Spring naar de content

Links en toch lekker

Het brave katholieke familieweekblad Nieuwe Revu sloeg halverwege de jaren zeventig helemaal op hol. Onder het motto ‘socialisme, sex en sensatie’ zorgde het blad voor rellen en schandalen. Oud-hoofdredacteur Ton van Dijk blikt terug op de bizarste episode uit zijn journalistieke loopbaan.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton van Dijk

De sfeer op de redactie van Nieuwe Revu was begin 1977 zo gespannen dat een vechtpartij niet kon uitblijven. Het was wederom Stan van Houcke die z’n agressie niet de baas kon. De opstandige Van Houcke kon makkelijk amok maken; hij ging het zinkende schip verlaten voor een baan bij Stad Radio Amsterdam. Eerst vloog er een typemachine door de lucht. Toen viel hij de al wat oudere Simon Kapteijn aan. Slaan, trekken, duwen. Adri Volkert, psycholoof maar ook krachtsporter en medewerker aan de net gestarte serie over politiecorruptie, pakte Stan in een ijzeren houdgreep, vouwde hem als een postpakketje op een bureau en liet pas los nadat Van Houcke piepend beloofd had zich rustig te houden.

‘Stanley the steamer’ van Houcke stond op, schudde zijn hoofd als een kip die niet wist wat de haan hem geflikt had, en zei dat Volkert heel erge mazzel had dat hij 130 kilo, top-judoka en houder van een Nederlands record powerliften, glimlachte. Van Houcke had, niet alleen op dit terrein, wel meer last van zelfoverschatting. Ogenschijnlijk keerde de rust weer, doch de teloorgang van een woeste, grillige, explosieve, succesvolle en creatieve redactie bleek onomkeerbaar.

De aanleiding voor de ruzie was de quote van een brigadier: “Het is dweilen met de kraan open. Dan denk ik: dikke lul.” Het woord lul stond als verboden aangemerkt op een marsbevel dat uitgever VNU had verordonneerd. Simon Kapteijn, tijdelijk als voorzitter aan de hoofdredactie toegevoegd, moest erop toezien dat in Nieuwe Revu geen schuttingtaal meer zou voorkomen; tieten moesten voortaan borsten heten, geen ‘expliciet bloot’; de slipjes mochten niet te klein en zeker niet doorzichtig zijn; geen stukken meer die politieke implicaties konden hebben, en geen teksten waardoor de VNU zelf of ondernemingen waarmee het bedrijf contacten onderhield beschadigd zouden kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de KNVB wiens blad men ging uitgeven. Ik was daarmee – zij het al in een zijstraat geparkeerd – de enige Nederlandse hoofdredacteur die na ’40-’45 een censor kreeg.

De gewraakte tekst was van mij. Bureauredacteuren Dolf Dukker en Hans Wilbrink wilden de term ‘dikke lul’ schrappen. Ik pakte mijn kopij terug en ging mokkend in de kamer van de schrijvende redacteuren zitten. Censor Kapteijn was de kwaadste niet, al namen wij het hem kwalijk dat hij zich voor het karretje van VNU had laten spannen. Hij stelde voor ‘dikke lul’ in ‘dikke tampeloeris’ te veranderen; die uitdrukking stond niet op de verboden lijst. In avondlijke onderhandelingen gaf ik toe – ‘dikke lul’ was niet zo heilig. Die knieval hielp niet meer. De volgende ochtend werd mij thuis per ijlbode de boodschap overhandigd dat ik voor onbepaalde tijd was geschorst. Een ideetje van het trio Jan van Halm, Dolf Dukker en Hans Wilbrink, dat de feitelijke macht op de redactie had overgenomen. Met goedkeuring van de pas tot medehoofdredacteur benoemde Hans Waleveld had het drietal Ted Huberts, de VNU-zetbaas aan de Stadhouderskade, ervan overtuigd dat ik het productieproces van Nieuwe Revu in ernstig gevaar had gebracht.

Het was zover: jaren hadden wij als één redactie gestreden tegen elke inmenging van bovenaf. Vele malen was ik gewaarschuwd, twee keer was ik officieel ontslagen en tandenknarsend weer aangenomen dankzij acties, inmenging van de NVJ en procedurefouten. Nu was de splijtzwam tot volle wasdom gekomen; mijn eigen collega’s hanteerden het mes dat ik zelf scherp had geslepen, en staken het mij in de rug.

