Spring naar de content
bron: anp

Peter R. de Vries: ‘Ik zou een moordenaar kunnen zijn’

Als tiener stal hij uit winkels, en had hij regelmatig te maken met de politie. Zijn gedrag was een teken van verzet: van thuis moest hij te veel. Pas op zijn achttiende besloot hij iets van zijn leven te maken. Peter R. de Vries: ‘Niemand kan mij nu nog dwingen iets te doen wat ik niet wil.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jojanneke van den Berge

Hij zit er al, ruim voor de afgesproken tijd. Hij laat zich niet verrassen. Hij kijkt naar zijn schoenen. Italiaans. Altijd Italiaans. En meestal van Santoni, vijf-, zeshonderd euro per paar. Schoenen, vindt hij, zijn een belangrijk handelsmerk: de vorm zegt veel over wie je bent. Of tenminste, naar wie je streeft te zijn. De zijne zijn scherp, strak. Zoals het hoort. Verzolen laat hij ze nooit. Dat doe je niet. Als schoenen hun vorm verliezen, gooi je ze weg.

Hij is bonkig, een knap fort van spieren in leren jas en spijkerbroek, grote klok om de pols. Maar hij kan, als de camera’s niet draaien, kwetsbaar ogen. Een beetje schuchter zijn. Een man die potjes kruidenthee bestelt.

Je harnas van de koene tv-detective, de bijter die ze uiteindelijk allemaal pakt, deed je een half jaar geleden uit. Toen hield je op met je programma. Voel je je onthand?

“Nee. Mijn tv-programma was buitengewoon belastend om te maken. Ik was altijd aan het werk. De vakanties die ik verbeld heb… De crew aansturen. De kilometers dossiers die in mijn hoofd zaten. De zaken die door elkaar begonnen te lopen. De nazorg voor de nabestaanden. Ik voelde me een circusartiest met van die bordjes op stokjes. Mentaal raakte ik buiten adem, verloor het plezier in wat ik deed. Na zeventien jaar vond ik dat ik voor mezelf moest kiezen en lucht moest creëren.”

Kan de dossiervreter de onopgeloste zaken van de wereld zomaar laten voor wat ze zijn?

“Ik ben nog wel met dossiers bezig, maar alleen met de heel interessante. Ik ben 56, maar het voelt alsof ik zeventig jaar heb gewerkt. Ik wil ook leuke dingen doen, dingen waarbij ik mezelf goed voel. Zomaar naar mijn dochter in Ghana. Tijd besteden aan de Hollywood- verfilming van mijn boek over de Heineken-ontvoering die begin 2014 uitkomt. Aan nieuwe mijn boek dat in mei uitkomt, De R van Rebel. Overigens ben ik nog wel met zenders in gesprek: met AVRO en TROS, over een serie over kinderrechten.”

Hoe was jij zelf als kind?

“Vanaf mijn tiende was ik moeilijk, lastig. Tegen alles rebelleerde ik. Met name tegen m’n ouders, en de school en de kerk waar ik niet naartoe wilde. Ik was niet zo goed met mijn vader en moeder. Nou, vooral niet met mijn moeder. Dat heeft tot veel complicaties geleid. Mijn vader en ik lagen elkaar beter, misschien ook omdat hij zag dat het tussen mijn moeder en mij niet ging.”

Wat maakte de relatie met je moeder zo moeilijk?

“Mijn moeder en ik hebben het gewoon nooit met elkaar gehad. We waren met zes kinderen, en alleen tussen mij en mijn moeder matchte het niet.”

Vond je dat verdrietig?

“In je jeugd ontbreken referentiekaders: ik wist toen niet dat het ook anders kon. Pas later heb ik kunnen labelen wat er tussen ons aan de hand was, en hoe mij dat negatief beïnvloedde. Als jongen van elf, twaalf jaar pikte ik uit winkels, deed veel dingen die niet mochten.

