Spring naar de content
bron: anp

File op het water

Fryslân, de zuidwesthoek. Water, weer, wind en wolken, wat is het er mooi en authentiek. Massaal komen ze erop af, de bootvluchtelingen uit de drukke Randstad en Duitsland. Maar niet iedere Fries staat te juichen bij die toeristenstroom. ‘Zonder tal zijn de verschrikkingen die we onderweg naar Langwar te zien krijgen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Nijmeijer

In Akkrum staat de brug open, en in Terherne ook. In Friesland staat de brug altijd open in deze tijd van het jaar. Of vaak. De automobilisten stappen uit, traag glijden de masten voorbij. Het gaat even duren. Het is Eerste Pinksterdag, en mooi weer. De eerste mooie dag van het jaar, de eerste in een weekend. Op dagen als deze lijkt de helft van de mensen hier te varen, en de andere helft kijkt ernaar, naar de pleziervaart, het varen en het plezier. Ze wandelen, fi etsen, zitten, met koˆ e en ijsjes. Iedereen is vrij, iedereen recreëert. Ze recreëren de rust en de ontspanning, het plezier, die doordeweeks worden afgebroken.

Zuidwest-Friesland wordt in de zomer overspoeld met watertoeristen. Ze kunnen er heerlijk doorvaren, dat is het mooie, van het Sneekermeer tot Heeg, de Fluessen tot de Morra, van Lemmer tot de Oudegaaster Brekken. De gezellige dorpjes, zoals Terherne en Langweer, zijn van kade tot kassa op de komst van de witte, vergrijzende vloot ingesteld.

Ja, wat is het er mooi en authentiek, op de Friese meren. Ze komen er massaal op af, gedreven door wind en zeilen, hun verlangen naar rust en ruimte: bootvluchtelingen uit de drukke Randstad, uit Duitsland, waar geen water is. Het ironische is natuurlijk dat ze de rust en ruimte vullen met zichzelf en elkaar, de stilte met hun vrolijkheid, de frisse lucht met die van frituur. Naar gelang hun wensen en behoeftes is de Friese zomer een doorgaande waterkermis geworden, een soort drie maanden durende Sneekweek.

Water straalt rust uit. de lichtval is anders op het water. Je ziet de mensen ontspannen.

In ons mooie noordelijke blad Noorderbreedte las ik een artikel waarin Abe de Vries, een bonkige Friese dichter en journalist, zich beklaagt over de verwording van Friesland tot een met Froger, Joling en zigeunersaus overgoten waterbraderie. Wat is er toch met Friesland gebeurd, schrijft hij. De ooit ongerepte oevers zijn volgebouwd met vakantieparken, in oude Friese hoeves zitten ‘yachtcharters’ of zeilscholen voor moeilijk opvoedbare jeugd. Niets is meer zoals het was. En overal wapperen Friese vlaggetjes.

Het Kupersleantsje in Kameleondorp Terherne loopt langs fris gelakte vakantiehuisjes die Keimpe, Ids en Afke heten. Echte Friese namen. Vogels fluiten, duiven koeren, achter de huisjes steken witte masten de blauwe lucht in. Via een grasveldje, waar een moeder en haar kinderen met een bal gooien, en een rij seniorenwoningen met fleurige tuintjes kom je bij Waterpark Terherne, een Landalpark met rietgedekte watervilla’s, en tevens bootverhuur. Op de receptiebalie zit een bel waar je op kunt drukken. Buiten slaat een kerktoren twaalf uur.

“Even ademhalen,” zegt Mirjam Willemsen van het Waterpark. Dit weekend zijn al hun zestig boten verhuurd. Ze hebben sloepen en zeilboten, open en met kajuit, ufo’s, lasers, splashes, optimisten. Het was een gekkenhuis gisteren en vanochtend. Nu is de kade leeg. We zitten op een picknickbankje aan het water, de Terhernster Poelen. Achter een schutting is het huis van Mirjam en haar man Frans. In de tuin springen de kinderen op de trampoline.

Frans en Mirjam woonden eerst in Maarssen, Utrecht. Ze gingen met sabbatical, met het gezin, een jaar zeilen op de Middellandse Zee. Toen ze terugkwamen, was niets meer hetzelfde. Je hebt die vrijheid gevoeld, zegt Mirjam. Thuis, nog nadeinend aan de keukentafel, ging het roer om. Het was een soort Ik vertrek, in eigen land.

En nu zitten ze hier. Terherne, ‘eiland in de Friese Meren’. Mirjam, bruin, blond, een bodywarmer en een grote zonnebril, vouwt een plattegrondje uit op tafel. Terherne is inderdaad een eiland, of een verzameling eilandjes. Natuurlijke eilandjes, en aangelegde. Het oorspronkelijke dorp is door de vakantieparken en haventjes ongeveer drie keer zo groot geworden.

