Spring naar de content
bron: anp

‘Er is me intellectuele zelftucht bijgebracht’

Jerome Louis Heldring (1917) is columnist van NRC Handelsblad en werd onlangs bekroond met de Anne Vondelingprijs. Hij groeide op in Amsterdam.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Zijn jonge jaren beleefde J.L. Heldring al heel lang geleden, namelijk vroeg in de twintigste eeuw, maar die jeugd was ook nog eens vol van de eeuw daarvóór. Dat kwam deels doordat zijn vader, die laat was getrouwd, uit 1871 stamde en dus heel wat ervaringen uit de negentiende eeuw het gezin binnen bracht. Bovendien was na de vroege dood van zijn moeder een ongetrouwde zus van vader in huis gekomen om het huishouden en de opvoeding te leiden, en sindsdien ging het aan tafel vaak over het gemeenschappelijke familieverleden, over ouders en grootouders, ooms en tantes en oudtantes, over mensen en gebeurtenissen die tot wel 1830 teruggrepen. Zo reikt wat Heldring zijn ‘geleende geheugen’ noemt tot ver in de geschiedenis – vandaar wellicht zijn historische belangstelling en speciale affiniteit met de negentiende eeuw.

Zijn vader was reder. Hij leidde de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij. Daarnaast bekleedde hij tal van andere prominente functies. Een vooraanstaand Amsterdammer met een passende domicilie op een van de mooiste plekken van Amsterdam: de zogenoemde Gouden Bocht van de Herengracht, een reeks paleisachtige herenhuizen die nu voornamelijk de financiële wereld tot kantoor dienen. Op Herengracht 487 groeide Jerome Heldring op. “Het was een heel groot pand met op de eerste verdieping zalen. Een prettig, ruim huis. Ik heb daar gewoond tot mijn zestiende. Toen moesten we door de wereldcrisis kleiner gaan wonen en verhuisden we naar een flat aan de Lairessestraat. In de haven lagen indertijd allerlei schepen opgelegd, wachtend op betere tijden.”

Aan zijn moeder, die overleed toen hij zes was, heeft hij nauwelijks herinneringen. Hij was te jong om haar dood werkelijk te beseffen, herinnert zich ook niet zijn moeder gemist te hebben. Het scheelde dat zijn tante de moederrol overnam. Hij voelde zich nauw met deze tante verbonden en zocht vaak zijn toevlucht bij haar, ook al was zij wat afstandelijk en geremd. Net als haar broer, zijn vader, die Jerome Heldring omschrijft als ‘een vrij strenge, zeer beheerste man, van wie niet heel veel warmte uitging’.

Niettemin bemoeide vader Heldring zich intensief met de opvoeding van zijn zes kinderen. Op zondag ging hij steevast met hen wandelen, afwisselend in de natuur en in bezienswaardige steden, en trakteerde hij hen op historische anekdoten. Ook nam hij ze mee naar musea en kijkdagen van veilingen, waar hij regelmatig kunst kocht. Met zijn zonen ging hij elke ochtend voor het ontbijt zwemmen in het badhuis aan de Heiligeweg. Bij het ontbijt las hij altijd een stuk uit de Bijbel voor. “En dat terwijl mijn vader liberaal was,” zegt Jerome Heldring. “Ik heb mijn kinderen ook weer de Bijbel voorgelezen. Het Oude Testament bevat prachtige verhalen voor kinderen.”

De relaties met zijn broers en zussen waren ‘niet erg intiem’, wellicht doordat het bindende element van een moeder al vroeg was weggevallen. In zijn kinderjaren speelde hij nog het meest met een twee jaar ouder zusje. Toen zij op negentienjarige leeftijd verongelukte, wierp dat een schaduw over het gezin, vooral voor vader, die eerst zijn vrouw en vervolgens een dochter verloor, maar ook voor Jerome Heldring, bij wie het verlies van zijn zus harder aankwam dan de vroege dood van zijn moeder.

Moeder was een Française, wier hele familie in Frankrijk woonde, en zo gingen de Heldrings vaak op familiebezoek naar Frankrijk. De kinderen waren van jongs af vertrouwd met het Frans. Er waren ook altijd Franstalige kinderjuffrouwen in huis.

Als kind kwam Heldring vaak in Artis en het Paleis voor Volksvlijt, een monumentaal amusementscentrum dat in 1929 afbrandde – daags daarna ging hij naar de smeulende resten kijken. Hij herinnert zich een kinderuitvoering van Alleen op de wereld waar verschrikkelijk gesnotterd werd door het publiek. En nu hij deze herinnering ophaalt, moet hij denken aan de moord op de chansonnier en cabaretier Pisuisse, twee jaar daarvoor, een crime passionnel die heel Amsterdam ontzette.

Een beslissende periode uit zijn jeugd was zijn tijd op het Barlaeus Gymnasium; hij kijkt er met dankbaarheid op terug. Zijn waardering geldt met name rector Alma, een strenge autoriteit met veel aandacht voor discipline en goed taalgebruik. Heldring roerde zich in het dispuutgezelschap van het Barlaeus en schreef in het schoolblad zwaarwichtige beschouwingen van het kaliber ‘Gaat onze beschaving ten onder?’ Terugblikkend constateert hij: “Op het Barlaeus is me een zekere intellectuele zelftucht bijgebracht.”

Ik kon niet dansen en op schoolfeestjes stond ik er maar zo’n beetje bij

Of hij ook nog wat romantiek opdeed op het gemengde Barlaeus? “Indertijd waren jongeren er minder vroeg bij dan tegenwoordig. Daarbij kwam dat ik niet kon dansen en er op schoolfeestjes maar een beetje bij stond. Ik raakte weleens verliefd op meisjes, maar van verre. Pas na het eindexamen heb ik voor het eerst een meisje gezoend.”

De vroegste politieke herinnering van de gelouwerde commentator betrof de kwestie van het Schelde-Rijnkanaal. De havenbaronnen van Amsterdam en Rotterdam waren daar natuurlijk tegen, dus de discussie speelde ook rond de eettafel van de Heldrings.

Aan de Eerste Wereldoorlog bewaart hij natuurlijk geen directe herinnering, maar ’14-’18 leefde nadrukkelijk in het ouderlijk huis, want de Franse moeder had zich erg verbonden gevoeld met wat er in haar land was gebeurd. In de boekenkast stonden ingebonden jaargangen van het Franse weekblad l’Illustration, waarin hij eindeloos naar de vele plaatjes van de oorlog kon kijken.

Over de opkomst van Hitler werd thuis wel gesproken, maar niet al te verontrust. “De geest die toen in Nederland heerste, was: we ontsnappen er net als in de Eerste Wereldoorlog wel weer aan. Toen ik mijn tante eens vroeg of wij ooit nog eens in oorlog zouden raken, zei zij: ‘Met Duitsland niet, misschien met België wegens de kanaalkwestie.’”

Maar nadat die eerste zoen zijn prille jaren afrondde, zou de wereld met de dag grimmiger worden.