Ik kijk niet met plezier terug op mijn kinderjaren. Ik ben pas echt gaan leven toen ik achttien was. Ik moest te veel. Als ik weigerde naar de kerk te gaan, kon ik een flinke draai om mijn oren krijgen. Maar dwang was een aanpak die bij mij averechts werkte. Dat heeft mijn karakter grotendeels gevormd. Er is nu niemand die mij kan dwingen iets te doen wat ik echt niet wil.”

Hoe is je contact met je broers en zus?

“… Moeizaam. Ik zie één broer. De rest niet meer.”

En met je moeder?

“Met mijn moeder… Dat is… Daar spreek ik niet over. Als je daar openlijk over praat, gaan de aasgieren van de roddelpers ermee aan de haal.”

Toch ben je goed met vrouwen. Dat zie je weinig bij mannen die een moeilijke verhouding met hun moeder hebben.

“Misschien is dat juist een reactie daarop. Dat zouden we aan de psychiater moeten vragen.” Hij lacht. “Nee, dat heb ik nog nooit gedaan. Ik hóú gewoon van vrouwen, had ook veelal vrouwen in dienst. Ik hou van hun manier van werken, van hun manier van denken.”

Voor het interview wilde je ietwat argwanend weten of ik het over je privéleven wilde hebben. Je hebt een open huwelijk: je hebt een vrouw en een vriendin. Vind je het vervelend dat daar dingen over bekend zijn?

“Nou, nee, op zichzelf niet. Het punt is nou net dat wat ik doe juist geen geheim is. Mijn vrouw en kinderen weten precies hoe alles zit. Dat is ook het mooie eraan: het is open en niemand wordt belogen of bedrogen. Alleen kan de samenleving daar niet mee omgaan. Wat weer leidt tot ranzige publicaties in de roddelpers. Mensen doen er krampachtig over, terwijl ik alleen maar om me heen zie dat diezelfde mensen elkaar bedonderen of wantrouwen. In elkaars telefoon zitten te gluren en dreigen: als jij dit of dat doet, staan je koffers op straat. Wij doen iets waar we gelukkig mee zijn. Prachtig toch?”

Is seks als zuurstof voor jou?

“Het is belangrijk, ja. Al op mijn vijftiende ging ik op een brommer, waar ik niet op mocht rijden, van Amstelveen naar de Albert Cuyp om oude Chicks en de Candy’s te halen. Die kon je daar voor een gulden per kilo kopen, haha!”

Voor welke jeugdzonde schaam je je het meest?

“Als tienjarige stal ik geld uit mijn moeders portemonnee. Toen ik twaalf was, stal ik ook uit winkels. Ik groeide op niet lang na de oorlog, er was weinig voorhanden. Ik droeg kleding van mijn oudere broers. Ik vond het toen al belangrijk er goed uit te zien, spullen te hebben die mij blij maakten. Ik stal hebbedingetjes, visspullen, boeken. Geregeld kwam ik met politie in aanraking.

“Mijn broers en zus gedroegen zich voorbeeldig, ook op school. Ik voerde daar vrijwel niks uit. Dat was pure sabotage. Maar er waren twee Peters. Ik las wél de krant en alles over de moorden op John F. Kennedy en Martin Luther King. Over Lincoln, de oorlog in Vietnam. Het grappige is ook:alles uit die moeilijke tijd heb ik bewaard. Mijn slechte rapporten, boze brieven van leraren, alles.”

Het dossier opbouwen zat er al vroeg in.

“Ja. Als het om feiten gaat heb ik verzameldrang, maar ik ben zeer ordelijk. Iedereen die voor mij werkt moet dat ook zijn. Op mijn redactie moesten ze altijd lachen als er iemand belde en bijvoorbeeld vroeg naar dat adres van die ene man in die ene zaak, van tien jaar geleden. Dan telden ze hardop terwijl ik mijn archief indook. Binnen dertig seconden had ik altijd beet. Honderden meters dossier, maar ik weet exact waar iets te vinden is.”

