Spring naar de content
bron: anp

Albert Verlinde: ‘Natuurlijk, het is allemaal lucht’

Hij kan knap vals zijn, geeft hij zelf toe, en houdt enorm van fluf. Toch noemt de roddelkoning en makelaar in musicals zichzelf een moralist. En heus, RTL Boulevard heeft óók een maatschappelijke functie. ‘Wij geven het publiek een gevoel van bonding.’  

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jojanneke van den Berge

In een vorig leven was Albert Verlinde (52) een klein jongetje dat werd vergast in Auschwitz. Dat is de reden dat hij, zo vertelde een handlezer hem, in het begin van zijn leven wat traag op gang kwam. Tot zijn achttiende leefde hij in een cocon: van buiten de zogenaamd heteroseksuele jongen, van binnen de dromerige tiener die op mannen viel. Aan een weinig florissante musicalcarrière gaf hij de brui toen hij voor de hoofdrol in Les Misérables werd gepasseerd door Danny de Munk.

Maar op tv nam hij revanche. De afgelopen twaalf jaar groeide hijzelf uit tot de meest succesvolle ‘valse nicht’ van Hillywood (jaarsalaris negen ton), en zijn programma RTL Boulevard tot het entertainment-zwaard van Damocles. Met zijn musical-imperium Albert Verlinde Entertainment, dat miljoenenproducties als Shrek aflevert, steekt hij Joop van den Ende naar de kroon.

‘Kwalbert Verlinke’ is, kortom, lichtjaren verwijderd van dat Auschwitz-jongetje. Een tikje gegeneerd: “Ik vond het zo vreemd dat ik altijd zo op mezelf was als kind. Uren kon ik op de keukenvloer liggen, in de buurt van mijn moeder, zonder te praten. Als iemand je hand leest en die verklaart dat zo, moet je dat natuurlijk voor je houden, maar ik had het wel verteld. Zegt Paul de Leeuw in zijn show: ‘Da’s ook erg, hè, ben je een jongetje uit Auschwitz, kom je terug als Albert Verlinde.’” Een harde lach. “Ja, touché, fantastisch.”

Maar toch, don’t mess met Albert Verlinde. Wie de bal kaatst, kan hem terug verwachten, niet één keer maar jarenlang, verpakt in kleine clusterbommetjes. “Nederland is Paul de Leeuw-moe,” pestte Verlinde onlangs voor de zoveelste keer, na de misplaatste persiflage in De Leeuws’ tv-show op de hakmesmoord op een Britse soldaat, die eerst tot heftige verontwaardiging in Engeland moest leiden voordat men er in Nederland een beetje over viel. Prompt hing Paul beledigd aan de telefoon. Verlinde, lievig: “Ik bedoelde dat zijn acties hier niet zoveel impact meer hebben.”

Albert Verlinde – een beetje BN’er houdt hem liever te vriend. “De angst voor mij is volgens mij weg, al zijn mensen nog altijd verrast door de reikwijdte van Boulevard. Maar ze zien het inmiddels meer als een instrument waarmee ze dingen kunnen vertellen. Boulevard ademt de tijd. We begonnen in het Pim Fortuyn-tijdperk – alles werd geroepen, ook door ons, en dat kwam aan. Daarna kwam de angst na 9-11, de moord op Van Gogh, de politieke escalatie, links en rechts, daar gingen wij ook in mee. Toen kwam de crisis; sindsdien moeten we een beetje leuk houden met elkaar en zit Winston (Gerschtanowitz, JvdB) erbij.

“Maar ik zit boven op mijn merk en mijn programma. Wordt iemand van de redactie of het programma zelf niet correct behandeld, dan maak ik er werk van. Als de relatie van een bekend persoon voorbij is en een redacteur van ons probeert dat bij het management te dubbelchecken en krijgt heel aanmatigend te horen: ‘Nou ja zeg, is dát jouw werk, om zoiets na te lopen?’, dan hebben ze aan mij een kwaaie. Dan bel ik ze en zeg ik: ‘Waar zijn jullie mee bezig!’ Dáár kan ik niet tegen. Ik heb wat dat betreft een enorm rechtvaardigheidsgevoel. We hebben elkaar nodig in voor- en tegenspoed. Diezelfde acteur wil aandacht als zijn nieuwe film uit is, maar als er dan iets vervelends is, gaan ze zo doen. Dat klopt niet. Óf je doet het helemaal, of je doet het niet.”