HP/De Tijd vroeg mij om terug te blikken op een van de roerigste periodes in tijdschriftenland. Hoe een suf kappersblad veranderde in een obstinaat, brutaal en provocerend medium. Deze terugblik is mijn waarheid. Subjectief, selectief, bevooroordeeld, zo heb ik het beleefd en zo herinner ik mij het broeinest dat Nieuwe Revu toen was.

In januari l969 begon ik als verslaggever van Nieuwe Revu. NR sudderde onder de slagzin ‘Goed voor twee’ – de titel was voortgekomen uit de tamelijk mislukte operatie om de voormalige Katholieke Illustratie van Spaarnestad en de Revue van de Geïllustreerde Pers samen te voegen. Duizenden abonnees waren verdampt of ingepikt door de wederverkopers van Panorama. En ook daarna verloor het blad nog wekelijks lezers. Hoofdredacteur Albert Welling was vaak ziek, en vooral afwezig. Redactiechef Onno Voors zou hem opvolgen. De avond voor zijn officiële benoeming raakte Voors van de weg en verdronk hij in een Noord-Hollandse sloot. Hij had net zijn rijbewijs; Onno moet nog geprobeerd hebben met zijn schoen de achterruit van de VW kapot te slaan om lucht te kunnen krijgen.

Vele malen was ik gewaarschuwd, twee keer was ik ontslagen en weer aangenomen. Nu was de splijtzwam tot volle wasdom gekomen.

Jaap Velt, chef Margriet en eertijds redacteur Illustratie, werd tot interim benoemd. Jaap was een aardige nicht, vooral zachtaardig. Slechts na overvloedig drankgebruik bewees hij, vlak voor zijn hoofd op de bar viel, zeer vilein te kunnen zijn. Hij was tamelijk traag. Toen hij weer terugging naar Margriet vonden wij in zijn lade een stapel volle mappen met daarop de aantekening ‘Spoed!’

De Geïllustreerde Pers (GP) had het moeilijk. Margriet verloor van Libelle, Story van Spaarnestad was de grote winstmaker. GP-uitgever Bert Zweers destijds, type maatschappelijk bewuste ondernemer, zag toekomst in het naar boven halen van menselijke capaciteiten. Dat kwam door zijn vriend Jaap Voigt, die een adviesbureau had. Voigt beweerde dat hij tot het definitieve inzicht was gekomen hoe de mens in elkaar stak. Bij Margriet begon hij met weekendsessies op de hei. De verhalen over intens huilende redactrices ‘die zich nutteloos, waardeloos en gehaat voelden’, bereikten al snel de vijfde verdieping van Nieuwe Revu. Enige research was dus vereist.

Voigt had tophockey gespeeld. In het Amsterdamse Studentencorps wilde hij zijn vaardigheid tonen door bij een ontgroening een bal van het hoofd van een feut te slaan. Mis. De feut liep een schedelbasisfractuur op. Voigt was nu alternatief. Aan het eind van zijn traject berichtte hij aan de VNU-top dat het beter was dat hij directeur-uitgever van de GP werd, zijn ‘vriend’ Zweers leek hem niet geschikt. Bij Nieuwe Revu kon Ton van Dijk het best hoofdredacteur worden, dat dan weer wel. Voigt ging af door een zijdeur, Zweers volgde hem.

Intussen waren Hans Waleveld en ik tot chef benoemd. De redactie was in zak en as; de toekomst leek op een langzaam wegzakken in het moeras. Daar had ik, begin dertig, geen trek in, en ik begon me onrustig overal mee te bemoeien. Sommige oudere redacteuren steunden mij met een soort vertedering – ach, die kwajongen. Sommige jongeren wilden vooruit; enkelen waren angstig tégen – ze zagen hun koninkrijkjes over mode & gezin af- brokkelen. Onder de ouderen waren er die heel goed konden schrijven. Ze kregen of pakten onderwerpen die niet in de oude formule pasten en bloeiden op. De stemming werd: laat die Van Dijk het nou maar eens proberen; als er niets gebeurt, is het einde in zicht. We hadden het gevoel dat VNU het ook niet wist en dat wij een pand hadden gekraakt dat we oogluikend zelf mochten opknappen.

