Spring naar de content
bron: anp

Anthony Hopkins: ‘Ik lijd aan terminale redelijkheid’

Na The Silence of The Lambs wacht sir Anthony Hopkins nu ongetwijfeld een tweede Oscar voor zijn titelrol in de biopic Hitchcock, die zelf echter ooit zei: ‘Acteurs zijn vee.’ En daar is de 75-jarige Brit het roerend mee eens. Portret van een minimalist zonder kapsones. ‘Awards? Laten ze die aan leraren en verpleegsters geven!’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan-Henk Zandberg

Als je The Silence of the Lambs secuur bekijkt, valt het al snel op dat Anthony Hopkins als de iconische killer Dr. Hannibal Lecter geen enkel moment met zijn ogen knippert. Een gimmick, die de acteur slim oppikte nadat hij urenlang naar beelden van Charles Manson had gekeken. Hopkins: “Hoe je een psychopaat speelt? Simpel. Beweeg je niet. Stilzitten maakt mensen bang.” Het leverde hem in 1992 een Oscar op voor beste acteur. Ondanks dat het personage van Lecter in de hele film welgeteld zeventien minuten in beeld is. En dat lijkt het handelsmerk van sir Philip Anthony Hopkins: zo onopvallend en naturel mogelijk spelen. Hij is eigenlijk het acteer-equivalent van een geruisloze butler. Je merkt er niets van, maar tussen de coulissen gebeurt van alles, om je zo naadloos mogelijk te dienen. Niet voor niets speelde hij er eentje in de gedragen Engelse Merchant-Ivory-film The Remains of the Day, een van zijn eigen favorieten. Overigens is Anthony Hopkins zelf géén Engelsman. Dat blijft een hardnekkig misverstand. Hij is van origine een Welshman, en zijn mastodontische voorbeeld is logischerwijs die andere topacteur uit Wales: Richard Burton. “Mensen uit Wales hebben een zeker talent, of beter gezegd, de soul voor acteren. Bij Engelsen ontbreekt dat diepere gevoel,” zo analyseerde Hopkins al eens.

Om het nog wat ingewikkelder te maken: sinds 2000 is Hopkins ook officieel Amerikaans staatburger. “Amerika is altijd heel genereus voor mij geweest. Het was tijd om er naar te handelen. De beslissing kwam uit mijn hart.” Hij mocht wel zijn Britse paspoort houden, evenals zijn ridderschap, maar hij resideert al jaren in het zonnige Los Angeles. Sterker nog, hij weigert die stad te verlaten. Zelfs voor zijn werk, vertelt sir Anthony: “Steeds meer films worden gedraaid in Toronto, of New Orleans. Da’s goedkoper. Prima, maar dan zoeken ze maar een andere acteur. Ik blijf in LA.” Dat was de reden dat de producenten van de biopic Hitchcock, waarin Hopkins de titelrol vertolkt, in Californië bleven. Die zet betaalt zich uit, want nu al is de film, die zich afspeelt rond de hectische productiemaanden van Alfred Hitchcocks meesterwerk Psycho, omgeven door Oscar-buzz. Maar de bepaald recalcitrante Hopkins zal de laatste zijn om voor zichzelf te lobbyen. “Sommige collega’s slijmen zich suf om in het gevlij te komen van de nomimatiecommisie,” zei hij onlangs tegen de Huffington Post. “Ik vind dat dus walgelijk, de kont kussen van hotemetoten die je kunnen maken of breken. Het is misselijkmakend om te zien.”

