Spring naar de content
bron: anp

De mannen van de leuke stukjes

Ze voeden het hongerige volk met verhalen over de pijntjes van Arjen Robben en de opmerkelijke keuzes van Marco van Basten. Veel dieper gaat het eigenlijk nooit. Kan dat ook niet in de voetballerij, of zijn voetbalverslaggevers liever lui dan moe? ‘Veel voetbaljournalisten kunnen niet betrouwbaar worden geacht.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Boudewijn Geels

Het is telkens weer een deerniswekkend gezicht: mannen van middelbare leeftijd in slobberige spijkerbroeken die van achter een lint vraagjes mogen stellen aan Klaas Jan Huntelaar. De 24-jarige miljonair antwoordt in zo nietszeggend mogelijke bewoordingen (“Als je de kansen niet benut, blijf je achter de feiten aanlopen”) en weet dat de verslaggevers na afloop nog oprecht gemeend dankjewel zullen zeggen ook. Want met die paar flutquotes zijn hun stukjes en itempjes rond. Op naar de volgende wedstrijd.

Afgezien van die vernederende exercities in de mixed zone hebben voetbalverslaggevers lang geen slechte baan. Ze reizen heel wat af en zitten op de beste plekken in de mooiste stadions. Met elkaar hebben ze het reuze gezellig, want na gedane zaken pakken ze graag samen een borrel. En het allermooiste van hun vak is: het volk vreet hun producties. Vooral nu, tijdens een evenement als het EK in Zwitserland en Oostenrijk, als heel Nederland drie weken met de neus tegen de beeldbuis gedrukt zit.

Maar in hoeverre deugt het eigenlijk wat de journalisten hun lezers, kijkers en luisteraars voorschotelen? Stellen ze zich wel voldoende kritisch en onafhankelijk op? Absoluut niet, stellen Ben de Graaf en Joop Niezen met klem. De twee hebben recht van spreken, want ze draaiden vele decennia mee in de voetbaljournalistiek. De Graaf was jarenlang chef-sport van de Volkskrant, Niezen hoofdredacteur van Voetbal International. Zelf, zeggen ze, waren ze wél altijd kritisch. Nu zijn ze dat nog steeds. Ook over hun eigen opvolgers. Niezen over Johan Derksen: “Wat Derksen doet, is weinig meer dan een beetje uitdagen.” De Graaf over Paul Onkenhout: “Paul kan aardig schrijven, maar de natuurlijk-kritische inslag zit gewoon niet in zijn genen. Dan kun je net zo goed voor Libelle gaan werken.” Is het echt zo droevig gesteld met het niveau van de vaderlandse voetbalverslaggeving? En zo ja, waar komt dat door?

Het was weer journalistiek kluitjesvoetbal, al die EK-specials die de kranten en tijdschriften de afgelopen weken presenteerden. Ze hadden veelal dezelfde ‘exclusieve’ interviews met dezelfde spelers die allemaal even weinig te melden hadden. Ook een terugblik op het gouden EK van 1988 ontbrak uiteraard niet. Andersoortige verhalen waren kennelijk nauwelijks te maken.

Toch blijken ze wel degelijk te bestaan, zulke verhalen.

Zo had tot enkele maanden geleden nog bijna niemand van Vlado Lemic gehoord. Opmerkelijk, want tóen Lemic eenmaal bekend werd, bleek dat hij zo’n beetje persoonlijk verantwoordelijk is geweest voor al die PSV-landstitels van de afgelopen jaren. De Serviër was ‘adviseur’ van de clubleiding, en praatte de ene na de andere voetballer naar Eindhoven. Onder hen Mateja Kezman, Alex en Heurelho Gomes, voor wie hij tevens als zaakwaarnemer optrad. Bij zeker twintig transfers (de meeste spelers mislukten overigens jammerlijk) was Lemic zakelijk betrokken. Het leverde hem een vermogen op.