Je noemt jezelf ook wel, ahum, een moralist. Dat zal de meeste mensen lichtelijk verbazen.

“Mja, door dat sterke rechtvaardigheidsgevoel kan ik me soms boos maken. Zoals laatst, toen het weer eens over grootverdieners bij de publieke omroep ging. Dan zeg ik: ‘Jeroen Pauw en Matthijs, dat is makkelijk zat om die telkens aan te vallen. Maar Patrick Lodiers van BNN blijft steeds onder de radar, terwijl die geen uniek talent heeft én een bestuurder is. Of toen Eric Kuster, interieurontwerper van de sterren, op de dag voordat hij over de vechtpartij bij Sensation bij Badr Hari ging ontbijten, daar werd ik ook echt boos over: dat Oud-Zuid waar ze wonen is jandorie geen sprookjesland! De mensen daar denken dat regels voor hen niet gelden! ‘Nee’, zegt Bram (Moszkowicz, JvdB), ’dat moet je allemaal heel anders zien.’ Nou, dat vind ik niet.”

Waar komt dat gevoel vandaan?

“Dat heb ik als kind sterk ontwikkeld. Mijn vader heeft zijn eigen carrière moeten bevechten; af en toe gebeurden er dingen die compleet onrechtvaardig waren. Als jij als vertegenwoordiger jezelf moet bewijzen en een district krijgt toegewezen in Noord-Holland én een in Zuid-Limburg, hoe moet dat dan met een gezin met drie kinderen?

“Als kind zat ik op een kinderkoor in Susteren, maar wij kwamen van buiten, we waren noorderlingen. Met Kerst kreeg iedereen van het koor een wereldbol. De kinderen die ook in het toneelstuk speelden, kregen een grotere wereldbol. En wat kreeg Verlinde? Een kleine, terwijl ik óók in dat toneelstuk zat. Toen al zat er dat gevoel: moet ik dan álles zelf bevechten? Ik heb mijn wereldbol op de grond gegooid zodat er een deuk in kwam, ik ben teruggegaan en heb gezegd: die van mij is stuk, mag ik een grote? En die kreeg ik.”

Het entertainmentbloed stroomt niet door de familieaderen. Toch wilde kleine Albert al in de spotlights staan.

“Ik deed als kleintje al alles wat ik nu doe. Ik produceerde zelf toneelstukjes op school, en dan liet ik anderen rolletjes spelen. Op de middelbare school organiseerde ik culturele middagen. En als ik vroeger mijn krantenwijk deed, dan las ik al fietsend de voorpaginastukken voor en zong tussendoor liedjes. Een soort ochtendmagazine: ‘Er is crisis daar en daar. Zo meteen meer, maar nu eerst een liedje uit Hamelen.’ Tegelijkertijd was ik altijd erg op mezelf. Ik creëerde mijn eigen wereld, waarin Wim Sonneveld een hoofdrol speelde. Hij is de reden dat ik de kant van cabaret en musical op ben gegaan; als hij er niet was geweest had ik mijn werk niet zo kunnen doen. Toen hij overleed, was ik dertien, en tot vandaag toe heb ik alles over hem verzameld. Door hem leerde ik tekstschrijvers kennen als Annie Schmidt en kwam ik veel te weten over musical, boeken, platen, films, over de showbizz in Amerika. Ik viel vrij snel op bij Boulevard omdat ik een vracht aan ervaring meenam. Die verzameling van twintig, dertig jaar entertainmentkunde bleek eigenlijk een voorbereidende studie.

“Ik ben die droom gaan openbreken, anders eindig je bij een mannenkoor of bij de plaatselijke musicalvereniging. Zonder dat mijn ouders het wisten, heb ik me aangemeld voor de Kleinkunstacademie. Het was een gigantische ommezwaai, zoals ik daarna zelf op de dingen ben afgestapt. Op die academie, op Bert van der Veer om ShowTime te gaan doen, op Boulevard, mijn musicalproductiebedrijf.”

Hoe kwam dat, die omwenteling?

“Ik had een sterke thuisbasis. Ik kon heel vrij zijn omdat mijn ouders me altijd het gevoel gaven: we zijn er altijd. Eh…”

Maar die basis had je altijd al.