Hoe is het toch nog wat geworden met Peter?

“Ik begon te zien dat rotgedrag tot niks leidde. Ik dacht: als je wil dat mensen naar je luisteren, zul je wat moeten gaan presteren. In mijn eindjaar op de lagere school werd een toneelstuk opgevoerd, een belangrijke rol daar in was die van een journalist. Dat vond ik machtig interessant. Ik heb er alles voor gedaan om die rol te krijgen, en ik kreeg hem. Toen wist ik: dit is wat voor mij.”

Wat maakte jou uiteindelijk zo goed?

“Mijn extreem goede geheugen. Ik heb gevoel voor de juiste tijd en de juiste plaats. Ik heb een sterke intuïtie, voel wanneer iets niet deugt of klopt, wanneer iets wordt verborgen. Zoals met de zaak-Putten. Ja, dat is een zesde zintuig, maar daar heb je alleen wat aan in combinatie met ervaring en kennis van zaken.”

Je werk heeft je mensbeeld weinig goed gedaan.

“Dat is voorgoed veranderd. Ik heb peilloos verdriet gezien en ik geloof niemand meer op zijn blauwe ogen. Zelfs als mijn kinderen thuiskomen en ik ruik het kleinste onraad, kan ik ze argwanend benaderen. Ze vinden me sceptisch. ‘Je bent pessimistisch,’ zeggen ze dan. ‘Nee,’ zeg ik, ‘ik ben realistisch.’ Die argwaan behoedt me ook voor teleurstellingen. Ik wil geen teleurstellingen.

“Tegelijkertijd ben ik niet van mening dat een misdadiger een in-slecht mens is. Door mijn eigen verleden weet ik dat iedereen tot alles in staat is. Of het écht misgaat, hangt vaak van toevalligheden af. De meeste mensen die een moord plegen doen dat in een opwelling, en omdat er toevallig een broodmes op tafel ligt. Ikzelf, mijn kinderen, we zouden als het tegenzit ook een moordenaar kunnen zijn.”

Ik moet je kinderen enigszins gelijk geven. Zie je ook nog de mooie dingen in het leven?

“Jawel. Als mensen wat voor een ander doen. De natuur. Ik duik veel. Hoe ingenieus de onderwaterwereld in elkaar steekt, dat is soms verbluffend.”

Je vindt misdaad niet alleen verwerpelijk, ergens fascineert het je ook.

“Dat had ik bijvoorbeeld bij Heineken-ontvoerder Cor van Hout. Hoe hij die ontvoering had gepland en uitgevoerd getuigde van raffinement, van lef.

Ik wil niks van Cor van Hout goedpraten, maar we raakten bevriend. Omdat we even oud waren, en allebei voor Ajax. Maar misschien ook wel omdat ik de rebel herkende die niet wilde deugen. In het slechtste scenario van mijn leven had ik ook een Cor van Hout kunnen worden. En als Cor een andere jeugd had gehad, had het wellicht anders voor hem uitgepakt.

“Ik hang de filosofie aan dat veel van onze correctheid niet voorkomt uit een intrinsiek goede inborst, maar omdat we tot de conclusie zijn gekomen dat we ons bepaalde dingen niet kunnen permitteren in ons sociale stelsel. Ik rij bijvoorbeeld niet met alcohol op omdat ik op de voorpagina van de Telegraaf kom te staan als ik word gepakt.”

Toen je de politiek in wilde, wilde je mildere straffen propageren.

“Die volkszucht naar zwaardere straffen… Ik heb gezien dat een lang verblijf in de gevangenis uiteindelijk tot niks leidt. Ik geloof ook niet dat mensen zich laten weerhouden door hoge straffen, omdat de meeste misdrijven in een opwelling plaatsvinden, in de relationele sfeer. Echt voorbereide moorden komen maar weinig voor.”