Guus Hiddink kon altijd prima met Lemic werken. Zulke ritselaars heb je in de top nu eenmaal nodig, wist de coach. Maar de vorig jaar aangetreden directeur Jan Reker raakte met de invloedrijke Lemic in conflict. De kwestie kwam naar buiten doordat Gomes de PSV-directeur in april opeens snoeihard aanviel in VI. Alle media doken erbovenop. Kranten kopten dat er sprake was van ‘maffiapraktijken’ binnen PSV.

Maffiapraktijken bij de landskampioen? Razend interessant. Waarom hadden de sportredacties dat al die jaren verzwegen?

“Ongetwijfeld omdat ze het gewoon niet wisten,” zegt Matty Verkamman, oud-sportverslaggever van Trouw. “Hoe moeten ze weten dat die man zoveel macht heeft als niemand het hun vertelt?” “Omdat het hun vak is,” bromt ex-VI-baas Joop Niezen. “De journalisten hebben gewoon niet goed opgelet. Een zwaktebod.”

Chef-sport van de Volkskrant Paul Onkenhout beaamt ‘met de nodige schaamte’ dat zijn hele beroepsgroep Lemic ‘over het hoofd had gezien’. “Stom, maar je moet er verder niets achter zoeken.”

Ben de Graaf doet dat wel. Hij stelt dat bepaalde journalisten wel degelijk moeten hebben geweten dat Lemic ‘ongezond veel macht’ had binnen PSV. “Maar verslaggevers zijn vaak zo nauw bij een club betrokken dat ze niet betrouwbaar kunnen worden geacht.” Ook chauvinisme speelt volgens hem een rol. “Ze willen de pret niet bederven. Het publiek éist ook vaak dat je je achter de club of het land schaart, maar daar mag je nooit aan toegeven.”

Maffiapraktijken bij de landskampioen? Waarom hadden de sportredacties dat al die jaren verzwegen? ‘De journalisten hebben gewoon niet opgelet.’

Last but not least: de heren voetbalverslaggevers zijn volgens De Graaf vaak veel te druk met het schrijven van pseudolollige stukjes om achter hard nieuws aan te jagen.

Als het om Ajax of Oranje gaat, weet Jack van Gelder altijd van de hoed en de rand. Dat zie je aan zijn mysterieuze glimlach als in Studio Voetbal (deze weken presenteert hij Studio Sportzomer) de zoveelste rel in Amsterdam of Zeist ter sprake komt. Anders dan de extraverte Feyenoord-watcher Hugo Borst laat Van Gelder – volgens Verkamman heeft hij tijdens zijn carrière een zeer waardevolle collectie spelersshirtjes bij elkaar gebietst – soms juist demonstratief in het midden wat hij allemaal weet. Wat natuurlijk minstens zoveel indruk maakt.

Johan Derksen weet als hoofdredacteur van VI ook een heleboel. Zijn rol is echter een andere: hij is de houwdegen onder de voetbaljournalisten. Als hij vindt dat iemand niet deugt, dan zegt hij dat onverbloemd. Ook als de persoon in kwestie recht voor zijn neus zit. Dat is puike televisie, waar Derksen – daar draait hij zelf allerminst omheen – goed geld mee verdient.

Mensen als Van Gelder, Borst en toch ook Derksen exploiteren de ‘lijntjes’ die ze hebben met bepaalde (ex-)voetballers, coaches en bestuurders. Je lijntjes vertellen je wat er speelt, in de al dan niet uitgesproken verwachting dat je ze in ruil daarvoor zo veel moge-lijk uit de wind tracht te houden.

Alleen al daarom kunnen zelfs Derksen en Borst qua kritische inslag niet tippen aan Ben de Graaf. De Graaf deed namelijk niet aan lijntjes. Hij wilde iederéén vrijelijk kunnen neermaaien.

De voormalige chef-sport van de Volkskrant werd tijdens het WK van 1974 zelfs door de Oranje-spelers het zwembad in gekieperd. Naar hun mening legde hij veel te veel nadruk op hun keiharde spel. Hoewel hij later enige genoegdoening kreeg toen Willem van Hanegem verklaarde dat hij als sportjournalist net zo te werk zou gaan als de Volkskrant-verslaggever, is De Graaf nog altijd razend over ‘de aanslag van die viezeriken’.