Achteraf leek het alsof het van de ene dag op de andere gebeurde; de formule van Nieuwe Revu werd drastisch overhoop gegooid. Weg met het getut en gezeur, niks geen rubrieken meer over opvoeden en therapeutische praatjes, afgelopen met de snoepreisjes naar de prêt-à-porter-beurs te Parijs. ‘Socialisme, sex en sensatie’ moest het worden. Die kreet, die altijd verkeerd geciteerd werd als ‘Sex, socialisme en sensatie’, werd pas later zo geformuleerd door Hans Linnekamp, maar het gevoel ontstond toen.

Linnekamp kende ik van de studie politicologie. Ik schreef voor de oude Revue grote interviews met bekende Nederlanders, toen al een geheid recept toch? Maar na Willeke Alberti en Henk ‘Piep’ Molenberg zag ik mijn toekomst somber in. Hoelang houdt een mens zulks vol? Ik ging in het studiejaar ’71-’72 naast mijn baan politicologie studeren aan de UvA. Met tentamenstakingen en de boycot van colleges die niet op marxistische leest geschoeid waren, kostte dat niet veel tijd. Medestudent Linnekamp en ik begonnen de rubriek ‘Revu Sociaal’, waarin we wantoestanden met betrekking tot uitkeringstrekkers en verworpenen der aarde aan de kaak stelden. Ondertussen theoretiseerden wij dat Nieuwe Revu het massablad ván en vóór links moest worden. Rechts Nederland had het rijtje voor elkaar. De Telegraaf voor het hele volk, Elsevier voor de toplaag. Op links lag een groot gat, het landelijke Het Vrije Volk was al ter ziele. In dat gat moest Nieuwe Revu springen, en docenten massacommunicatie van het Baschwitz Instituut, zoals Ben Manschot, waren het met ons eens. Links en toch lekker. Sensatie door journalistieke research in dienst van het volk, inclusief lekkere meiden!

Het leek alsof het van de ene dag op de andere gebeurde: de Nieuwe Revu-formule werd drastisch overhoop gegooid. Weg met het getut en gezeur.

Bloot is wel meer als breekijzer gebruikt om een gat in de markt te forceren – zie de opkomst van de commerciële zenders. Panorama deed aan gestileerd bloot. Alle deelneemsters aan de Miss Holland-verkiezingen werden om en om neergevleid in een reusachtig sardineblik en vanuit een hoogwerker door Ronnie Hertz gefotografeerd. Mooi idee, maar heel duur. Ontwerper Jan van Halm was intussen tot vormgever benoemd. Van Halm, een gezette, zeg maar dikke Utrechtenaar, met een dun snorretje dat nicotinebruin af- gaf aan de papieren kantineservetjes, had humor, zij het vaak vet aangezet. Hij had een scherp oog voor hoe je stukken moest presenteren. Niet zelden had hij suggesties voor betere koppen.

En Dolf Dukker, de mulo-student uit Delft, kwam binnenlopen. Eerst met een knap geschreven stuk, daarna al snel ingehuurd ter versterking van de eindredactie, omdat hij bij elk te schrijven stuk wekenlang in een diepe depressie verkeerde. Dukker zei dat hij voor Propria Cures had gewerkt, maar dat bleek beperkt tot een handvol zinnen. Hij gedroeg zich alsof zijn mulo-diploma een universitaire graad betrof, maar was in al zijn aanmatigendheid een creatieve bureauredacteur. Vooral secundair, bij ideeën die er al lagen, wist hij de juiste snaar te treffen in de uitwerking.

Van Halm en Dukker werden een onafscheidelijk duo. Ze trouwden nog net niet, maar kochten wel samen een imposant huis in de Vondelstraat. Het pand zou later de ondergang van hun relatie betekenen omdat Dukker de hypotheekaflossing liever investeerde in coke, whisky en dames. Toen Van Halm ’s ochtends in de gang over Dukker heen moest stappen om zijn kinderen naar school te brengen – Dukker haalde soms zelfs zijn bed niet meer – heeft hij hem gerechtelijk uit het huis laten zetten.