Doordat je zelf het zelf ooit moeilijk had, rebelleerde, begrijp je misdadigers beter? Ook Joran van der Sloot?

“Ik kan in vergaande mate begrijpen hoe een misdrijf tot stand komt. Ook bij Joran zie ik patronen en dingen in zijn leven waarvan ik denk: ja, ik kan ergens wel begrijpen dat hij een bepaald pad is ingeslagen. Ik vind dat Joran het wel heel bont heeft gemaakt. Maar die avond dat hij met Natalee Holloway op stap was, had hij heus niet bedacht haar te gaan vermoorden. De situatie is uit de hand gelopen en toen heeft hij een aantal verkeerde beslissingen genomen. Dat kan ik allemaal nog best volgen.”

Je bent vaak bedreigd met de dood. Ben je daar nog veel mee bezig?

“Mwah, niet elke dag, maar ik heb vijanden. Ja. Waarschijnlijk voor de rest van mijn leven. Tja.”

Dat lijkt me zwaarder dan je nu doet voorkomen.

“Ja, maar daar moet je in de openbaarheid nooit te veel over zeggen.”

Wat emotioneert jou?

“Onrecht en leed. Maar ook wat mijn kinderen doen. Ik ben veel emotioneler dan veel mensen denken. Mensen denken dat ik ongenaakbaar ben, en alles onder controle heb. Dat doet onrecht aan wie ik ben. Vaak word ik afgeschilderd als iemand die alles doet voor de kijkcijfers, als een robot. Dat kan soms steken.”

Je zet jezelf ook wel zo neer, als ongenaakbaar. Je doet gewaagde, soms pijnlijke uitspraken in het publieke en politieke debat, maakt ruzie op tv. Met Matthijs van Nieuwkerk en Sven Kockelmann bijvoorbeeld.

“Het algemene idee is dat ik niet tegen kritiek kan, dat ik altijd gelijk wil hebben op mijn vakgebied – wat ik ook altijd heb, ha ha! Dus wil men mij vaak de maat nemen. Als interviewers mij de maat nemen, zich niet aan afspraken houden of onbenullig zijn – waar ik echt niet tegen kan – dan ga ik in de aanval. Dan ga ik het ze lastig maken. Dan komt die rebel van vroeger weer opzetten.”

Maar je speelt ook gewoon de rol die van je verwacht wordt, dat is inherent aan op tv verschijnen.

“Ja. Daarom heeft men mij graag in programma’s. Ik snap wat mijn aandeel moet zijn. Je kan een gesprek gezapig laten verlopen, of je kan het wat opstoken.”

Soms ga je te ver. Op je verkiezingsinterviews met onder meer Mark Rutte in DWDD kreeg je heel veel kritiek.

Schuldbewuste blik. “Ja, daar was ik te dominant. Ik vond dat-ie in de media telkens niet echt antwoord gaf op vragen. Dan moet ik er bovenop zitten van mezelf, en dan sla je daar in door.”

Kun je je daar dan achteraf rot over voelen?

“Ja. Je hebt jezelf niet goed in toom gehouden, denk ik dan. Van al die negatieve reacties die ik dan zie, kan ik een paar dagen in mineur zijn. Ik praat daar dan over met mijn vrouw, mijn vriendin, mijn kinderen.”

Mart Smeets zei me eens: “Het is moeilijk om Mart Smeets te zijn.” Is het moeilijk om Peter R. te zijn?

“Ja. Ik wil het goed doen, scherp zijn…”

Het is ook menselijk om aardig gevonden te willen worden.

“Ja. Ik heb het ook weleens als we gezellig met vrienden aan het borrelen zijn. Dan vertelt iemand een sterk verhaal waar iedereen om moet lachen, maar waarvan ik weet dat het niet kan kloppen. Dan kan ik het niet laten om het te zeggen: dat kan helemaal niet. Als de persoon in kwestie zijn verhaal toch probeert te redden, laat ik hem er niet mee wegkomen. Achteraf denk ik dan: was dat nou nodig?”

