik waarschijnlijk niet oplossen. Maar ik kan misschien wel anderen motiveren dat te doen. Er zal uiteindelijk maar één iemand zijn die de capaciteit heeft de volgende grote stap te maken. En het is niet eens duidelijk of die persoon nu leeft. Misschien pas over een eeuw. Dat betekent dat we het vlammetje lang brandend moeten houden. Voor die ene.

“Newton werd eens de gelukkigste mens ooit genoemd omdat er maar één iemand kan zijn die als eerste ontdekt dat er een systeem in de wereld zit. Maar in werkelijkheid was hij een norse persoon die als directeur van de munt valsemunters liet ophangen en zijn collega-wetenschappers tot wanhoop dreef. Maar toch was hij denk ik diep van binnen inderdaad de gelukkigste mens. Zo iemand gaat weer komen, op een ander vlak. Ik heb een heel duidelijk idee wat daar voor nodig is: zorgen dat wetenschappers kunnen spelen. Ze de mogelijkheid geven tien jaar te bomen over een probleem.

“Mijn leven is anders dan dat van andere wetenschappers omdat ik naar verschillende kanten word getrokken. Enerzijds leuk, anderzijds heb je het gevoel dat je overal faalt omdat je nergens honderd procent voor kunt gaan. Ieder heeft zo zijn favoriete instrument om te bespelen. Het vertellen is het mijne.”

Je bespeelt ook letterlijk, en verdienstelijk, instrumenten: piano, klavecimbel.

Lacht hard. “Ik val vaak in mijn eigen beeldspraak, want hier wilde ik helemaal niet over praten. Ik heb een lichte psychische afwijking waardoor je te veel in metaforen denkt, een grenzeloze neiging om dingen aan elkaar te verbinden omdat we de wereld te veel in stukjes hebben gehakt. Ik vind dat muziek, schrijven, schilderen of wetenschap beoefenen in de kern over hetzelfde gaan. Maar we hebben de sportpagina, de cultuurpagina en de wetenschapspagina. Ik snap ook wel dat het zo moet qua organisatie. Maar ik voel dat dat niet bij mij past. In mijn innerlijke bibliotheek staan de boeken heel raar door elkaar.”

Waarom schreeuwen we de ontdekkingen van de afgelopen vijftig jaar niet van de daken?

Toch kom je niet heel raar over.

“Mijn geluk.”

Wat betekent muziek in jouw leven?

“Ik heb klarinet gespeeld, dwarsfluit, nu piano en klavecimbel. Als klein jongetje droomde ik van een heel groot huis waar ik alle bestaande instrumenten opgepoetst uitgestald zag, en ik kon ze allemaal bespelen. Maar ik kan me bijna niet voorstellen dat iemand dat niet heeft. Als je een grote tuba ziet, dan wíl je daar toch gewoon geluid uit halen?”

Och…

“Nee? Een piano dan, dan wil je toch even pingelen? Dat vind ik het mooie van instrumenten: je spéélt ermee. Zelfs al spelen we een treurmars, dan nog hebben we ‘gespeeld’. We spelen te weinig.

“Mensen gaan vaak van een rechtlijnig levensmodel uit: o, dan moet ik nu carrière maken langs die weg, of nu aardig zijn tegen deze persoon. Maar het zou weleens beter kunnen zijn juist de andere kant op te gaan, omdat daar jouw pad ligt. Einstein deed zijn werk speels. Trok zich van een heleboel mensen niks aan, vertrouwde op zijn intuïtie. Dat werkt bij de grote raadselen van de natuur oplossen, dus dat werkt dan ook in het alledaagse leven.

“Ik voel: ieder van ons heeft de opdracht om zijn eigen kijk op de wereld maximaal te ontwikkelen. Biologen zeggen: er zijn heel veel mensen op aarde, zeven miljard. Maar het aantal potentiële mensen is, als je naar onze genetische bouwstenen kijkt, oneindig veel groter. Dus uit die enorme hoeveelheid van mogelijke mensen is maar een handjevol uitgekozen om ook daadwerkelijk op planeet aarde te leven, waaronder wij! Het voelt bijna of we uitverkoren zijn. Dat geeft ook grote druk. Ik kijk heel kritisch naar mijn eigen leven: is wat je nu doet het goede?