Hier is ons Landalpark, wijst Mirjam. Aan de andere kant van Terherne, aan het Sneekermeer, ligt nog een Landalpark. Hier is De Schiffart Yachtcharter, in motorjachten, daar Wetterwille, ook in motorjachten. Er zijn twaalf jachthavens, zes vakantieparken en drie campings, of wacht, vier. Ze vergeet de grootste, de Strandcamping. 

Terherne heeft ongeveer achthonderd vaste inwoners, maar in de zomer, met de tijdelijke erbij, bijna zesduizend. Ze komen af op de rust van het water. Je ziet de wereld van een andere kant als je vaart, zegt Mirjam. Van de waterkant, de spiegelkant van het leven aan de wal. De vrijetijdskant. Water straalt rust uit. De lichtval is anders op het water. Je ziet de mensen ontspannen, in de dagen dat ze hier zijn. We gaan nog even het water op, in een motorbootje, een consolebootje. We varen op de Poelen, ook wel Terhernster Djip (diep). Rechts liggen woonarken, links Terherne Haven. We zijn net omgekeerd, als achter ons de Kameleonboot komt aanvaren, Hielke, Sietse en een groep toeristen. Dan gaat er een alarm in ons bootje en slaat de motor af. Iets met de accu. “Frans,” zegt Mirjam.

Het is jammer, want we zouden nog even naar het Kameleoneiland varen, waar van alles te beleven is rond de schipperstweeling, maar van de andere kant ‘kun je nu mooi zien hoe hulpvaardig de watersporters zijn’, zegt Mirjam. We wenken een familie in een sloep, die ons aan een touw weer terugbrengt naar het Waterpark, waar Frans met een hogedrukspuit de kade reinigt.

“Zonder tal zijn de verschrikkingen die we onderweg naar Langwar te zien krijgen,” schrijft Abe de Vries. Een formidabele zin. De dichter, op zijn oorspronkelijke zeilbootje, ziet kapiteinspetjes, ‘protserige villa’s’ en door bungalowparken omsingelde dorpjes. In de praktijk is het voor bijna niemand een beletsel om te komen, eerder een voorwaarde. Het Waterpark Terherne krijgt op Zoover gemiddeld een 9,6, waarmee het park het best gewaardeerde van het land is.

Ik ga ook van Terherne naar Langweer, niet met een boot maar met een Citroën C5 met vogelpoep op de benzineklep. Ook een soort schip. Het is een mooie tocht. Overal staan bruggen open, overal zie je achter de dijken zeilen in alle kleuren door elkaar heen bewegen. Het is een vrolijk, zomers gezicht.

In het water aan weerszijden van de brug tussen de Terkaplester Poelen en het Sneekermeer is het inderdaad erg druk. Jachten groot en klein, een oude schuit met een piratenvlag en zeilbootjes dobberen door elkaar, ze willen van het Sneekermeer naar de Poelen of juist andersom, lekker varen op het ene meer, en dan weer op het andere. In de oude haven van Langweer zie ik de eerste, en enige, donkere jongen van vandaag. Hij hoort bij een groepje Duitse jeugd en staat enigszins afzijdig van de groep. De watersport is een hagelwitte onderneming. Je ziet nergens een Marokkaan overstag gaan, een Turk aanmeren, je ziet geen Antilliaan, zelf geen Surinamer, Molukker of Pool. Geen Chinees. Misschien hebben ze geen zin in varen, of kunnen ze het niet betalen. Er moet iets zijn.

Het varen in Friesland is zodoende een uitje naar een Nederland dat elders niet meer bestaat. Waar geen haast is, waar de mensen elkaar helpen en naar elkaar zwaaien. Geen multicultuur, maar nautische cultuur, waarmee ons land ooit groot is geworden. Je ziet alleen maar gezonde, welvarende gezinnen en sportiviteit.

Bij het havenkantoor van Langweer rookt havenmeester Jellie Hoekstra sigaretjes op een – alweer – picknickbankje. Haar dochter zit te appen op een telefoon. Jellie draagt een T-shirt waar achterop ‘100% gezellig’ staat. Af en toe staat ze op om binnenkomende boten de passantenhaven in te begeleiden. De bemensing wil een plekje voor de nacht of voor een paar uurtjes. Om het dorp in te gaan, te eten, te drinken, zich te mengen onder de andere schippers.

De passantenhaven is al best vol. Er liggen allemaal boten, in de loomte van de zondagmiddag. Er ligt ook een groot luxejacht, een Noblesse Bellamare, van misschien wel zestien meter. Dat kost wat, zo’n jacht, zeggen wij tegen elkaar. De eigenaren hebben er vast hard voor gewerkt. Nu rusten ze uit op tuinstoelen op het dek.