Ook anno 2008 spaart hij niets en niemand, en dus ook de Volkskrant niet. Hij vindt de sportredactie meestal veel te mild, en merkt op dat Onkenhout cum suis ‘uitblinken door een gebrek aan primeurs’. Hij weet ook waarom dat zo is. “Fraude, doping, omkoping: ook in Nederland bestaat het allemaal. Maar die jongens zóeken er gewoon niet naar. Ze zijn veel te druk met die vreselijke rubriek ‘Het Nieuwste Schavot’”

Deze verzameling melige stukjes en triviale signalementen (waaronder een heuse ‘dubbelgangers’-fotorubriek) staat elke zaterdag in de sportbijlage. De Graaf: “Laat het leuk doen alsjeblieft over aan iemand als Youp van ’t Hek (columnist voor NRC Handelsblad, red.). Die man kán dat tenminste.” Joop Niezen valt hem bij. “Het zijn vluchtpogingen om belangrijkere dingen niet te hoeven doen.”

Onkenhout erkent dat het ‘grote moeite’ kost om duistere praktijken in de voetballerij te ontdekken en te ontrafelen. “Daar zijn sportredacties ook niet op ingericht. Je zou graag een redacteur willen vrijmaken, maar dan is er altijd wel weer een voetballer die zijn enkelbanden scheurt waarover snel een stuk moet worden getikt.”

Ook geeft de huidige chef-sport van de Volkskrant grif toe minder kritisch te zijn dan zijn beroemde voorganger. “Ergens met de kettingzaag op afgaan, strookt gewoon niet met mijn karakter. Maar het is ook zo dat de generatie De Graaf/Niezen onvoldoende in de gaten had dat sport ook entertainment is. Kritisch zijn is prima, maar dat consequente azijnpissen is echt uit de tijd.”

Hij vergelijkt De Graaf en Niezen met Statler en Waldorf, de twee bejaarde zeurpieten op het balkon van The Muppet Show. “Ze beseffen niet dat ook het publiek is veranderd. De lezer van nu wil behalve geïnformeerd ook gewoon vermaakt worden.”

De Graaf mag dan beweren dat de voetbalverslaggevers van nu veel minder kritisch zijn dan die van vroeger, volgens Verkamman moeten ze wel ‘onder duizend keer moeilijkere omstandigheden hun werk doen’. “Wilde ik tijdens het WK in 1974 een uur één op één met Cruijff? Geen probleem, stapte ik gewoon op Johan af. Tegenwoordig hebben voetbaljournalisten te maken met hordes voorlichters, zaakwaarnemers en andere beroepsleugenaars.”

De katalysator in dat proces was Louis van Gaal. “Bij Ajax een toptrainer, maar als mens een ongelooflijke lulhannes, en helaas een enorme controlfreak. Begin jaren negentig maakte hij van Ajax een soort sekte. De spelers kregen mediatraining en alle interviews werden voor plaatsing gecontroleerd. Als een verslaggever een ‘wijzigingsvoorstel’ negeerde, kreeg hij vaak bonje met de club.” De oud-Trouw-verslaggever is blij dat hij zulk veldwerk niet meer hoeft te doen. Wat niet wil zeggen dat zijn huidige bestaan geheel rimpelloos verloopt.

Verkamman, die trots de finalebal van het EK van 1988 toont (“Gekregen van Marco van Basten, voor ons in 2009 te openen Voetbalmuseum”), is thans directeur/eigenaar van uitgeverij De Buitenspelers. Afgelopen najaar verscheen daar de biografie van Real Madrid-spits Ruud van Nistelrooij. “Een sympathieke Hollandse jongen, denk je dan. Nou, dat viel knap tegen.”

De ex-PSV’er en zijn zaakwaarnemer, oud-journalist Rodger Linse, weigerden een half jaar lang überhaupt te zeggen of ze al dan niet aan het boek wilden meewerken, vertelt Verkamman verontwaardigd. “De auteurs zijn zelfs een paar keer voor niks naar Madrid gevlogen.”