“De les van het spelen heb ik in mijn kindertijd geleerd. Alles was een expeditie en ik wilde het zelf ordenen, uitvinden, zelf boeken schrijven. Maar dan zegt iemand: die boeken zijn al geschreven; het is allemaal al een keer gedaan. Het doe-het-zelfuniversum waar kinderen in leven wordt je dan een beetje afgenomen. Dan kom je in allerlei systemen terecht, wordt het prefab. “Tot ik in mijn studie natuurkunde op een punt kwam waar je ziet dat het helemaal niet allemaal al gedaan is. En dan ben je weer bij hoe je als kind tegen de wereld aankeek. Het is jammer dat we daar niet meteen van jongs af aan op kunnen voortborduren. Mijn leven was makkelijker geweest als ik tijdens mijn opleiding, mijn vroegere carrière, meer mensen had gehad die mij daarin hadden gestimuleerd. Zo veel mensen neigen ernaar om dat soort ramen dicht te doen. Omdat we veiligheid willen, controle. Maar toch knaagt er iets aan ons. De verantwoordelijkheid voor ramen openen ligt met name bij kunst en wetenschap, die bijna per definitie gaan over maken wat er nog niet gemaakt is.”

Dan wordt het bijna elitair. Voor een heel grote groep mensen zijn die werelden natuurlijk niet toegankelijk.

“Je hoeft niet mee te doen, als je er maar op een of andere manier mee in aanraking komt. Daarom vind ik dat delen wat ik probeer te doen zo belangrijk. Als ik weet dat ik een paar mensen op dit pad heb kunnen zetten, dan heeft mijn leven betekenis gehad.”

Bedrijven als Google en Facebook zijn al wel heel erg met dat spelen bezig.

“Zeker. Door jezelf te organiseren als het oude IBM of een Shell – ja sorry, we moeten gewoon olie boren – kom je niet verder. Voor ontwikkeling is de geplaveide weg niet noodzakelijk de beste. In Amerika, Silicon Valley in het bijzonder, denkt men makkelijker: laten we al die oude dingen maar vergeten, dat brein en de tafel leegmaken, en kijken wat voor stap we dán kunnen zetten. Dat lijkt zeer op de kern van wetenschappelijk onderzoek. Maar als ik een beetje arrogant mag zijn, willen weten hoe het universum werkt is natuurlijk een andere vraag dan ‘via wat voor app krijg ik binnen drie minuten een warme pizza op mijn bord?’ Maar misschien hebben zij weer zoiets van: pfff, zo’n Robbert zit daar maar de hele dag door 2 pi te delen.”

Is er concurrentie?

“Er is een spanning. Silicon Valley organiseert jaarlijks een groot gala waar wetenschappers met de top van die grote bedrijven samenkomen en dan worden er de zogenaamde breakthrough-prijzen uitgereikt.” Lichtjes geïrriteerd: “De miljoenen vliegen je dan om de oren. Maar het is wel een grote viering van die kernkwaliteit van de wetenschap: je nergens wat van aantrekken en de juiste vragen stellen. Google zegt gewoon: we willen oneindig lang leven, wat is daarvoor nodig? Dan wordt daar een paar miljard in gepompt. Of Russische miljardair Yuri Milner die honderd miljoen dollar aan de wetenschap doneert om te onderzoeken of er buitenaards leven is. Geweldig! Ieder kind wil dat al weten! Maar het is opvallend hoe weinig mensen zich die vraag daarna nog stellen op een technisch niveau, en ook het antwoord willen weten.”

Als er komend jaar een nieuw deeltje wordt ontdekt, dan verandert mijn leven radicaal

Je noemde het onlangs nog ‘een grof schandaal’ dat de overheid zo weinig geld uittrekt voor de Nederlandse wetenschap.