Hans Wilbrink, thans uitgever-directeur van VARA TV Magazine, werd ‘der Dritte im Bunde’ aan het bureaublok. Wilbrink was een van mijn bronnen bij een serie over hoe in Hilversum van alles geritseld en omgekocht werd om artiesten op de buis en plaatjes in de topveertig te krijgen. Hij was met ruzie bij platenmaatschappij Dureco weggegaan. Ik haalde hem binnen als regelaar.

En regelen kon Wilbrink. Van Halm en Wilbrink drukten op een knop en een dag later werden honderden dia’s van dubieuze agentschappen op de bureaus gestort. Met of zonder bovenstukjes, kleine slipjes, grote slipjes, doorzichtige slipjes, geen slipjes. Blond of zwart van haar of huid. Groot of klein, dik of dun. Het bloot-uurtje. Van Halm pakte verlekkerd zijn loep. Regelmatig klonk zijn scabreuze lach. “Moet je nou eens zien, die d’r tepels zijn scheel! En deze, och, och die heeft d’r tampon nog in, het touwtje hangt uit haar broekje.” Dan pakten Dukker en Wilbrink ook hun loepen.

De ‘sex’ uit ‘Socialisme, sex en sensatie’ begon met één pagina binnenin en zwol aan tot af en toe een cover. Grof geteld over mijn jaargangen zo’n dertig procent. Een onderwerpcover met een sterk stuk had de voorkeur. Was er niets opzienbarends, dan kwam de tweede keuze: een sexy dame. De pagina binnenin groeide naar meestal twee pagina’s met een thema. Hoewel het woord thema hier misschien iets te deftig klinkt voor titels als Het buurmeisje (Kijk naar José Plekker en haar littekentje, zij houdt van een borrel), Dom bloot (heel domme foto’s inderdaad), Bloot, blo- ter, blootst (steeds kleinere bikini’s tot het veterslipje), Bloot English Style (selectie uit het beroemde werk van John Thornton), Het meisje en haar fijnste plekje (sproetje, mond, benen).

Ja, er werd wat afgelachen op de redactie, zoals met de serie ‘Word ook voyeur: Maak uw eigen kijkdoos!’ Week 1: bouwtekening kijkdoos. Week 2: plaatjes van bomen en struiken en een plan waar deze in de doos te plakken. Week 3: fotootjes van lekkere meiden die achter die struiken verscholen dienden te worden. De brievenrubriek stroomde over met ‘Bloot, pikant, hoi’ en ‘Bloot, pikant, bah’. Oudere abonnees liepen weg, maar in de losse verkoop, door iedereen gezien als het kanaal van de toekomst, werd dat gecompenseerd. In de topjaren ’75-’76 van 30.000 naar gemiddeld 90.000 per week.

Uit de cijfers bleek dat de onderwerpcovers veruit het best verkocht werden. Of het nu ging om de macht van de oliemaatschappijen of het zwembad-incident van Oranje in Waldhotel Hiltrup bij het verloren WK van ’74. Een cover van een amateurfoto van Johan Neeskens geflankeerd door twee Duitse Mädel in een discotheek van Münster. De KNVB had gezworen dat de spelers het hotel alleen hadden verlaten voor voetbalwedstrijden.

Ja, er werd wat afgelachen op de redactie, zoals met de serie ‘Word ook voyeur: Maak uw eigen kijkdoos!’

VNU vond het allemaal niks. Hoge baas Clé Schellens was conservatief katholiek; hij wilde het blad zelfs gratis niet thuis hebben. Toen moest de Lockheed-affaire nog komen. Bij tijd en wijle verkeerde commissaris Charles de Roy van Zuydewijn in het jachtgezelschap van Bernhard.

De Pietje Bell van de Nederlandse journalistiek werd mijn bijnaam, de geur van links, brutaal en gewaagd trok een stroom nieuwe medewerkers aan. Ze kwamen als motten op de lamp af, en als ik zelf belde, gooide niemand de hoorn op de haak. Vrijwel iedereen wilde meevaren op een koers die stof deed opwaaien, al was het maar omdat de schnabbeltarieven niet slecht waren. Ik organiseerde wervende etentjes in de opkamer van café-restaurant het Swaentje, de halve redactie van de Haagse Post prikte een vorkje mee. Marketingmanager Jan Ridder kwam de florissante stijging in de losse verkoop en de advertentiebezetting uitleggen. In l976 verkocht NR ruim 215 advertentiepagina’s meer dan begroot. Jan Ridder haalde de zinsnede van Goethe aan die hij ook in zijn uitgeefplan voor de directie had gebruikt: “Von hier und heute geht eine neue Epoche in der Weltgeschichte und ihr könnt sagen ihr seid dabei gewesen.