Omdat het antwoord uiteindelijk nee bleek, werd het een ongeautoriseerde biografie. Een met ‘zowel bewonderende als kritische passages’, zoals de uitgever het uitdrukt. “Er staat bijvoorbeeld in dat Ruud nogal een opportunist is. Want dat is-ie. Belde de grote Ruud van Nistelrooij vervolgens naar de fanshop in het PSV-stadion dat ze ons boek niet mochten verkopen. Zijn moeder ging alle boekhandels in de dorpen rond Ruuds geboorteplaats Geffen af: ‘Niet in de winkel leggen hoor, dat boek. Ruud is het er niet mee eens.’ Ja, lazer nou toch op, ze denken dat ze godverju álles kunnen bepalen.”

En heeft de PSV-shop de biografie uit de schappen gehaald? Verkamman, cynisch: “Uiteraard.”

Het werk van een voetbalfotograaf is er de afgelopen decennia evenmin eenvoudiger op geworden. Jan Stappenbeld weet zelfs één ding heel zeker: “Ik zet nooit meer een voetballer op de foto.”

Vroeger, in de jaren zeventig en tachtig, was alles beter, zegt de veteraan van De Telegraaf. “Als Oranje een wedstrijd moest spelen in, pak ’m beet, Oslo, dan zocht ik een leuk restaurantje uit voor na de wedstrijd. Ook hielp ik voetballers door het logo van hun sponsor goed in beeld te brengen. Dat meedenken werd beloond, want als er een kindje kwam, mocht ik de eerste plaat schieten.”

Maar de nieuwe generatie spelers was van een ander slag dan de vorige. Dat merkte Stappenbeld bijvoorbeeld in 1996, tijdens het EK in Engeland. “De jongens zouden per limo naar Londen gaan. Ik mocht mee. Maar Patrick Kluivert snauwde: ‘Wat moet jij hier?!’ Danny Blind nam het voor me op, en ik heb in Londen nog wel wat leuke foto’s gemaakt, maar dat soort signalen vond ik zeer onprettig.”

Twee jaar later, bij het WK in Frankrijk, was het opnieuw raak. “Na de teleurstellende eerste wedstrijd tegen België (0-0) mocht niemand het spelershotel in. Dus maakte ik een foto door het raam, van al die lange gezichten aan de maaltijd. Werd ik prompt beticht van paparazzi-praktijken!” En dat terwijl hij zich conform de Nederlandse voetbaljournalistieke traditie juist altijd zo prudent had gedragen. Toen Edgar Davids vervolgens in Monaco tegen hem riep: “Jij moet uit onze buurt blijven,” dacht de Telegraaf-fotograaf: bekijk het maar, ik kap ermee.

‘Fotomomenten worden tegenwoordig collectief geregeld. Exclusieve en verrassende foto’s zie je dan ook nauwelijks meer.’

Tegenwoordig is er al helemaal geen ruimte meer voor eigen initiatief, sombert Stappenbeld. “Fotomomenten worden collectief geregeld. Exclusieve en verrassende foto’s zie je dan ook nauwelijks meer. Vroeger fluisterde een persvoorlichter nog weleens wat in mijn oor. Zo van: ‘Je moet over twee uur daar en daar zijn, want we gaan vissen’. Nu worden fotografen zo veel mogelijk buiten de deur gehouden. Maar ja, als je ook ziet wat er allemaal bij is gekomen aan cameraploegen en fotografen…”

Vroeger waren de werkomstandigheden voor het journaille inderdaad veel beter. Kees Jansma, sinds 2004 perschef van het Nederlands elftal, is de eerste om dat toe te geven. “In 1988 was ik nog de enige verslaggever met een cameraploeg,” blikt de ex-Studio Sport-coryfee terug. “Twee jaar later, bij het WK in Italië, waren het er twee of drie. Zelfs bij het WK in 1994 in de VS kon ik nog redelijk ongestoord mijn gang gaan. Maar daarna ging het faliekant mis.”