Hoe beïnvloedt de rust van nu je gedrag?

“Ik word er aangenamer door, hoor ik om me heen. Ik ben meer ontspannen. Minder kribbig.”

Je staat te boek als een ijdele man. Hoe erg ben je?

“Ik sport vijf tot zes keer in de week. Tijdens het sporten kom ik vaak tot inzichten of oplossingen.” Opeens een stralend-verleidelijke lach. “En ik moet een beetje goddelijk blijven toch? Ik ontleen zelfverzekerdheid aan een gezond lijf. Elke week ga ik naar de kapper. Dan ziet niemand ooit dat je geknipt bent. Ik drink alleen ‘s avonds, hou van kleding en schoenen. Ik ga altijd voor kwaliteit. Als de verkoper in een winkel zegt: ‘Dit apparaat is honderd euro duurder en doet het echt maar een millimeter beter dan dat goedkopere,’ dan moet ik toch dat dure hebben. Ik wil geen aanbiedingen. Ik wil het beste.”

Komt je snor ooit nog terug?

“Never nooit niet. Gepasseerd station.”

Je richtte een politieke partij op, maar haakte vlak voor de verkiezingen in 2006 af omdat je de peilingen niet goed genoeg vond. Ben je zo bang om te verliezen?

“Ik wilde geen rol in de marge spelen, niet met twee zetels in de Kamer zitten. Ik zou daarvoor mijn tv-programma hebben moeten opgeven. Dat vond ik het niet waard.”

De politie geeft steeds vaker foto’s van verdachten vrij in de media of bewakingsbeelden, zoals onlangs bij de ‘doodschoppers’ in Eindhoven. Hoe groot vind jij de kracht van de media bij het oplossen van misdrijven?

“Groot. Een hele hoop van mijn zaken zijn opgelost met hulp van het publiek. Daar moet de politie ook gebruik van maken. Als je zoals in Eindhoven iemand op de openbare weg zo aanvalt, neem je willens en wetens het risico om gefilmd te worden. Met die mensen heb ik geen medelijden.”

Wie wordt de nieuwe Peter R.?

“Dat zal moeten blijken. Zo’n programma kost gigantisch veel geld, en dat is er nu niet bij de omroepen.”

Alberto Stegeman zegt dat hij in je voetsporen wil treden.

“Ik vind Stegeman een goeie journalist, maar hij is geen misdaadjournalist. Hij gaat meer over misstanden dan over misdaden. Je hoeft hem niet te vragen wat er in het Passageproces speelt. Hij wordt niet de nieuwe Peter R.”

Je vader overleed in 1997. Was hij trots op je?

“Ja, dat denk ik wel, al zei hij dat zelden rechtstreeks. Ik hoorde dat vooral via via.”

Je kwam er na zijn dood achter dat hij misschien in het verzet had gezeten. Op zijn grafsteen stond: “Liever staande sterven, dan op je knieën leven”.

Hij twijfelt even. Dan: “Van die tekst heb ik een tattoo…”

Laat zien.

Hij stroopt zijn rechterbroekspijp op. ‘On bended knee is no way to be free,’ siert zijn onderbeen. “Het is precies mijn eigen levensvisie. Je niet laten dwingen, niet laten knechten. Mijn zoon heeft dezelfde tattoo.”

Dit ontroert je.

“Ja… dat vind mooi, dat is wel waar het een beetje om gaat. Het is niet altijd de makkelijkste weg. Ik heb zeker niet de makkelijkste weg gekozen, maar het is uiteindelijk wel waar het om gaat.”

De R. van Rebel van Peter R. de Vries verschijnt bij Stichting het Alternatieve Boekenweekgeschenk. Het boek wordt de eerste twee weken van mei gratis weggegeven bij geselecteerde aanbiedingen van drogisterijketen Het Kruidvat.