Terug naar Hitchcock. Wat Hopkins interpretatie zo overtuigend maakt, is dat hij niet compleet is dichtgeschminkt om maar zoveel mogelijk op de thriller-regisseur te lijken. “Ben je gek,” bromt hij. “Ik wilde de juiste balans vinden. Het moest zo minimaal mogelijk lijken.  Anders verdwijn je achter een masker van schmink en wordt het een soort Madame Tussauds.” En hoewel hij vaker historische figuren heeft gespeeld, zoals bijvoorbeeld een vlekkeloze president Richard Nixon in Oliver Stone’s Nixon, is het altijd weer een hele opgave. “Ik vind het vaak beangstigend, dat mag je gerust weten. Ik kan best goed imiteren, maar ik besef altijd dat je nooit je personage kunt wórden. Op sommige draaidagen had ik het gevoel dat ik ’m had, en op bepaalde ochtenden helemaal niet. Maar dan is het: niet zeuren, draaien. Het blijft gewoon werk, hoor.”

De grap is wellicht dat Alfred Hitchcock vermoedelijk vrij laatdunkend zou hebben gedaan over Hopkins’ acteerprestatie. Hitch mocht immers graag triomfantelijk zeggen: “Acteurs zijn vee.” Hopkins kan er smakelijk om lachen. “En dan zei hij daarna: dus moet je ze  behandelen als vee. Schitterend. Hij had een fabelachtig gevoel voor humor. Toen een actrice tijdens een scène-uitlichting eens tegen hem zei: ‘Volgens mij is dit de beste kant van mijn gezicht,’ antwoordde hij: ‘Schatje, je zít op je beste kant.’ Hitchcock hield niet van knoeien. Hij haatte overdreven method-acteurs. Soms zei hij tegen zijn cast: ‘Oké, ik richt de camera op jullie. En jullie hoeven alleen maar van links naar rechts te lopen. Meer niet.”

Het is een no-nonsense aanpak die Anthony Hopkins zelf eigenlijk ook in zijn hele carrière nastreeft. “Ja, kom op zeg. Het is geen hersenchirurgie. Je moet je teksten leren, komen opdagen en ze uitspreken. That’s it. Als collega’s zich urenlang in hun personage willen onderdompelen, mij best. Zolang ze mij maar niet op de set laten wachten.”

Repeteren doet Hopkins dan ook nauwelijks. Hij wil de scenes zo naturel mogelijk houden, waarmee niet is gezegd dat hij zich niet voorbereidt. Integendeel: soms leest hij zijn dialogen wel tweehonderd keer over voordat hij ze naar eigen ‘zonder nadenken’ kan afleveren. Het leidde tot een imposante – en lucratieve – zegetocht in Hollywood, met artistiek en vaak ook commercieel geslaagde producties als The Elephant Man, 84 Charing Cross Road, Dracula, Amistad, The World’s Fastest Indian en Fracture. Toch had het weinig gescheeld of Anthony Hopkins had zichzelf van de A-lijst geschrapt. Eind jaren tachtig beschouwde hij zijn – eerste – verhuizing naar Hollywood als mislukt. Hopkins keerde terug naar Londen, om naar eigen zeggen ‘dan maar een respectabel acteur op West End en in BBC-series te worden’. Dat we hem vervolgens niet terugzagen als bijvoorbeeld de moordenaar in Inspector Morse, ligt aan het telefoontje dat hij onverwacht kreeg toen hij in Madame Bovary in Londen speelde. Of hij geïnteresseerd was in de rol van Dr. Hannibal Lecter?

Gelukkig maar, want het Engelse theater bleek niet echt zijn biotoop. “Ik stond er altijd buiten,” blikt hij terug hij. “Ik heb bijvoorbeeld nooit vrienden gehad die ook acteerden. Nooit. Ach, ik ben sowieso een loner, een zonderling. Daarom vond ik enorm lastig om me in dat Londense actreutelwereldje te handhaven. Sterker nog: het was ondraaglijk en oersaai. Ik moest dus fílms maken, liefst in Hollywood.” Het was in diezelfde tijd dat hij zwaar aan de drank raakte. De zogenaamd swingende sixties in Londen miste hij compleet. “Die zijn aan mij voorbijgegaan als één lange regenachtige woensdagmiddag.”

