Spring naar de content
bron: anp

Kansloos: de vrouw

Het optimisme van Petra Stienen en Monique Samuel deelde hij vanaf het begin al niet. En helaas kreeg hij gelijk. Schrijver Hafid Bouazza over de steenkoude ‘lente’ in het Midden-Oosten. ‘Als de Arabische wereld een vrouw is, dan draagt zij een dood kind in haar baarmoeder: de islam.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Hafid Bouazza

De wens bleek een kroostrijke vader te zijn van het optimisme over de recente revolutie in de Arabische wereld, die als ‘Arabische lente’ bekend is geworden. Dat de vruchten van dit politieke seizoen veel minder zoet bleken dan menigeen hoopte, in feite wranger dan doornappels, doet niks af aan het feit dat het wel degelijk een revolutie betreft, in de letterlijke zin des woords: een ‘terugdraaiing’.

De juichstemming van supporters hier in Nederland was op z’n minst opvallend; zij wisten de kritische en sceptische geluiden makkelijk te overstemmen, en hoewel het gejubel misschien begrijpelijk is – het ging uiteindelijk om een massale euforie, waarbij overgave aan de overmacht telt en niet individuele motivatie – is hun houding toch opmerkelijk en het onderzoeken waard. Ik doel dan op de enthousiaste stemmen van vrouwen als Petra Stienen, Rahma Bavelaar en Monique Samuel.

Want het gaat verder dan een vrouwelijke hang naar harmonie en opgelegd optimisme – met dit laatste bedoel ik de hang naar positivisme, samen te vatten in de zin: “Waarom altijd zo negatief?” Men pakt een vrouw nu eenmaal makkelijker een afstandsbediening af dan haar koestering van wat ‘gezelligheid’ genoemd kan worden. En mocht dit seksistisch klinken, des te beter, want de ‘Arabische lente’ had nooit een godin als beschermvrouwe, maar was immer een orgiastische opstand van testosteron. Van gecultiveerde cojones, om het toepasselijker te stellen.

(Een wrang detail is dat de controleur die de Tunesische groenteverkoper Mohammed Bouazizi had vernederd door hem niet alleen zijn koopwaar af te nemen, maar ook nog te slaan en in het gezicht te spuwen, een vrouw was. Het is deze Bouazizi die zichzelf na dit incident op de dag van 17 december 2010 in brand stak en de Arabische revolutie ontketende.)

In zo’n testosteronrijke context hadden vrouwen geen enkele kans, zeker niet in de islamitische wereld; de behandeling van vrouwen op het Tahrirplein getuigde van immense verachting; hun positie in de nieuwe Arabische orde is schrijnend – er is niet veel veranderd. De Egyptisch-Amerikaanse schrijfster Mona Eltahawy liet zich direct horen, al vanaf  2011, over de molestatie van vrouwen tijdens het oproer, toen vooral de vreugde overheerste in onze binnenlandse media. Boegbeeld van deze vreugde werd Petra Stienen, arabiste. ‘Gewild of ongewild,’ wilde ik schrijven, maar omdat ze zo vaak op de buis verscheen, denk ik niet dat er sprake kan zijn geweest van enige onwilligheid van haar kant. Voor wie het nieuws allerzijds volgde, begon haar optimisme allengs van het Titanic-orkestje-niveau te worden: het schip mag dan wel zinken, maar wij zijn nog niet nat.

Zulke voortvarendheid is op zich wel vermakelijk, ware het niet dat Stienen de ergerlijke neiging had de toeschouwer met het maternalisme van een Vrouwtje Theelepel te benaderen. Misschien kent u haar nog van de tekenfilmserie uit begin jaren tachtig van de vorige eeuw: “Haar echte naam is Thea, maar iedereen noemt haar Vrouwtje Theelepel, omdat zij altijd een gouden theelepel om haar hals draagt. Er is iets vreemds met haar. Ze wordt op de meest ongelegen momenten zo klein als haar theelepeltje en kan dan met dieren praten. Maar dat weet niet iedereen.” (De gouden lepel schittert in mijn droom/En iedere droom/Moet je in een potje vangen/De gouden lepel/ Roert alles daarin vrolijk rond.)