Een man met een poloshirt, een petje en een zonnebril heeft net zijn sloep tegen de steiger gelegd. Zijn vrouw ligt in de boot, lekker in de zon, hij wandelt een eindje met hun hondje. Hij heet Renze Broekens, directeur van een bedrijf in landbouwmachines. Ze wonen in Gorredijk en zijn net van Terherne komen varen, over de Terkaplester Poelen, door het Heerenzijl, bij de brug waar ik net ook stond.

Met een vaartje van 6 tot 9 kilometer per uur glijdt de wal aan je voorbij, zegt Renze. Je hebt alle tijd om om je heen te kijken. De huizen zien er leuker uit vanaf het water. Je ziet de achterkant, de tuinen, de veranda’s. Iedereen is vrij, iedereen is lekker aan het eten, relaxen. Iedereen is vrolijk. Met de auto reken je in uren, zegt Renze, met de boot in dagen gaans. Net als vroeger. Het is drukker geworden, veel. “Als het niet druk is, is het ook niet leuk. De drukte brengt gezelligheid, roering, al die bootjes, al die mensen die overal en nergens naartoe gaan. Dat maakt het leuk.”

Er komen allemaal mensen naar Jellie toe. Bekenden meestal. In het varen ben je na één seizoen bekenden van elkaar. Daarna kom je altijd weer. Age komt eraan, Jellie’s man, ook havenmeester, ook een T-shirt met ‘100% gezellig’. Nog een man met een polo, petje en zonnebril, Bram Kruit uit Soest, een professional uit de real estate. Hij ligt hier met zijn vrouw, dochter en schoonzoon uit Londen. Die weet niet wat hij ziet.

De dorpjes hier zijn lieflijk en oorspronkelijk, zegt Kruit. De mensen zijn hier vriendelijker dan in Kaag of op de Braassem, bij Leiden en Alphen. “Dit is het summum van genieten.”

Tussen het roken door loopt Jellie steeds heen en weer, het havenkantoor in en uit. Jel, heb je plek, Jellie, kunnen wij dit of dat? In de zomer gaat het elke dag zo, zegt ze. Het is rammen, gaan. Gisteren begon ze om acht uur ’s ochtends met de schoonmaak van het havensanitair. Om kwart over elf ’s avonds was ze thuis. En in de winter, wat doet ze dan? Niks. In september komt ze thuis en is ze drie weken ziek. Dan volgen de maanden van reparaties, planning, plannen. “In januari denk ik: het mag wel weer beginnen.”

In 1997 hield de Leeuwarder Courant een enquête onder de Friezen over de watersport in hun provincie. Een meerderheid van 62 procent vond dat voor een verdere groei van het watertoerisme in het merengebied geen plaats was. 53 procent vond het er ‘gezellig druk’, maar 30 procent gaf al aan de drukste plaatsen in het hoogseizoen te mijden.

Dat was achttien jaar geleden. Sindsdien is er met het Friese Merenproject van de provincie grootscheeps ingezet op verdere groei van het watertoerisme. Van 2000 tot nu is er 450 miljoen geïnvesteerd in de aanleg van aquaducten, ligplaatsen en jachthavens, en het uitbaggeren van vaarwegen, zodat er grote boten kunnen varen. Belemmeringen worden weggenomen, de doorstroming voor boot én auto bevorderd. Natuur en milieu spelen ook een centrale rol. “Kortom,” meldt de site, “het project is goed voor iedereen.”

Het is op de Friese Meren nog steeds gezellig druk, zegt de gedeputeerde Klaas Kielstra (VVD). Het is gezellig druk in de zomer, en er is nog ruimte voor meer, vooral in het voor- en naseizoen. Hoeveel vaartoerisme kan het gebied hebben, vraag ik hem. Dat merk je vanzelf, zegt Kielstra. Er zijn geen harde getallen voor.

Er is net een nieuw college van gedeputeerden ingesteld, fris als het Tjeukemeer. Kielstra heeft een mooie kamer gekregen op het provinciehuis in Leeuwarden, met roze muren. Hij heeft de dikke Bosatlas van Fryslân van huis meegenomen. Ik spreek Kielstra in de week na het Pinksterweekend, samen met Bram Hulsman, de programmamanager van het Friese Merenproject.

Ze hebben goud in handen met de meren, zeggen ze. Toerisme en recreatie zijn van levensbelang voor de Friese economie, de werkgelegenheid. Je moet het de mensen naar de zin maken. Het merenproject geeft de watertoeristen ruim baan naar de havens in stadjes en dorpen, waar het geld wordt verdiend. Na een dag op het water lust je wel wat. Bootjesmensen hebben naar hun aard en achtergrond bovendien wat te besteden.