Pas midden jaren zeventig wist hij zijn drankzucht, die hij inmiddels had meegenomen naar het Californische Malibu, te temmen. “Ik moest er mee stoppen. Het leek wel een eindeloze lsd-trip, waarbij ik quasi-religieuze wanen beleefde. Dan sprak ik tegen de zee, terwijl ik dacht dat ik Johannes de Doper was. En de zee sprak natuurlijk terug. Het was een bizarre tijd.” Nog steeds bezoekt hij AA-bijeenkomsten, maar een nuchtere Hopkins is nog steeds geen sociale Hopkins.

“Ik heb bijna geen vrienden,” bekent hij. “Ik ga bijna nooit de deur uit. Beetje voor de tv hangen, da’s mijn avondje uit. Ik was op de lagere school al lichtelijk anti-sociaal. Ik zocht nooit contact met klasgenootjes. Met niemand trouwens; ik heb nooit het gevoel gehad dat er iemand dicht bij me stond.” Het was in die drankperiode dat de minimalist in de jonge Hopkins sloop. “Vraag niets, verwacht niets – dat was en is mijn motto. Ach, we zijn allemaal dolende zielen in een donkere wereld.” Het zou meteen een typering kunnen zijn van Alfred Hitchcock zoals hij hem speelt, een man die volgens Hopkins ‘altijd bang en intens onzeker was’. “Een pure artíest, kortom. Ik had Psycho in 1960 weleens gezien, in Manchester, maar ik eerlijk gezegd ben ik Hitchcock pas in de voorbereiding op de biopic gaan waarderen. Wat een buitengewoon talent! Hij was een schrijver en een filosoof op celluloid. De geestigheid van Rear Window, de romantiek van Vertigo en de groezelige terreur van Psycho. Meesterlijk!”

Hopkins zet Hitchcock malicieus neer als een autistische workaholic die tijdens de moeizame opnamen van Psycho vecht tegen de censuur (de befaamde douchescène mocht eigenlijk niet, laat staan de steekpartij), de filmstudio (die hem door een andere regisseur wilde vervangen) en zijn obsessie voor zijn blonde hoofdrolspeelster (Janet Leigh, in de biopic gespeeld door een verrukkelijke Scarlett Johansson).

Helen Mirren vertolkt de rol van Hitchcocks kortdate vrouw, Alma. Zij helpt Alfred met het temmen van zijn demonen (drank, dwangmatige jaloezie, moordneigingen), en zij redt het wankele Psycho-project op cruciale momenten. Ze wimpelt bemoeizuchtige studiobazen af en neemt als manlief even is ingestort plaats op de regisseursstoel. Maar vooral: Alma bedenkt dat er enge vioolstreken – iek, iek – onder de douchescène moeten, terwijl Hitchcock zelf in de montagekamer stampvoet ‘dat het beeld in mijn films het werk moet doen’.

Dame Helen Mirren en sir Anthony zijn in Hitchcock perfect aan elkaar  gewaagd. En het toeval wil, vertelt Hopkins, dat ze dit jaar ook samen te zien zijn in Red 2. Een film van een geheel ander garnituur: de sequel van een actiefilm met Bruce Willis. Ook prima, vindt Hopkins, die nooit kieskeurig is geweest. “Dat is namelijk wat ik altijd al wilde zijn: gewoon een acteur die altijd werk heeft. Eentje die je kan inhuren. Ik doe mijn best, maar ik gooi er niet mijn hele leven in. En zolang ze me op tijd betalen, het script en de regisseur redelijk zijn, dan heb ik er zin in. Heus, meer is het niet.”

En zo komt het dat Hopkins’ meest succesvolle productie niet The Silence of the Lambs is, maar – hou je vast – Mission Impossible II met Tom Cruise. Overigens geen ongebruikelijk verschijnsel in Hollywood, waar immer de box office regeert. Zo is Robert De Niro’s best scorende film is bijvoorbeeld niet The Godfather II, maar Meet The Fockers. Tja.

