Spring naar de content
bron: anp

De verkeerde plekken

Veel mensen die hun jeugd in Indonesië doorbrachten, houden levenslang heimwee naar het eilandenrijk en koesteren hun herinneringen aan die verre jaren. Zo niet Jan Rot.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Als zoon van een zendingsarts werd hij een halve eeuw geleden op een kerstnacht geboren in Makassar, Celebes. Een paar maanden later keerde het gezin Rot tijdelijk terug naar Nederland; het waren zeer onrustige tijden en alle Nederlanders moesten Indonesié verlaten. Vader Rot kreeg werk in Arnhem en telde daar de dagen af tot hij weer aan de slag kon in de Oost. Van die tijd staat Jan Rot nog goed bij dat de stemming in huis heerste dat ze op de verkeerde plek waren. Het aftellen zou zes jaar duren; vervolgens woonde Jan Rot van zijn zevende tot zijn twaalfde weer in Indonesië. Behalve dat het tropische weer prettig was, deed

Indonesië hem niet veel. Ja, achteraf is het plezierig om in een ander land op te groeien en meteen te weten dat de wereld groter is dan Nederland en te ervaren wat het is om qua kleur een minderheid te zijn. Maar dat is de blik van een volwassene; een kind kijkt al gauw niet meer op van een nieuwe omgeving.

Toen hij op zijn negende eens op verlof was in Nederland, gebeurde er iets dat zijn verdere leven zou bepalen. Hij maakte kennis met popmuziek. Een oudere broer, die in Nederland op school zat en hem al eens opgewonden brieven over de nieuwe muziek had gestuurd, kwam hem op Schiphol afhalen en duwde hem een transistorradiootje tegen het oor: dit was nou beat! Jan Rot was meteen verkocht.

De volgende dag leende hij het radiootje, kocht een stapeltje muziekblaadjes en sloot zich op om de top-40 uit het hoofd te leren. Binnen twee weken was hij helemaal bijgespijkerd, van titels en groepen tot anekdoten. “Ik praatte nergens anders meer over,” zegt hij. “Ik ben altijd vrij fanatiek als ik iets ontdek dat me interesseert. Al tijdens het verlof was er een plechtig moment waarop ik met dat transistorradiootje over het strand liep en stellig overtuigd tegen mezelf zei: ik word later zanger.”

Toen hij na een half jaar weer terug moest naar Indonesië, had hij het daar heel moeilijk mee. De toegang tot popmuziek was er nog beperkt. Indonesië was net aan Elvis toe; beat hoorde je maar mondjesmaat. Vader Rot nam voor Jans verjaardag een bandje op van Radio Australië met songs als Green Green Grass of Home van Tom Jones, niet wetende dat dit niet echt hip was, en tantes stuurden hem weleens tijdschriften, die hij spelde en van buiten leerde, zodat hij meer songtitels dan bijbehorende liedjes kende. De voetbaltijdschriften van een oom vond hij trouwens net zo interessant en ook die leerde hij uit zijn hoofd. Vandaag de dag kan hij nog steeds de elftallen van DWS uit ’68 en °69 opdreunen, of de sportieve verdiensten van Aad Koudijzer (Schiedam) en Fred André (Telstar) uitmeten.

Op een dag begon hij aan een eigenpoptijdschriftje, eerst Plop en later Foetstek geheten. Hij schreef het vol met wetenswaardigheden en plakte daar foto’s bij uit Muziek Expres. De muzikale informatie vulde hij aan met een puzzel en een vervolgverhaal van eigen makelij. Het blaadje, met een oplage van één exemplaar, ging langs allerlei gezinnen. Ook schreef hij zijn eerste liedjes.

Intussen had hij opnieuw het idee op de verkeerde plek te zijn. Gaandeweg ging hij hopen dat één van de gezinsleden — er waren vijf kinderen — een niet al te zwaar ongeluk zou krijgen, zodat ze terug mochten. Op zijn twaalfde repatrieerden ze inderdaad, en nu voorgoed. “Het voelde als een bevrijding,” zegt Jan Rot.

Hij had gehoopt op de Randstad, maar hoewel ze begonnen in Haarlem, verhuisden ze al snel naar het Drentse Zuidwolde. Dat was wéér niet de goede plek, maar Radio Veronica was een pleister op de wonde. Het werd tijd voor een eigen bandje. De naam had hij al lang: Tunnel, want dat woord had in diverse talen dezelfde betekenis, wat handig was zodra ze beroemd werden. Het eerste podium werd dat van de Gereformeerde Kerk in Zuidwolde. Twee keer dezelfde set, maar wel eigen liedjes.

Het was een plechtig moment waarop ik stellig tegen mezelf zei: ik word later zanger

Jan Rot

Op het gymnasium – gamma (zonder Grieks) – deed hij altijd net genoeg om over te gaan. Liefst was hij er vanaf gegaan om zich helemaal aan de muziek te wijden. Maar zijn moeder vond dat hij minimaal zijn schooldiploma moest halen; daarna was hij vrij om te doen wat hij wilde. De opvoedingsstij] van zijn vrijzinnig gereformeerde ouders was ook vrijzinnig.

Op zijn kamer fantaseerde hij over zijn toekomst als zanger en vulde schriftjes met eigenhandig gemaakte interviews met Jan Rot en hitparades waar een liedje van Jan Rot op negen was binnengekomen. Zijn haar liet hij groeien tot aan zijn billen. De muren hingen vol foto’s van popsterren, waaronder een kiek van David Bowie die Lou Reed op de mond kuste. “Biseksueel, wie wou dat nou niet zijn?” Maar liefde was niet het belangrijkst. “Ik had een doel: zanger worden. Mijn jeugd was een weg naar dat doel. Ik stond klaar voor de aftrap”

Na zijn eindexamen toog hij naar Groningen, waar met onder anderen Herman Brood een levendig popklimaat bestond. Hij studeerde een blauwe maandag Nederlands, werkte een blauwe dinsdag in een ijsjesfabriek, en vond vervolgens werk als correspondent voor het popblad Oor en als regelneef in een hippe opnamestudio. De muziekwereld wenkte.

Maar de geschiedenis had nog een drama in petto, want in diezelfde tijd — Jan Rot was negentien – overleed plotseling zijn moeder. “Ik voelde meteen dat het een verlies was waar ik nooit meer overheen zou komen. Maar het verdiept en verrijkt je gevoelswereld ook. Je bent een heel belangrijke ervaring rijker en hebt dus ook meer geleefd. Het is misschien wel prettig om een leven zonder verdriet te hebben, maar van zo’n klap word je wel een stuk wijzer.”

Op een dag viel bij een opname een pianist uit en Jan Rot in. Een paar weken later was hij zanger van die band, The Street Beats. Al snel traden ze zes keer per week op en kwam er een elpee met hoesfoto’s van de toen nog weinig bekende Anton Corbijn. “Het moment dat ik die plaat in het gebouw van Hilversum 3 in handen kreeg, was groots,” zegt Jan Rot. “Vanaf dat ogenblik was het echt.”