Midden jaren zeventig stapte Derk Sauer het redactielokaal binnen. Een klein ‘menneke’, een onderdeurtje, vrijwel altijd met een gulle lach op zijn gezicht en een optimistische kijk – de revolutie stond immers voor de deur. Derk had een stuk onder zijn arm over Long Kesh, de Ierse gevangenis waar IRA-‘vrijheidsstrijders’ vastzaten. Alles wat gewapend en links was en ageerde tegen de gevestigde machten, heette in die dagen vrijheidsstrijder, het woord terrorist bestond in onze kringen niet. Via zijn linkse contacten was Sauer als bezoeker in Long Kesh binnengekomen.

SP-lid Derk Sauer werd vaste medewerker. Voortaan kwam hij samen met Fons Burger ter redactie. Fons was lang, het duo heette dus al snel Watt en half Watt, naar een populair Deens komisch paar. Burger was sympathisant van de SP, geen lid. Het tweetal maakte ook Twintig, het blad van de VVDM (Vereniging van Dienstplichtige Militairen). Beiden nooit in dienst geweest en als burgerambtenaren onaantastbaar voor de krijgstucht, stookten ze de dienst- plichtigen op geen dienstbevel zonder discussie uit te voeren.

De geur van links, brutaal en gewaagd
trok een stroom nieuwe medewerkers aan. Iedereen wilde meevaren op een koers die stof deed opwaaien.

Sauer was (en is nog) heel grappig ‘links’ en uitermate behendig. Uit een keurig Amstelveens nest erfde hij de dikke Volvo van zijn vader. Met een kussentje op de stoel om over het dashboard heen te kunnen kijken en de achterbak vol met het SP-blad De Tribune, werd de limousine ingezet bij stakingsacties en de verspreiding van opruiende lectuur.

Sauer kletste zich overal binnen. Voor Nieuwe Revu haalde hij Rinus Nieuwburg terug uit India. Rinus was een Rode Hulp-vrijheidsstrijder die in Jemen samen met zijn in Israël gearresteerde vriendin Lidwien Janssen een guerrillaopleiding had gehad. Derk beloofde de Indiase agenten dat als ze Rinus naar Nederland trans- porteerden, ze een korte vakantie op kos- ten van Nieuwe Revu zouden krijgen, die voornamelijk in de Amsterdamse rosse buurt werd doorgebracht.

Sauer en Burger – de laatste trouwens, evenals Derk, thans succesvol miljonair – bestreden het kapitaal in Nederland met stukken over de verkwanseling van ons aardgas, de geheimen van de C&A-familie Brenninkmeijer en de betonboeren van Brederode die ervaring hadden opgedaan met Duitse bunkers voor ze Hoog Catharijne gingen bouwen. Kop: ‘Opzij voor het kapitaal’. Vond VNU niet leuk, een directielid van Brederode was ook weer commissaris bij VNU. Directeur Dick Hendrikse, maker van Story, noemde onze werkwijze ‘Julius Streicher-journalistiek’.

Het buitenland hadden Sauer en Burger onderling verdeeld. Burger huilde in Midden- en Zuid-Amerika, Sauer trok door Afrika waar hij in Mozambique samen met fotograaf Floris Bergkamp in een in het prikkeldraad gewaaide verbrande overall het verkoolde lijk van een vrijheidsstrijder zag. Althans, dat meldde het onderschift. Toen bleek dat de overall leeg was, ben ik daar buitenproportioneel kwaad over geworden.

Een grote bek had ik inderdaad. Wanneer ik fouten aantrof in het blad, vloekte ik staande ter redactie de schuldige uit. Mijn krasnummers, de eerste losbladige exemplaren van de drukkerij, werden beroemd. Ik nam ze ’s avonds door, gaf met grote hanepoten aan wat er volgens mij verkeerd was (Gelul! Waardeloos!) en deelde die nummers de andere dag uit.