Anthony Hopkins schrijft zijn kakelbonte cv toe aan zijn ooit permanente staat van ‘terminale redelijkheid’. “Oftewel: ik kan moeilijk nee zeggen. Daar werk ik trouwens aan. Niet dat ik meteen een botte hond wil worden, maar na al die jaren in het vak lukt het me nu soms toch om nee te zeggen. Vooral doordat ik nu andere interesses heb. Acteren vind ik nog steeds heel fijn, maar de uitdaging ligt bij mij tegenwoordig meer in het schilderen en componeren van muziek.” Dat het acteren hem (in 1993) de titel sir opleverde – persoonlijk verstrekt door koninging Elizabeth – daar haalt hij zijn schouderw over op. “Leuk natuurlijk. Maar je leven verandert er niet door. Elke dag dat ik in de spiegel kijkt, ben ik weer iets ouder en denk ik: ‘Dit is mijn leven. Allemachtig, wat gaat dat snel. Ik moet opschieten als ik er nog iets van wil maken.”

De Oscar-speculaties voor zijn optreden in Hitchcock boeit hem nog minder. Wat heet, hij haat dat soort gedoe. “Man, deze bedrijfstak zit vol met idioten die denken dat ze God zelf zijn. Dat zie ik altijd weer bevestigd bij de award-shows, als die menselijke megafoons  weer op het erepodium staan. Hou toch je bek, denk ik dan. Neem je prijs in ontvangst, zeg dank je wel en verdwijn. Ik ben totaal niet geïnteresseerd in dat geouwehoer. Awards? Laten ze die aan leraren en verpleegsters geven!”

Hopkins is nu domweg gelukkig in LA. Zijn moeder, die hij ook uit Wales liet overkomen, ligt er nu zelfs begraven, hoog in de Hollywood Hills. Hij trots op het gedicht van Ernest Dowson op haar graf, dat hij uitzocht. “They are not long, the days of wine and roses: Out of a misty dream/Our path emerges for a while, then closes/Within a dream.”

De keuze is typerend voor Hopkins, een man die nooit terugkijkt. Niet op zijn leven, maar zelfs letterlijk niet: hij heeft zijn eigen films nooit gezien. Hij kijkt op de set niet eens een opname terug. “Ik loop met een boog om monitoren heen. Ik wil niets zien, niets horen. Dat durf ik niet,” bekent hij. “Ik wil het niet te veel doorgronden. Ik wil de frisheid houden om in een scène te duiken. Van Hitchcock heb ik dus alleen flarden gezien. Daar hou ik het bij. Ik heb gehoord dat-ie goed is. Mooi toch?’”

Rieu speelt Hopkins

Het is een onvermoed bondgenootschap: de Nederlandse walskeizer André Rieu en de Oscarwinnaar Anthony Hopkins. Toch speelt de eerste graag muziek van de laatste. Tot verrassing van beiden, overigens. Sinds 1964 had hobby-componist Hopkins namelijk al een geinig walsje liggen, en toen hij recentelijk een concert van André Rieu op televisie voorbij zag komen, opperde hij tegen zijn vrouw: “Zou het niet leuk zijn als hij die wals van mij zou spelen? En dan in Wenen.” Hopkins was die opmerking al totaal vergeten toen hij werd gebeld door André Rieu himself, die zeo: “Ik heb je wals toegestuurd gekregen. Hij is prachtig. We zijn hem aan het instuderen.” Bleek dat mevrouw Hopkins stiekem een tapeje naar Maastricht had verzonden. Naar eigen zeggen krijgt Rieu ‘elke dag vele walsjes’ opgestuurd, maar ‘deze was goed’. Dus vloog Anthony spoorslags naar Zuid-Limburg om de plaatopname bij te wonen. Vervolgens liet Rieu het deuntje, getiteld And the Waltz Goes On, debuteren in – jawel – Wenen.  Hopkins was bijna tot tranen geroerd. “In Hollywood janken ze om het minste of geringste, zo ben ik niet. Maar toch: ik ken weinig sentimentele momenten in mijn leven, maar dit was er een van.”