“Ehm, nou, ja, ik had altijd het idee dat ik nergens echt bij hoorde. Ik deed wel gezellig mee, maar voor mijn gevoel bleef ik een buitenbeentje. Op school ging het altijd over voetbal en over meisjes. Daar had ik niks mee, dus je speelt altijd een soort rol, je houdt jezelf verborgen. Om dat te doorbreken, ben ik mensen gaan zoeken die dezelfde taal spraken als ik, al stond ik daar toen niet zo bij stil. Mensen van het theater en de televisie. Daarvóór dacht ik: wacht maar tot ik achttien ben, dan ga ik naar Amsterdam en dan gaat mijn wereld beginnen. Maar ik heb het geleidelijk gedaan. Ik heb met vriendjes en alles gewacht tot na de middelbare school. In het begin heb ik op de Kleinkunstacademie niet eens verteld dat ik homo was.”

Ook je ouders wisten tot je achttiende van niks. Het is toch zelfsabotage om zo lang zo’n essentieel deel van jezelf te ontkennen?

“Dat heb ik heel lang niet zo gezien, hoor, want eigenlijk ben ik nog veel langer op mezelf gebleven. Ook in Amsterdam nog. Ik was in die tijd heel goed bevriend met Evert Santegoeds (de latere hoofdredacteur van Story en Privé – JvdB). Maar ik belde hem niet als het twintig graden vroor en mijn verwarming ’s nacht uitviel. Ik ging liever met wanten aan slapen. Ik gaf mensen niet de kans om dichtbij te komen, en ik gaf mezelf niet de kans om emoties te laten groeien. Ik kom nog steeds oud-klasgenoten tegen, een hartstikke leuke club die met veel plezier op die tijd terugkijkt. Achteraf is het heel vervelend dat ik die vriendschappen nooit een kans heb gegeven, doordat ik niets van mezelf gaf. Pas de laatste paar jaar is dat anders, sinds ik een paar dingen heb meegemaakt waardoor ik nu denk: kom op, delen, delen, delen.”

Je klasgenoot Gerard Joling was wel openlijk homoseksueel.

“Ik was bang om gekwetst te worden, of dat mensen van wie ik hield gekwetst zouden worden. Bang voor afwijzing, om écht het buitenbeentje te zijn. Want vóelen dat je een buitenbeentje bent maar dat verbergen door je sociale vaardigheden, dat is wel te doen. Ik was bang dat alles weg zou vallen als ik uit de kast kwam.”

Jos Brink heeft je eruit geholpen.

“Ik had hem na een optreden aangesproken om te vragen hoe ik zo beroemd kon worden als hij. Hij gaf me toen het nummer van de Kleinkunstacademie. Vervolgens schreef ik hem een brief: ik ben Albert Verlinde en ik ben de enige zoon van mijn ouders, de enige kleinzoon van mijn opa, dus als ik nooit nageslacht… omdat ik bijvoorbeeld homo… En toen kwam de brief terug: je moet zélf uitmaken wie je bent en waar je voor kiest, en je kunt altijd bellen. Op zondagmiddagen ging ik op het bed van mijn ouders telefoneren met Jos, van wat ik nou weer moest doen. Ontzettend lief van hem.”

Je hebt een lintje gekregen, onder meer voor je inzet voor homo-emancipatie.

“Onno (Hoes, de burgemeester van Maastricht – JvdB) en ik leven natuurlijk heel erg in de openbaarheid. Bij Boulevard ga ik er op een bepaalde manier mee om, en ik heb daar ook een grote strijd tegen de weigerambtenaar gevoerd. Wat ik erg vind, is dat het in de beoordeling van je werk zo vaak wordt meegenomen. Mijn zelf ontwikkelde toon krijgt dan het stempel ‘valse nicht’, dat vind ik heel raar. Maar bij vrouwen gaat het weer altijd over hun uiterlijk, hun vrouw-zijn. Misschien hebben vrouwen en homo’s dat gemeen.”

Je maakt vrouwen uit voor ‘miss cellulitis’ (Viola Holt) of hoer (Mariska Hulscher, toen ze na een paar weken huwelijk weer ging scheiden). Dat laatste vond je vader zelfs te ver gaan.