Burger en Sauer waren trouwens, alhoewel tamelijk subjectief, goede verslaggevers. Ze werkten hard, zochten veel en goed uit en inspireerden anderen. Mede door hen kreeg Nieuwe Revu aanzien in de linkse wereld. We moesten nog een keer opdraven voor een kritisch comité van vrouwen die vonden dat hun sekse door het redactionele bloot misbruikt werd. We waren even het feminisme vergeten. Vooral die ene man in het gezelschap tegenover ons maakte zich druk. Het was een schande! Ik werd het zat en vroeg: “Neuk je nog weleens?” Sauer en Burger hielden hun lachen in, pas buiten kreeg ik op mijn kop.

Derk kende Koos van Zomeren. Koos was lid van het leidend driemanschap van de toen nog zeer maoïstische en zeer ondemocratische SP en belast met de propaganda. De invloed van de baas van die sekte, Daan Monjé, was zo heftig dat Koos zijn oudste zoon naar de leider had vernoemd. Die naam kon Van Zomeren niet veranderen toen hij uit de partij werd gestoten en met vrouw (ook actief in de SP) en kinderen losgescheurd werd uit zijn habitat.

Koos van Zomeren zou kunnen zorgen voor nieuws uit de arbeidersbeweging. Tenslotte werkten alle SP’ers te midden van het proletariaat. Hij gedroeg zich bij onze bijeenkomsten alsof hij de enige was die wist wie er op de dag des oordeels zouden worden opgenomen in de maoïstische hemel. Veel nieuws kwam er in eerste instantie niet uit die contacten. Hij was schrijver-arbeider, ik kreeg een vuistdik manuscript mee, zijn arbeideristische roman. Er was moeilijk door te komen.

Na zijn val in de SP meldde hij zich deemoedig ter redactie omdat hij aan de kost moest komen. Eerst als freelancer, al snel in vaste dienst. Derk Sauer, die altijd freelance op contract voor de VNU zou blijven werken, gaf altruïstisch zijn al afgesproken recht op de eerstvolgende vacature op voor Koos. Die werd redacteur en begon vooral in het vergadercircuit een bliksemcarrière. Zijn stukken waren in het begin stroef, serieus en nog altijd in dienst van de arbeider. Bijvoorbeeld een analyse over de desastreuze gevolgen van de hoge aardappelprijzen voor de huishoudportemonnee.

Maar al snel werd Koos tot voorzitter van de redactievergadering en de redactiecommissie benoemd. Op mijn voorstel trouwens; ik had een broertje dood aan vergaderen. Daarmee kreeg hij ruimte voor zijn machtsspel. Ik dacht heel naïef dat goede ideeën net zo goed van onderaf als van bovenaf herkend zouden worden, maar een manipulator heeft zo zijn eigen keuzen. Die vergaderingen waren vrij massaal, iedereen die meer dan een kwart van zijn of haar inkomen bij Nieuwe Revu verdiende, had toegang en stemrecht. We hadden immers de democratie hoog in het vaandel staan; in het colofon stonden alle redacteuren en medewerkers op alfabet. Alissa Morriën zei nog eens: “Waarom sta jij niet gewoon bovenaan? Jij bent toch de baas?”

Al snel werd Koos van Zomeren tot voorzitter van de redactievergadering benoemd. Daarmee kreeg hij ruimte voor zijn machtsspel.

Dat baasje spelen ging mij misschien goed af waar het om ideeën en het aantrekken van nieuwe coryfeeën ging, maar niet in de omgang met mijn bazen en ook niet ter redactie, met het eeuwige gezeur over salarissen en het gekonkel over posities. Van Zomeren bijvoorbeeld was – tenslotte had hij maar een korte ervaring in de journalistiek achter de rug – bij binnenkomst keurig in de cao ingeschaald als tweede-klasser met vier dienstjaren, 2500 gulden bruto per maand. Ik had er voor moeten praten als Brugman. Hij vond het al snel te weinig, want, schreef hij mij: “Mijn verhalen zijn vaak geen uitschieters, maar, in alle bescheidenheid, mijn invloed op het totale redactiebeleid mag toch ook wel meetellen?” Bovendien, hij zat op een huur van 550 gulden en de kinderen moesten nieuwe winterkleren hebben. Tegen Van Zomeren liet ik me ontvallen dat wie eerste klasse lult en derde klasse schrijft, terecht tweedeklasser is. Zijn wraak zou later koud worden opgediend.

Dit was de eerste aflevering van een tweedelige serie.