Stienen hing, volgens eigen zeggen, constant aan de telefoon (niks nieuws: doen vrouwen sowieso altijd) met haar goede Arabische vrienden (‘óók atheïstische,’ voegde ze er steevast aan toe), en behalve dat deze goede vrienden vrijzinnig en ruimdenkend en gastvrij en warm waren, waren het ook mensen, met dezelfde verlangens als u en hij en die daar ook. Wat probeerde ze eigenlijk over te brengen, behalve dat Arabieren ook maar mensen zijn en niet allemaal schreeuwende fanatiekelingen met het verbranden van vlaggen als hobby? Dit: dat de revolutie zou leiden tot een democratie en een open maatschappij zoals wij deze kennen en waarin wij een bestaan proberen op te bouwen, met alle welvaart en sociale voorzieningen van dien. Dat de politieke verlangens van de revolutionairen totaal niet van de ‘onze’ verschilden. Hier kom ik nog op terug.

De islam krijgt alleen maar meer invloed, en precies in wat hier ‘kwetsbare wijken’ heten

De politicologe Monique Samuel zal, vrees ik, nog lang achtervolgd worden door haar vreugdedans bij Pauw & Witteman na de val van Mubarak, maar dat is jammer, omdat ze ontegenzeggelijk haar intellectuele capaciteiten heeft. Ze gaf recentelijk, in hetzelfde tv-programma, toe dat ook Mubaraks opvolger Morsi een dictator is gebleken, en dat wat haar dansante vreugde had opgewekt de mogelijkheid was van de Egyptenaren om een dictator ten val te brengen. Deze curieuze stelling was al eerder geopperd, namelijk dat de ‘lente’ in elk geval had aangetoond dat Arabieren in opstand, in beweging konden komen. Dit is vreemd: behalve dat het impliceert dat men er blijkbaar van uitging dat Arabieren niet vooruit te porren zouden zijn – alsof je een persoon die een hometrainer gebruikt complimenteert met zijn fietsvaardigheden.

Wel stelde Samuel dat er in Egypte een seksuele revolutie gaande zou zijn, maar daarvan noemt ze geen tekenen in het doorwrochte essay ‘De islamitische illusie’ dat ze in maart in De Groene publiceerde. Ze schrijft: “De islamitische illusie moet eerst worden ontmaskerd voor er een evenwichtiger pluriform politiek landschap kan ontstaan waarin niet één ideologie of religieuze beschouwing de dienst uitmaakt, maar een breed spectrum aan opvattingen en ideeën ingang vindt.” Terwijl haar artikel maar al te duidelijk aantoont dat er van een ‘ontmaskering van de ilusie’ geen enkele sprake is, integendeel.

De islam krijgt alleen maar meer invoed, en precies in wat we in Nederland ‘kwetsbare wijken’ zouden noemen, delen van het land waar men gebaat is bij socio-economische en educatieve hervormingen en niet met religieuze waanzinnigheden als het verbieden van geparfumeerde zeep en deodorant (“Vandaar het vertrokken gezicht van Angela Merkel bij (Morsi’s) staatsbezoek aan Duitsland.”)

Het komt op mij over alsof Monique Samuel tegen beter weten in hoop wil blijven koesteren. Dat wordt duidelijk aan het eind van haar essay, als ze de sfeer in Egypte tekent: “We moeten hem een kans geven, is de algemene stelling. Maar hij is een president van papier, zonder enige macht. Over vier jaar stemmen we hem weg (–)”

Over Mubarak werd gezegd dat hij een marionet van de VS en het Westen was. Dit is lood om oud ijzer, dus. Hieruit spreekt berusting – een verlammend fatalisme (niet vooruit te porren), waarbij de oplossing niet in eigen hand wordt genomen, want, zo eindigt de slotzin van Samuels essay: “(–) als de jongeren van Tahrir de tijd niet voor zijn.”