“Ik denk dat ik 2200 uitzendingen heb gedaan, en er zijn een paar dingen voorgevallen die alsmaar terugkomen. Zoals het hoer-incident, de parkeergarage-beelden waarop Yolanthe vreemdging met Wesley, en Georgina Verbaan die in een café zat te zoenen met een man die niet haar toenmalige vriend Jort Kelder was. Tja. Terwijl als er bij Paul & Witteman een delinquent zit die een boek zou hebben geschreven over zijn ontvoering van Claudia Melchers en dat hele boek blijkt niet te bestaan, dan hoor je daar nooit iemand meer over. Maar misschien is het een compliment. We zijn een koffieautomaatprogramma, daar moeten mensen iets van vinden. En daardoor blijven we ook bestaan. Het is alsof we in een café zitten en ik ben de gangmaker. Ik hou heel erg van de valse zinnetjes tussendoor. Een politicus kan niet zeggen als NRC schrijft dat zijn partij weer is gezakt in de peilingen: nee, jíj gaat lekker met de oplage van je krant. Haha! Bij Boulevard roepen we af en toe heerlijk: nee, dáár gaat het goed!”

Wordt Albert Verlinde weleens door wroeging uit zijn slaap gehouden?

“Nee. Nee. Nee.”

Waarom niet?

“Ik heb jaren moeten knokken voor mijn carrière, heb me lang niet erkend gevoeld. Wás ook niet helemaal mezelf. In het begin bij ShowTime met Paulien Huizinga werd ik een Ken-pop genoemd. Ik heb mijn stinkende best gedaan om wél mezelf te worden op tv, en dan is het nóg niet goed. Het is makkelijk om af te geven op wat ik doe, maar het bestond allemaal niet. Ík heb het gecreëerd, en het is een succes. Op een gegeven moment leer je denken: jongens, zoek het maar uit. Ik kan mezelf in de spiegel aankijken, en ik zal mensen niet naaien. Als je mij niet naait, naai ik jou ook niet.” Stilte. “Het merkwaardige aan dat Georgina-ding is dat ik dat zelf niet heb gepresenteerd. Gordon zat er en Daphne Bunskoek, en die hebben dat gebracht. Het enige wat ik gedaan heb, is voor mijn team gaan staan. Daphne nam er de dag erna afstand van. Ik zei: dan moet je als BN’er maar niet gaan zitten zoenen in een openbare ruimte. Maar aan mij blijft het kleven, en Daphne presenteert intussen allerlei prachtige programma’s over vrouwenrechten en slavernij en weet ik het allemaal.”

Wat dat ‘naaien’ betreft: nadat Beau bij Boulevard was vertrokken, heeft hij acht jaar lang de toorn van Verlinde over zich heen gekregen.

“Daar is een weeffout geweest. Hij ging weg, we hadden een leuk afscheidsfeest en een week later stond er een tien pagina groot artikel in Revu, waar Beau columnist was, over de ramp die ik was. Dat kwam ontzettend aan. Toen is het misgelopen tussen ons. Ik heb een vertrouwenskwestie.”

Je ouders hebben jou meegegeven: vertrouw niemand. Dat is niet echt een veilige…

“…basis. Maar ik ben niet dezelfde persoon die ik tien jaar geleden was. Ik wil nog altijd leren, niet alleen in mijn werk, maar ook in hoe ik als persoon ben. Ik zie nu in dat als je zegt: ‘vertrouw nooit iemand’, dat je dan altijd naar de ander wijst. Zo van: die heeft dát gedaan. Inmiddels ben ik wel zo wijs geworden dat ik denk: het zal ook wel van twee kanten komen. Ik wil ook niet dat Beau en ik tien jaar ruzie hebben. Dat is belachelijk, na al het mooie dat je samen hebt meegemaakt. Toen hij bij Shownieuws begon, heb ik na afloop meteen laten weten: toch lekker je weer op zo’n plek te zien. Het klinkt een beetje zweverig, maar ik wil altijd naar mezelf blijven kijken.”

Hoe doe je dat?

‘Op vakantie neem ik altijd zo’n zelfhulp… zo’n psychologisch zelfwerkboek mee. Dan lees ik elke dag een hoofdstuk en praat ik erover met Onno. Hij is niet zo, maar ik ben dat wel – van mezelf af en toe echt wakker schudden. Ik leer dan: luister, stel de coachende vraag, stel je open, haal eerst even adem.”

Ook de zelfmoord van je zwager Antonie Kamerling heeft je milder gemaakt, zeg je.