“In Duitsland bijvoorbeeld kijken ze naar hun nationale industrie en stellen: daar hebben we een wetenschappelijke basis voor nodig, inclusief de bijbehorende budgetten. In Nederland wordt telkens gezegd: deze ondervoeding luidt het einde van de Nederlandse wetenschap in. Maar met kunst- en vliegwerk weten wetenschappers het niveau toch te handhaven. De hoeveelheid wetenschap die wordt geproduceerd en de impact daarvan maakt dat we ongeveer negende in de wereld staan. Een fantastische prestatie. Maar het is als het kind met de strenge ouders die almaar strenger worden als het kind nog beter zijn best doet. Wel wordt er sinds kort geld vrijgemaakt voor meer vrouwelijke hoogleraren en terecht. In de VS is er grotere gendergelijkheid, en bovendien hechten ze ook meer belang aan de vertegenwoordiging van andere etniciteiten. Het zou goed zijn als in Nederland de discussie over diversiteit in de wetenschap breder wordt getrokken.”

Je waarschuwt ook dat veel wetenschappelijk talent naar het buitenland verdwijnt.

“Talent gaat steeds makkelijker over de wereldbol, net als onderzoeksgelden trouwens. Je moet op dat internationale inzetten. Bij Nederlandse universiteiten zie je nog ontzettend weinig internationale studenten op bachelorniveau – sowieso moeten de opleidingen internationaler en intensiever. En ook universiteitsbesturen zijn nog weinig internationaal. Terwijl de universiteit een van de meest internationale plekjes van het land moet zijn. Princeton heeft als informeel motto: ‘In the nation’s service and in the service of all nations’: we zijn er voor de wereld. De Nederlandse kracht in de wereld is samenwerken. In de VS gunnen de universiteiten elkaar het licht in de ogen niet. In groot New York zitten in een straal van vijftig kilometer Yale, Princeton en Columbia. Maar die andere universiteit had net zo goed in Hong Kong kunnen staan.”

Wat is het spannendste dat dit jaar op wetenschapsgebied zou kunnen gebeuren?

“Dat er in CERN (een Europese organisatie die fundamenteel onderzoek doet naar elementaire deeltjes – red.) een nieuw deeltje wordt ontdekt. Dan zou mijn leven radicaal veranderen. Daar kan ik ’s nachts wakker van liggen. We hebben in december een eerste hint gezien. Deze zomer weten we meer.”

Kun je rijk worden van wetenschap?

“Ik niet, ha ha! Je kunt een hele grote geldprijs winnen, de Nobelprijs bijvoorbeeld – dan krijg je een miljoen, maar dat is vaak aan het einde van iemands leven. De mensen die rijk zijn geworden van wetenschap zijn mensen die patenten voor uitvindingen hebben aangevraagd en er een start-up omheen hebben gebouwd. Maar ik heb nog nooit een wetenschapper ontmoet die het voor het geld doet. Ik ken een aantal heel slimme wiskundigen die besloten hun kennis op Wall Street toe te passen. Voor je het weet vliegen de miljarden je om de oren. Maar altijd hebben ze een knagend gevoel dat ze toch een beetje drop-outs zijn.” Lacht. “Dat is een soort schrale troost voor ons achterblijvers.”

Jonge mensen die bij jou komen werken zien dat als een roeping, zeg je. Dat heeft bijna iets religieus.

“De meer platvloerse redenen om dingen te doen vallen vaak weg binnen de wetenschap: het grote geld, een vaste baan, maatschappelijke status. Het is denk ik de zoektocht naar de waarheid. Er zijn een paar dingen die het leven overstijgen, wetenschap is er een van.”

Ben je een spiritueel persoon?