Echter! Dat de ‘Arabische lente’ geen zoete bloesems zou voortbrengen en geen stuifmeel als confetti verspreiden, was voor de kritische beschouwer al duidelijk toen het teken aan de wand, het onheilsteken bij uitstek, duidelijk zichtbaar werd: de uitsluiting van vrouwen. De vrouwelijke afwezigheid bij de opstandelingen op het Tahrirplein viel des te meer op omdat onder de pro-Mubarak-demonstranten vrouwen maar al te zichtbaar waren.

Vorig jaar op Internationale Vrouwendag, 8 maart 2012, was de weerstand tegen een vrouwenprotest op het Tahrirplein bijna net zo groot als tegen Mubarak. Op posters waar de demonstratie voor de gelijkwaardigheid der geslachten werd aangekondigd, waren schoenafdrukken te zien en de woorden: “Niet nu!” (De schoenafdrukken waren een teken van de grootste vernedering onder Arabieren: vandaar de voorkeur voor iemand met een slipper of een schoen slaan.)

“Niet nu,” zei ook Omar Suleiman, vice-president onder Mubarak, in 2011, waarmee hij bedoelde dat Egypte nog niet toe was aan democratie, tot grote woede van Washington.

“Niet nu!” hoorden we ook uit vrouwelijke kelen toen de abortusboot van Women on Waves, van de onvolprezen Rebecca Gomperts, in Marokko aanmeerde. Nora Kasrioui, van een of andere vrouwenrechtenorganisatie, schreef in oktober vorig jaar Trouw: “Wie zijn doelen wil realiseren, moet niet alleen rekening houden met de doelgroep en zijn omgeving. Een islamitisch land als Marokko heeft niet dezelfde periode van verlichting doorgemaakt als het Westen. Er moet sterk rekening worden gehouden met eer, familiegevoelens en alles wat de omgeving belangrijk vindt. In zo’n land bereik je veel en veel meer door dit soort uiterst gevoelige onderwerpen in kleine kring en in stilte te bespreken. Met een exhibitionistische aanpak schiet je als feministische zusters je doel voorbij, en dat is erg jammer.”

‘Niet dezelfde verlichting’: het staat er echt! Wat voor verlichting Marokko dan wel heeft meegemaakt wordt niet vermeld, als zaken als ‘eer, familiegevoelens en alles wat de omgeving belangrijk vindt’ blijkbaar nog steeds zwaarder wegen dan de belangen van het (vrouwelijk) individu. Zulke zaken in ‘kleine kring’ bespreken verandert natuurlijk nooit en te nimmer iets aan de externe factoren die zulke zaken altijd in het donker zullen houden.

Hoor ik daar iemand ‘bevoogdend’ en ‘aanmatigend’ roepen? Of is dat de echo van mijn fatsoenlijke gedachten?

Opvallend in dit verband is ook de reactie op het Facebookprotest van de Tunesische Amina Tyler. Deze jonge vrouw plaatste recentelijk – geheel in stijl van FEMEN, de Oekraïense protestgroep die internationale aandacht trok tijdens het EK Voetbal van 2012 – op dit sociaal medium een foto van zichzelf met een ontbloot bovenlijf waarop ze had geschreven: “Mijn lichaam is mijn eigendom.” Een waarheid als een koe en twee Malinese kamelen, zou je zeggen. Hoewel ze terecht bijval kreeg, klonken via Twitter en Facebook en onder bezoekers van het wereldwijde web ook stemmen op dat dit niet de juiste manier was om te protesteren; dat borstenvertoon niet feministisch was en nog meer gaapverwekkends. En – klap op de vuurpijl – op 12 mei demonstreren vrouwen in Rabat, hoofdstad van Marokko, tegen FEMEN, gekleed in djellaba, hoofddoek en andere sluiers, onder het motto ‘Mijn lichaam is van God’. De dresscode geldt als een teken van vrouwelijke waardigheid, hetgeen benadrukt dat waardigheid voor de islamitische vrouw een sartoriale kwestie is, niet een intern en biologisch gegeven. Dit bewijst precies het gelijk van Amina Tyler.