Ruim baan voor de toeristen, ruim baan voor de recreatieondernemers. Kielstra heeft groot vertrouwen in hun ‘zelforganiserend vermogen’, dat ze inzetten op kwaliteit, niet allemaal hetzelfde aanbieden. Je kunt nadenken over slechtweervoorzieningen, zegt Hulsman, of arrangementen waarbij de vaarbeleving van boothuur tot picknick, diner en overnachting wordt geregeld. De mensen willen het makkelijk. Toerisme, wonen, werken en ecologie moeten in ‘balans’ zijn, een woord dat een paar keer valt. Wachten voor de brug is voor beide kanten niet leuk, niet voor de pleziervaarder en niet voor de hardwerkende Fries onderweg naar een afspraak. Een ‘gebalanceerde groei’ van het watertoerisme moet passen bij de aard en schaal van Friesland. “Wij worden geen Benidorm,” zegt Kielstra. “Daar zit de bezoeker ook niet op te wachten.”

Mooi. Er wordt van mij afscheid genomen met vrolijke gezichten en gelukwensen omtrent mijn artikel. Pas later bedenk ik dat ik had moeten vragen naar die bruggen die toch steeds openstonden, alle investeringen ten spijt.

Terug naar Langweer, Eerste Pinksterdag. De ondernemers in het dorp, aan wie je het wel kunt overlaten, doen goede zaken met klassiekers als koffie met appelgebak, patat, pizza en bier. Als het echt gezellig moet worden, kun je met je vrienden een arrangement boeken op de Klemtanker die in de oude haven ligt. Nu is het er gelukkig geen feest maar gewoon gemoedelijk, het ruikt er naar gebakken vis, van de kraam centraal op de kade. 

Ik rij naar Gaastmeer, onder het Jeltesleat Akwadukt door, aangelegd in het kader van het Friese Merenproject. Bij Osingahuizen staat de brug ook open. Het is niet erg, het is mooi weer. Je kunt mooi naar de weilanden kijken, kale, lege, van goed georganiseerde boerenbedrijven, en weilanden met meer leven erin, bloemen en vogels.

Aan het eind van de Yntemapolder is de voetgangers- en fietspont van pontbaas Menno Sappé. Van april tot oktober, van acht uur ’s ochtends tot acht uur ’s avonds, zet hij de mensen over de Inthiemasloot, tussen Gaastmeer en It Heidenskip, waarvan De Hel het middelpunt vormt.

Sappé is een mooie kerel, wijd en zijd bekend. In de zeventig, altijd gekleed in een kapiteinsjas en -pet. Vroeger was hij havenmeester in Langweer. Hij was bekend om zijn muziekfiets, waarmee hij zingend op de vaargasten afreed, Frans Bauer uit de boxen. Na zijn pensionering had hij een tijd niets omhanden. Gelukkig kwam hij Marion tegen, een lieve Limburgse. Nu ligt hun woonboot in het seizoen naast de pont. Een gezellige schuit, boordevol foto’s, aandenkens, herinneringen.

Het is druk op de Inthiemasloot, een trechterhals tussen de Fluessen en het Grote Gaastmeer. Druk met vaarverkeer, met fietsers die Sappé overzet. De mensen vinden het hier zo mooi, zegt hij, ze genieten zo enorm ervan. Het water zo weids, de oevers zo rijk, de dorpjes zo behaaglijk. Ja, in de zomer. In de winter moet je wegwezen.

Fryslân, de zuidwesthoek. Weer, wind en wolken. De mensen zijn gemoedelijker in de vrije ruimte. “Je komt in een groot pretpark maar je hoeft bij de ingang geen geld te betalen.” De Duitsers zijn lyrisch, de stadsmensen verliefd op die Hans en Grietje-dorpen. Gaastmeer, 240 inwoners, heeft twee restaurants, een supermarktje, een bakker en een slager. Het Noorden kampt met krimp. Maar hier is alles, dankzij de toeristen.

Sappé zet de fietsers over, voor een euro p.p, met zijn platte gele pont tussen het vaarverkeer door. Ze komen in een kalme, gemoedelijke stroom. Duitsers uit Hannover, wunderschön hier. Een wat brallerig fietsclubje uit Alphen, een stel op een tandem, uit Zwitserland. Sappé heeft voor iedereen een praatje en een dropje uit een bakje dropjes. Daar zijn ze heel blij mee. Van Gaastmeer naar It Heidenskip, van de Fluessen naar het Grote Gaastmeer. Daar gaan ze, met hun dropje, hun fietsen, hun bootjes. Over de Friese sloten, de Friese meren, het omliggende land meenemend in de vaart der volkeren. Letterlijk, in dit geval.