“Ik ben me meer gaan realiseren wat dingen voor mensen betekenen. Het leven is best aardig voor me geweest. Ik heb geen grote drama’s meegemaakt, maar ik heb in Boulevard wel grote drama’s behandeld. Het conflict tussen Connie Breukhoven en haar adoptiekinderen bijvoorbeeld, dat waren heel zware verhalen. Alleen realiseer je je dat niet als je niet weet hoe zoiets kan voelen. En als je zelf geen kinderen hebt. Dan ga je materie puur benaderen vanuit het soort programma dat we zijn. En dat is nu anders geworden.”

Vind je dat jammer?

“In het begin sloeg ik een beetje door. Werd het allemaal wel heel meelevend. Je moet wel Albert kunnen blijven. Als het huwelijk van Caroline Tensen wordt uitgesteld, dan prik ik op het eind wel even, van: ‘Weet je zeker dat het nog wel goed zit tussen jullie?’”

Je echtgenoot Onno Hoes is niet alleen burgemeester van Maastricht, maar ook voorzitter van het CIDI. Hij  worstelt met hoofdpijndossiers als de wietpas en het Midden-Oostenconflict, jíj behandelt de hoofdpijn van Bonnie St. Claire na een nachtje doorzakken. Zegt Onno nooit eens: “Pfff man, waar maak je je druk om?”

“Ja, zeker. Dat kan ook niet anders als je in dergelijke dossiers zit en ik zit te stuiteren: ‘We hebben Caroline Tensen aan de telefoon gehad!’ Natuurlijk zegt-ie dan: ‘Waar gáát het over.’ Maar ja, luister, als ík er geen kick meer van krijg, houdt het op. Ik was vorige week op een verjaardag waar Wouter Bos en Neelie Kroes rondliepen en die weten precies wat Boulevard is. Ze komen naar me toe en zeggen: nou, dit en dat, daar zullen jullie het ook wel over gaan hebben.”

Hoe zie je zelf de relevantie van Boulevard?

“Het zou raar zijn als ik het vreemd vond dat mensen het alleen maar versnippering vinden. Maar wij proberen wel overal een gevoel van urgentie aan te geven. Soms heb ik de eindredacteur aan de lijn voor het draaiboek en dan denk ik: dat is allemaal agendawerk. Weer een filmpje, een ditje een datje. Dan roep ik: ‘Waarom ga je niet wat dieper in op de veelverdieners en op Ria Eimers die niet goed geworden is?’ Natuurlijk, het is lucht hè, weg na een dag. Maar dat zijn andere programma’s ook. Alsof De Wereld Draait Door zo wereldschokkend is, nou nou nou.

“Soms kan ik ook ineens denken: nou ben ik wel heel erg van de fluf-programma’s, of van de fluf-films. Dan ga ik wat anders opzoeken, omdat ik mezelf te licht vind. Maar een filmhuisfilm, of de serie Mad Men, daar word je ook niet altijd even vrolijk van. Dan denk ik van: even jezelf prikkelen, want alleen maar detectives lezen, dat is het ook niet; kom op, Verlinde, bijt je je er maar even doorheen.

“Aan de andere kant: de bladen klagen allemaal over dalende oplagen, behalve degene die zich op entertainment richten. Boulevard staat al twaalf jaar in de kijkcijfertoptien; blijkbaar heeft het dus zin voor mensen. Alleen niet voor de mensen die voor kranten schrijven die elk jaar weer een kleinere oplage hebben. Sprak hij vals, hi hi! Die elitaire wereld denkt: jeetje, bij ons blad of onze krant wordt het allemaal minder, en die man van Boulevard zit daar maar en het gaat nergens over, maar hij heeft wel 1,2 miljoen kijkers.”

Waar komt die honger naar informatie over bekende mensen vandaan?

“Sterren zijn de nieuwe buren in deze tijd van individualisme. Over hun levens te horen, hun geluk en ellende tegen het eigen leven aan te houden, geeft het publiek een gevoel van bonding. Je zult eenzaam zijn, het geeft toch een dagelijks stukje vrolijkheid. Alsof het je familie is met wie je iedere dag zit te eten. Zoveel vrolijke programma’s zijn er niet op de buis. Maar ik hoor ook van harde werkers, politici bijvoorbeeld, dat ze ‘s avonds nog even naar Boulevard kijken. Het heeft toch zijn functie op dat vlak. Ontspanning.”