Het probleem met de afwijzing van de vorm van een protest, is het voorbijgaan aan de oorzaak van de pijn. Sinds wanneer zijn blote borsten erger dan gebrek aan zelfbeschikking? Sinds wanneer is de mogelijkheid van abortus erger dan de ellende van een vondeling en een verstoten moeder? Als een opstand rekening houdt met de samenleving waartegen zij protesteert, dan is het een carnavalsoptocht, geen opstand.  

En zo is de steun voor de niet van gevaar gespeende strijd van Amina Tyler beduidend minder dan de voor de Arabische ‘lente’. Dit is deprimerend, en de oorzaak moge wel duidelijk zijn. Zo vroeg de columnist Jonathan Jones in The Guardian van 5 april zich retorisch af: “Or is freedom only worth supporting when there is no possible conflict with Islam implied by all the romantic Arabist rhetoric?”  

De Vlaamse journalist Jef Lambrecht schreef in 2011 De Arabische revolutie – Van het offer van Bouazizi tot de val van Kadhafi, dat nu wordt gevolgd door De Arabische cocktail (beide boeken verschenen bij Uitgeverij Van Halewyck). Het zijn weldadig gedetailleerde en fraai geschreven werken. Hij stelt: “De islamisten wierpen zich op als de behoeders van een revolutie die ze niet hadden gemaakt. Als beleidspartij waren ze mislukt, maar bij de uitvoering van hun plan om de staat naar hun zin te hervormen waren ze succesvol.”

Het is bijna onvoorstelbaar dat de zijlijnsupporters van de Arabische ‘lente’ niet hebben vermoed dat achter de voorhoede van jongeren van de Twitter- en Facebook-generatie een troep van snood grijnzende en handenwringende Moslimbroeders schuil ging. Wie dat toentertijd wel vreesde, was de regering van Mubarak. Het regionaal hoofd van de afdeling marketing van Google, Wael Ghonim, werd tijdelijk het gezicht van de revolutie zoals het Westen dat graag zag. Hij had via de Facebookpagina ‘We are all Khaled Said’ de digitale omwenteling op gang gebracht. Khaled Said was een 28-jarige zakenman die in 2010 door de politie van Alexandrië werd doodgeslagen. Wael Ghonim had foto’s van Said in het dodenhuis op zijn pagina gezet. Lambrecht citeert Ghonim: “De revolutie van de jongeren op het internet is de revolutie geworden van de Egyptische jongeren en daarna van heel het land.”

Ghonim werd op 27 januari 2011 gearresteerd bij het begin van de protesten: “Uit zijn wederwaren kon worden afgeleid dat zijn ondervragers achter de revolutie de hand zochten van hetzij een vreemde mogendheid, hetzij de Moslimbroederschap.” En hoewel dit niet waar was, heeft de reactionaire Moslimbroederschap de revolutie succesvol gekaapt. De broodnodige hervormingen zijn al ingevoerd, zoals verlaging van de huwelijksleeftijd van vrouwen van achttien naar twaalf jaar (met uitzonderingsmogelijkheden tot negen jaar) en de rigide weigering een VN-verdrag voor vrouwenrechten te accepteren; het grootste obstakel bleek het artikel over verkrachting binnen het huwelijk. Dit is zo voorspelbaar, maar het blijft verbijsteren. Vergeet onderwijs en werkloosheid. (Dit jaar sloeg de Alesco, de Organisatie van Cultuur en Wetenschap van de Arabische Liga, alarm: bijna een op de drie Arabieren is analfabeet. Van de 335 miljoen mensen in de Arabische wereld zijn er 100 miljoen ongeletterd.) 

Deze vorm van infiltratie tekent de Moslimbroederschap. Kijk maar naar hoe deze beweging zich in Nederland via sluipwegen en dubbelspraak in Nederland blijkt te hebben gemanifesteerd. De onderzoeksjournalist Carel Brendel doet wat betreft voortreffelijk werk, en de artikelen op zijn website tonen aan hoe wijdverspreid deze beweging ook hier is. De leden hebben zich de politieke retoriek eigen gemaakt en er wordt gestrooid met termen als ‘integratie’, ‘dialoog’, ‘bruggen bouwen’ en ‘radicalisering bestrijden’, die beleidmakers graag horen. En dat uit monden van imams die vlekkeloos Nederlands spreken.