“Mijn eerste antwoord zou zijn: nee. Maar dat is niet helemaal eerlijk. Ik merk wel dat ik op het immateriële een andere kijk heb dan veel van mijn collega’s. Ik heb net als zij een technocratische benadering van de wetenschap, maar denk ook: dat is niet alles. Einstein gebruikte vaak het woord god. Dat was voor hem meer de natuur, waar hij een soort persoonlijkheid aan toedichtte. Hij zei: ze is subtiel maar niet kwaadwillend. Dat karakter van de werkelijkheid spreekt me aan.”

Er worden langzaamaan meer films over wetenschap gemaakt.

The Imitation Game, The Theory of Everything, The Martian, Interstellar. De wetenschap is zo’n reservoir aan prachtige verhalen. De exceptionele wetenschappers overstijgen allemaal het alledaagse. Sciencefiction is geweldig, maar ‘sciencefaction’ is nog veel bizarder. Waarom heeft Hollywood daar niet al duizend films over gemaakt? Waarom is niet de beste film ever het levensverhaal van Darwin, Newton of Einstein! Cultuur heeft een koudwatervrees voor de wetenschap die niet verdiend is. Over tien jaar zullen we veel meer films over de wetenschap zien. Het is een soort goudmijn die continu wordt aangevuld.”

Heb jij guilty pleasures, foute hobby’s? Of ben je echt zo keurig als je lijkt.

“Misschien ben ik luier dan mensen denken. Ik kan goed tijd verdoen. Beetje dromen, beetje prutten. Dit is natuurlijk een heel zwak verhaal, maar voor mij is dat echt enorm guilty, want veel van mijn collega’s hebben nooit zo’n moment. Dan zeggen ze ’s ochtends: ik heb vannacht dat en dat bedacht! Dan denk ik: help, ik lag gewoon te slapen.”

Wat is prutten?

“Ik besteed veel tijd met mijn gezin: met mijn vrouw lange wandelingen maken en een beetje kletsen. ‘Robbert is zo’n intensief persoon die alleen maar over x-deeltjes zit te contempleren’ is een verkeerd beeld. Ik ben veel normaler dan mensen denken.”

Is er dan ook iets waar je slecht in bent?

“Mijn lieve scheikundeleraar zat toen ik al van school was tegen nieuwe klassen nog weleens met me te dwepen – ik haalde altijd tienen. Toen zei een van die leerlingen: hou nou eens op over die Robbert, want hij kan helemaal niet dansen.”

Toch heb je een leuke vrouw, schrijfster en psychologe Pia de Jong.

“Ze heeft ermee leren leven.”

Wat voor vrouwen hebben natuurkundige wetenschappers?

“Sociologisch onderzoek in mijn vriendenkring leert het volgende: de combinatie van natuurkundigen en psychologen komt vaak voor.”

Hoe gaat socializen je af?

“Verjaardagen vind ik moeilijk. Ik kán over koetjes en kalfjes praten, maar al gauw denk ik: hoe houd ik dit vol? Ik heb geleerd me te handhaven, ik voel me niet sociaal gehandicapt. Maar ook bij smalltalk zit ik er bijna met journalistieke insteek in: is er iets van te leren? Ik vind het heus wel leuk om met mensen te praten. Ik probeer daarbij heel erg niet vooringenomen te zijn. Ik vind het ook leuk om grapjes te maken, met mensen te spelen als het ware.” Stil. “Als mensen daar niet in mee kunnen, dan is dat eigenlijk wel zielig.”

Voel je je eenzaam?

“Een misvatting over mij is: Robbert is iemand die zich zo makkelijk met mensen verbindt. Dat is slechts het topje van de ijsberg. Eenzaamheid is niet het goeie woord. Het is meer in jezelf gekeerd zijn. Ik ben intensief verbonden met de wereld van kennis. Daarbuiten vind ik het moeilijker. “Mijn vrouw en ik zijn heel erg hetzelfde. Men waarschuwde ons toen we naar Princeton verhuisden: het leven zal geïsoleerd zijn. Maar die verstilling, die focus, ik vind het heerlijk. Een wetenschapper heeft een beschermde plaats buiten de maatschappij nodig. Ik weet nog dat ik voor het eerst op Harvard kwam. Ik kreeg letterlijk tranen in mijn ogen, want ik voelde: deze plek is gemaakt voor iemand zoals ik.”