Jansma vertelt dat op een doorsneetrainingsdag van het Nederlands elftal in Hoenderloo ter voorbereiding op dit EK twaalf cameraploegen en 21 fotografen present waren. “In Zwitserland en Oostenrijk zijn dat er uiteraard nog veel meer. Plus dan natuurlijk al die schrijvende journalisten. We hebben ook nog eens de ‘pech’ dat veel Oranje-voetballers in het buitenland spelen, en uitstekend hun talen spreken. Dat maakt hen ook voor de buitenlandse pers buitengewoon aantrekkelijk.”

Die massaliteit is onaangenaam voor verslaggevers én spelers, zegt Jansma. “Maar er valt weinig aan te doen. Een interview van een uur met Robin van Persie? Natuurlijk kan dat, maar dan zitten er wel vijftig anderen bij.”

Onder wie allerlei ‘journalisten’ van websites, en, bij competitiewedstrijden, van de betrokken clubs, weet Joop Niezen. De oud-hoofdredacteur van VI wordt daar ‘niet blij van’. “Wil je als dagbladfotograaf een mooie plaat schieten, springt er net zo’n hobbyist van de lokale omroep voor je lens. En die lui doen met hun onnozele vragen nog beslag op dezelfde minuten van de coach en de spelers ook. Dus zeg ik: weg ermee.”

Maar zo makkelijk gaat dat niet, weet Jansma. “Niet de KNVB beslist wie een perskaart krijgt, maar de UEFA, in samenwerking met de NSP (Nederlandse Sport Pers, de coördinerende organisatie waarbij alle sportredacties zijn aangesloten – red.). Laat één ding heel duidelijk zijn: de situatie van vroeger, met slechts vijftien journalisten en fotografen bij een toernooi, komt nooit meer terug.”

Tijdens het EK lenigt Jansma de nood enigszins met de openstelling van een soort ‘Holland Huis voor journalisten’. “Dat zijn bijeenkomsten waar uitsluitend Nederlandse verslaggevers welkom zijn. Twee jaar geleden, op het WK in Duitsland, zijn we ermee begonnen. Van de UEFA mag het officieel niet, omdat we de buitenlandse pers discrimineren. Weet je, eigenlijk mag ik hier niet eens over praten.”

Jansma’s voormalige collega’s zijn uiteraard blij met de journalisteninstuif. Hebben ze meer gelegenheid voor vraaggesprekjes met Klaas Jan Huntelaar.

Voetbal is geen gentechnologie – al probeert Johan Cruijff het wel zo te laten klinken. Voetbal gaat over winnende doelpunten in de laatste minuut, over titelkansen die verdampen door een schot op de paal, over overduidelijk ten onrechte gegeven penalty’s. Kortom: over drama, dolle vreugde en intens verdriet. Zulke stukken laten zich vrij eenvoudig schrijven.

Maar voetbal gaat ook over geld, macht en machinaties. In het buitenland speelt altijd van alles. De Portugese topclub FC Porto is vorige week uit de Champions League gegooid wegens het omkopen van scheidsrechters. In Italië werden Juventus en AC Milan gestraft voor omkoping en fraude, in België bleek een Chinees goksyndicaat uitslagen van voetbalwedstrijden te hebben gemanipuleerd en in Spanje gingen verhalen over dopinggebruik door topvoetballers.

Ben de Graaf zegt zeker te weten dat ook in Nederland het nodige aan de hand is. Helaas horen we daar zelden iets over. En als we wel iets horen – over mogelijke onregelmatigheden bij ADO Den Haag bijvoorbeeld – loopt het spoor al snel dood. Hoe kan dat? Verklaring 1: De Graaf heeft ongelijk, dit soort praktijken komt hier niet voor. Er zullen best mensen zijn die dat geloven. Verklaring 2: sportverslaggevers wagen zich liever niet aan onderzoeksjournalistiek. Ze prefereren mooi geschreven analyses over spelers die ‘op de verkeerde plek’ staan.

Gelukkig zijn er soms ook uitzonderingen. Zo publiceerde NRC Handelsblad op 31 mei en 7 juni alsnog een onthullend tweeluik over de Vlado Lemic-affaire bij PSV. Veelzeggend is dat voor die klus Joep Dohmen werd ingevlogen, een veelgelauwerde muckraker wiens naam in het colofon niet onder het kopje ‘sport’ te vinden is.