Spring naar de content

Geleerde broer

Binnenkort verschijnt het verzameld werk van dr. Karel van het Reve (1921-1999). Ik ben benieuwd of er veel mensen op af zullen komen. Van het Reve heeft het lang met weinig lezers moeten stellen – en toen hij eenmaal was doorgebroken, waren zijn lezers nog steeds niet talrijk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Henk Steenhuis

Aanvankelijk vond je slechts enkele boekjes van hem in de winkel, en zelden in herdruk. Eigenlijk was hij vooral ‘de broer van’. Nieuw proza van zijn hand was te vinden in Hollands Maandblad, dat ik dertig jaar geleden in een met de hand geadresseerde envelop ontving.

Toen zijn essays uit NRC Handelsblad, gesigneerd door ene Henk Broekhuis, eenmaal in boekvorm waren verschenen, ontstond een gedeeld enthousiasme voor zijn proza. Ja beste lezer, dat was in de tijd dat je op vrijdag het ‘Cultureel Supplement’ opensloeg en daarin bijzondere artikelen aantrof van Rudy Kousbroek, W.F. Hermans en Karel van het Reve. Van het Reve werd het middelpunt van enkele geruchtmakende polemieken, ontving in 1981 de P.C. Hooftprijs, en toen was hij een schrijver geworden wiens kunsten nog slechts in superlatieven werden geduid.

Op zijn grootheid wil ik niets afdingen, maar toch ben ik nooit gevallen voor ‘de hele’ Van het Reve. Zijn stukken over de Sovjet-Unie en de bijzondere omstandigheden waarin het communisme kon gedijen, zijn nagenoeg briljant. Lees De ondergang van het morgenland uit 1990 en u begrijpt wat ik bedoel. Dat geldt ook voor het veel oudere Het geloof der kameraden (mooie titel!).

Veel minder heb ik het begrepen op de zogenaamde fragmenten waarin de schrijver allerhande kwesties opwerpt en vervolgens snel afhandelt. Dat is van alles door elkaar, soms heel bijzonder, maar helaas meer dan eens van weinig betekenis. Ook zijn enthousiasme voor dode Russische schrijvers en hun romans hebben mij nooit kunnen overhalen tot het lezen van deze dikke meesterwerken.

Ronduit zorgelijk is de vrijmoedige wijze waarop Van het Reve zich soms op vreemd terrein begaf, zoals toen hij de evolutieleer belachelijk poogde te maken. Maarten ’t Hart slaat de spijker op zijn kop als hij hem op zo’n moment als een cabaretier beschouwt, en niet als een geleerde.

Maar laten we hem beoordelen op het beste dat hij schreef: kraakhelder proza, met oog voor belangwekkende onderwerpen, een afkeer van modieuze denkbeelden, koppig en intelligent, en bij vlagen bijzonder geestig. Is er trouwens een levende essayist die in zijn voetsporen is getreden?

Misschien toch wel, en ik denk hierbij aan dr. Gerry van der List, werkzaam voor Elsevier. Die is nauwelijks minder begaafd en heeft zich bovendien nooit ingelaten met onderwerpen waar hij weinig of zelfs niets vanaf weet. Wel is het betreurenswaardig dat hij bijzonder veel tijd steekt in het beoordelen van de nieuwste cd’s van Céline Dion, Bløf en Trijntje Oosterhuis.

Dichter bij huis schiet me nog een naam te binnen: dr. Roelof Bouwman, redacteur van dit blad. Die beschikt over vergelijkbare eigenschappen: hij schrijft diepzinnige stukken over politiek en samenleving, feilloos gecomponeerd, geestig en bovendien tegen de keer. Karel van het Reve was een unieke verschijning, maar wie goed om zich heen kijkt, ziet soms een ver familielid.