De huwelijksleeftijd van Egyptische meisjes is verlaagd naar twaalf jaar

Het lijkt erop dat zelfs ambtenaren zich nu niet meer voor de gek laten houden. Het huurcontract met imam Fawaz Jneid, de bekende imam en ziekteopwekker (hij bad openlijk tot Allah om Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali een ongeneeslijke kanker te geven, onder het motto: ‘Vloeken hoort bij de islamitische cultuur’) uit Den Haag werd ingetrokken toen bleek dat de ‘bedrijfsruimte’ die hij wilde openen een moskee zou worden.

“Mijn lichaam is mijn eigendom en niet van iemands eer.” Dit is de tekst die Amina Tyler op haar bovenlijf had geschreven. Je zou kunnen stellen dat het concept ‘eer’ (sharaf) centraal staat in de belevingswereld van Arabieren. Ik geloof liever dat de mens complexer is, maar het is nu eenmaal zo dat er samenlevingen zijn waarin een rigide norm tot ideaal worden verheven. ‘Eer’ is de aluminiumfolie-kroon van de ellendeling, het is the poor man’s pride. En waarom zou de vrouw hier slachtoffer van moeten zijn? Zoiets basaals als je eigen lichaam terug willen eisen en dan zoveel tegenstand ondervinden. Hoe krachtig is Amina Tylers stelling. Hoe bekrompen de wereld waarin zo’n vanzelfsprekendheid zo welluidend klinkt.

Jef Lambrecht richt in De Arabische revolutie de aandacht echter op het begrip ‘waardigheid’ (karaama): “Geen woord dat in de Arabische wereld gevoeliger ligt. Het was de inzet van de Arabische omwentelingen. Door het langdurig ontzeggen van elementaire menselijke waardigheid legden autoritaire en dictatoriale regimes de brandstof aan die van smeulende sintels een reusachtige steekvlam maakte.” 

De islam, beloven de Moslimbroeders, zal uiteraard zowel in eer als waardigheid ruim voorzien. Onnodig te zeggen dat ik, op z’n minst, sceptisch sta tegenover de heilzame werking van de islam, al besef ik natuurlijk wel heel goed dat de Arabische revolutie nog decennia nodig zal hebben om op haar ware merites te worden beoordeeld. Mijn overtuiging is dat de werkelijke verandering niet zal komen dankzij de islam, maar desondanks. Als de Arabische wereld een vrouw is, dan draagt zij een dood kind in de baarmoeder: de islam. Kijk maar naar de economie.

De invloed van de islam op de economie is misschien nu wat zichtbaar vanwege verschijnselen als ‘halal-hypotheek’ en ‘islamic finance’; hoe ver de invloed van de religie op de economische situatie gaat, wordt duidelijk in het boek van de Amerikaanse hoogleraar economie Timur Kuran, The Long Divergence – How Islamic Law Held Back the Middle East uit 2011. Hij onderzoekt de oorzaken van de economische stagnatie die het Midden-Oosten vanaf 1750 trof – toen al was de koopkracht van een gemiddelde arbeider in Amsterdam twee keer zo groot als die van een gemiddelde arbeider in een Arabische metropool. Niet het kolonialisme of de onverenigbaarheid van islam en kapitalisme ziet hij als de remmende factoren in de economische achterstand van het Midden-Oosten, maar de islam zelf. Een observatie van hem is belangrijk om hier te vermelden. Een belangrijk punt waarin de islam economische vooruitgang tegenwerkt, is in de contraproductieve oplossingen die worden gezocht: ‘inward-looking ideologies that limit adaptation to global realities and (–) Islamism, which fosters political uncertainty and limits experimentation in certain areas.’