Tussen jou en Joop van den Ende is het nogal eens bonje en haat en nijd geweest. Nog altijd?

“Inmiddels is het goed. We hebben niet heel veel contact met elkaar, maar we hebben onze waardering naar elkaar uitgesproken.”

Hij heeft in 2011 jouw zakenpartner en hartsvriend Roel Vente weggekocht, met wie je tien jaar hebt samengewerkt, om hem na nog geen jaar weer te ontslaan.

“Ik heb dat ervaren alsof de grote olifant zei: en nu is het klaar met die kleine kutmuis, paf! Daarover zegt Joop nu: ‘Dat wist ik niet, dat hebben anderen gedaan.’ En dan denk ik: ja, dat zal wel. Toen de crisis begon is er een enorme verharding geweest in de musicalwereld, en dit was een oorlogsverklaring. In één keer was de roes van het pionieren voorbij en dacht ik: nee, wacht even, dit is een big bad world. Van den Ende gooide de musical in de uitverkoop, met allerlei Albert Heijn-acties. Daar heeft hij achteraf ook spijt van. Nu pas, met musicals als Shrek, Hij gelooft in mij en Soldaat van Oranje, zie je dat mensen weer bereid zijn het volle pond te betalen. Het dieptepunt in de musicalwereld is voorbij. Joop en ik zijn als grote spelers over. En Fred Boot van Soldaat van Oranje, maar dat is een klasse apart.”

Musical heeft niet een te best imago. Liefhebbers van de hogere kunsten spugen erop.

“Ja, heel vervelend dat mensen er vaak laatdunkend over doen. Terwijl we met de grootste sterren werken. Bij Ramses wisselden Tom Jansen en Hans Hoes elkaar af, dat zijn serieuze acteurs. Het rare is, men gaat wel naar Hij gelooft in mij of Soldaat van Oranje, maar dan zeggen ze: dat zijn geen echte musicals. Musical heeft een soort braaf, truttig imago gekregen, en daar moet je doorheen breken. Er is in de hoogtijdagen voor de crisis te veel aan de boom geschud. Zo’n HEMA, de wordt musical ever was natuurlijk vreselijk. Het algehele niveau was laag. Een paar rotte appels hebben de hele mand verpest.

“Volgend seizoen komen we met Flashdance met Carry Tefsen en Jim Bakkum. Een stuk over Sonneveld met Tony Neef, en De kleine blonde dood, een theaterversie van de film waar Antonie in speelde. Mooie kwaliteitsproducties.”  

Je hebt weleens gezegd dat je zoveel doet en zoveel werkt omdat je bang bent dat het allemaal ineens afgelopen kan zijn – je carrière, het geld.

“Ja. Maar inmiddels ben ik al heel lang bezig, en ben ik niet de minst betaalde van Hilversum.”

Toch sta je als extreem zuinig te boek, als iemand die anderen altijd vraagt hem even terug te bellen.

“Ik ben niet iemand die met geld smijt. Ik kan gewoon heel moeilijk wat weggooien, ook qua eten. Ik vind het vreselijk als mensen bij een lunch zeggen: ‘Dat brood is van gisteren dat hoeven we niet.’”

Jullie hebben geen kinderen, dat was wel een wens.

“We zijn bezig geweest met adoptie in Amerika, maar we waren eigenlijk net te laat. De leeftijd van kinderen die je dan nog kan adopteren loopt zo op, dat het wel heel lastig werd. Als je kinderen hebt, dan verandert je leven met hen mee: ze gaan naar school, ze gaan studeren, trouwen. Het probleem bij homo’s is, zei een vriend laatst: op een bepaalde manier blijf je altijd de student. Je wordt wel ouder, maar veel verandert er niet. Daar ben ik wel benieuwd naar: hoe kunnen wij de komende jaren zin aan ons leven blijven geven? Want die komt niet van kinderen of kleinkinderen. Dat vind ik spannend. Ik zoek daardoor meer maatschappelijke dingen op. Het Nationaal Theaterfonds dat ik heb opgericht. Ik zit in het Nationaal Comité 200 jaar Koninkrijk. Ik wil niet alleen maar meer werk, werk, werk.”

Je roept al heel lang: over een jaar stop ik met Boulevard.

“Ja. Maar nee.” Hij gniffelt. “Ik moet elke hoop de grond in boren bij mensen die in september weer denken: ja maar hij had toch beloofd dat…”