Heb je vijanden?

“Er zijn twee dingen waar mensen soms fel op reageren. De klimaatverandering – nog vaak als een scam bestempeld. En de grootschaligheid van deeltjesfysica. Daar krijg ik nogal eens wat mails over. Die woorden blijven wel hangen. De wet van sociale media: één negatieve en honderd positieve is niet hetzelfde als 99 positieve reacties. Mijn – wellicht naïeve – gevoel dat meer kennis geen kwaad kan doen, wordt niet gedeeld door iedereen. Daar moet ik aan wennen. Kritiek vind ik moeilijk. Ik probeer alles perfect te doen, de perfecte tien te halen.”

Ben je een strebertje?

“Ja. Ik ben heel erg gevoelig voor commentaar, misschien meer dan goed is. Terwijl kritiek ook de belangrijkste katalysator is om dingen te kunnen veranderen.”

Je lijkt niet ijdel.

“Het is ook weer zo ijdel om te zeggen dat je niet ijdel bent.”

Je hebt een prettig voorkomen, een jeugdige uitstraling. Ben je net als veel Amerikanen met je uiterlijk bezig om je boodschap te kunnen verkopen?

“Nee, nee.”

Je smeert geen dure crèmes om er zo jong uit te blijven zien?

Verschrikt: “Nee! Ha! Ik ren iedere dag een rondje. Ander onderwerp!”

Als je kijkt naar de problemen van vandaag, de vluchtelingenstroom, de dreiging van IS, hoe kan wetenschap daar van betekenis zijn?

“Het bieden van kennis, rationaliteit, perspectief. We moeten begrip hebben voor andere culturen, begrip voor de lange adem van de geschiedenis, begrip voor hoe we beter met elkaar om kunnen gaan. Onderwijs en wetenschap kunnen tegenwicht bieden aan onbegrip en radicaliteit. Het treurige is dat juist in die plekken in de wereld die nu zo onder druk staan, zo weinig ruimte is daarvoor. Twee jaar geleden werd de grootste wiskundeprijs – de Fields Medal – voor het eerst uitgereikt aan een vrouw: Maryam Mirzakhani, zij is Iraans. Dat is een vonkje hoop.

“Vaak wordt gezegd: wat IS brengt is die middeleeuwse cultuur. De moslimwereld in de middeleeuwen was juist een plek van verlichting. Terwijl wij Europeanen elkaar de hersens insloegen, kwamen daar geloven, cultuur en wetenschap bij elkaar.

Ik ben intensief verbonden met de wereld van kennis. Daarbuiten vind ik het moeilijker

“Kennis heeft een helende werking. Het verlichtingsideaal nastreven: dat mensen zich aan kunst en wetenschap kunnen laven, en de dingen in een groter perspectief zetten, dat is de grote taak die we samen hebben.”

Hoe ziet de wereld er over vijfhonderd jaar uit?

“Ik ben een aartsoptimist. Ik denk dat onrechtvaardigheid en armoede niet meer bestaan. De wetenschap, technologie en ook de essentiële menselijke waarden geven mij dat vertrouwen. Ik geloof niet in rampscenario’s voor de lange termijn. Vanuit het perspectief van de gemiddelde wereldburger is er de afgelopen eeuwen een grote groei van rijkdom, gezondheid en gelijke kansen geweest, en een afname van geweld. Ook al vragen de plekken van onrust en geweld terecht onze volle aandacht, gemiddeld is de wereld ook de afgelopen jaren rijker en rechtvaardiger geworden. Ik voorspel dat die trend, met alle ups en downs, die bijzonder heftig kunnen zijn, de komende eeuwen zal doorzetten. Om bepaalde politici tegen te spreken: ik denk dat de wereld tegen die tijd meer op Nederland lijkt dan op Syrië.”