Het ligt natuurlijk in de lijn der verwachting dat de Moslimbroederschap deze conclusies niet zal onderschrijven. De mislukking van een ‘islamitische oplossing’ van sociale en economische problemen ligt  in hun ogen niet aan een gebrekkig gebleken politiek-religieus systeem, maar in de verkeerde toepassing ervan. Het probleem, in hun visie, is niet dat de islam simpelweg niet toereikend is voor moderne problemen, het probleem is dat er niet genoeg islam wordt toegepast om de problemen op te lossen. Dat de recente geschiedenis van de islam aantoont dat dit steeds mislukt, dringt niet door. Een overdosis morfine haalt de pijn weg via de dood.

Wil dit nu zeggen dat de Arabische wereld de Westerse moet volgen? Jazeker. Het is toch verbazingwekkend dat men hoog opgeeft van de culturele bloei van de Arabische wereld in de Middeleeuwen en hoe deze toentertijd superieure beschaving het moderne Westen zou hebben beïnvloed, maar dat er voorzichtigheid geboden is wanneer men het over het superieure huidige Westen wil hebben? Natuurlijk, bescheidenheid en erkenning van zwarte perioden sieren de moderne beschaving, maar kunnen we werkelijk ontkennen dat vanaf de Renaissance de wereld aan het Westen toebehoort?

We horen maar al te vaak dat de islam nu eenmaal deel uitmaakt van dit land, van het Westen, van de wereld, maar zou de islam dan niet ook moeten beseffen dat de wereld deel uitmaakt van de islam? Het is de wereld die de islam zal veranderen en vorm geven en niet andersom. Tenminste, in mijn zeldzame dromen.

De dertig miljoen mensen die wereldwijd protesteerden tegen de invasie van Irak door Amerika en Groot-Brittannië in 2003 hadden de islamitische wereld toch kunnen doen inzien dat er van islamofobie geen sprake is – dat de westerse wereld bereid is de islam te accepteren? Sterker nog, al heeft geaccepteerd, maar niet onvoorwaardelijk? Onvoorwaardelijkheid houdt in dat men het eigen belang uit het oog verliest.   

Hoe naïef was ik! Hieruit bleek toch, dacht ik, dat, om met Petra Stienen te spreken, ‘westerlingen en niet-westerlingen, gelovigen en vrijdenkers, mensen zijn die het goede voor hebben met andere mensen, ook al zijn ze moslims’. (Ook atheïstische westerlingen.) Westerlingen zijn ook maar mensen….

Petra Stienen cum sua zaten ernaast met hun boodschap dat de revolutie zou leiden tot een democratie en een open maatschappij zoals wij die kennen en waarin wij een bestaan proberen op te bouwen, met alle welvaart en sociale voorzieningen van dien. Dat nu is precies waardoor haar boodschap ergernis wekte: in andere mensen een spiegelbeeld van jezelf zien is juist het ontkennen van hun geprofileerde individualisme, een ontkenning dat, om aforistisch te zijn, het verschil tussen mensen de menselijke overeenkomst definieert. Het verschil niet willen erkennen is in essentie het verfoeide non-existente ‘neo-kolonialisme’ waarvan bijvoorbeeld de actie van Women on Waves werd beschuldigd. Dit is in essentie het ware racisme (en het spijt me dit woord te moeten gebruiken), het ontkennen van het onderlinge verschil; want mensen definiëren zich nu eenmaal via verschillen.

Zoals Vladimir Nabokov schreef: “Overeenkomst is belangrijk als je nog een kandelaar nodig hebt.” De wereld bestaat niet uit één mens met een miljard gezichten. De premisse klopt al niet: er is niet één mens, er zijn twee mensen. Man en vrouw. In alle gelijkwaardigheid. En geen enkele kweelzang van westers relativisme en optimisme over volkeren waarin deze simpele waarheid nog niet is doorgedrongen kan de zwarte blik maar met een enkele kleur verrijken.

Hoe groot mijn bewondering voor Amina Tyler ook is, een wereld waarin een onschuldige daad niet alleen van moed getuigt, maar om zedeloosheid wordt veroordeeld, is op zich een deprimerend oord./