Spring naar de content
bron: anp

Khadija Arib: ‘Wilders is verblind geraakt door zijn angsten’

Dankzij Geert Wilders waren ineens alle camera’s gericht op het PvdA-Kamerlid Khadija Arib (46). Zij is lid van een werkgroep die de Marokkaanse koning adviseert over mensenrechten. Dat kan niet, vindt Geert Wilders, want een Kamerlid mag geen twee staten tegelijk dienen. Het rumoer heeft Arib niet onberoerd gelaten. ‘Ik droomde dat ik in m’n blootje zat en dat iedereen me kon zien.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Heeft u de Marokkaanse koning Mohammed VI al eens ontmoet? 

“Nee. Ik krijg vaak van die standaarduitnodigingen waarbij ik hem zou kunnen ontmoeten, maar het is er nog niet van gekomen.” 

Moet u buigen als u hem ziet, of een handkus geven? 

“Buigen zou ik nooit doen, en een handkus geef ik hem ook niet. Een gewone hand kan hij krijgen.” 

Is de koning daadwerkelijk het showmannetje van de beeldvorming? 

“Ik weet niet of je dat show moet noemen of machismo. Het is traditie dat als de koning in je dorp langskomt, de kinderen langs de kant van de weg staan en naar hem zwaaien, dat het dorp wordt opgeknapt of een likje verf krijgt. Als de koning komt, dient iedereen te wijken. Eerlijk gezegd heb ik niet zoveel met die traditie. Het zou goed zijn als dit soort gewoonten wordt afgeschaft. Het past niet meer in een land dat wil moderniseren.” 

Wat zou u hem zeggen in de minuten die u in een ontmoeting of audiëntie gegeven zouden zijn? 

“Poeh, eh, dat de werkgroep waarvan ik deel uitmaak uitstekende rapporten schrijft en dat hij alle adviezen integraal kan overnemen en uitvoeren.” 

U vraagt hem niet of hij voor Marokkanen in het buitenland het automatisme van de Marokkaanse nationaliteit wil opheffen? 

“Nou, niet direct, al vind ik wel dat Marokkanen de mogelijkheid moeten hebben om afstand te doen van hun Marokkaanse nationaliteit. Van de derde, vierde en zelfs vijfde generatie Marokkanen die in Europa worden geboren, kun je toch niet meer zeggen: ooit een Marokkaan, altijd een Marokkaan.” 

Maken wij dat nog mee? 

“Het hangt ervan af hoe snel en in welke richting Marokko zich ontwikkelt. Het land ligt op een snijvlak: of het wordt een modern, open land, zoals de sfeer van Casablanca en Rabat dat eigenlijk nu al uitademt, of het wordt een antiwesters, extremistisch land. Als andere landen, zoals Nederland, Marokko helpen bij de bestrijding van armoede, corruptie en analfabetisme, dan heb ik goede hoop dat het dat moderne open land wordt. U merkt wel, het lot van Marokko gaat mij zeer aan het hart.” 

U bent toch Nederlandse? 

“Andere dingen in andere landen, zoals Zuid-Afrika, gaan mij ook aan het hart. Ik ben natuurlijk wel geboren in Marokko, en heb er tot mijn vijftiende gewoond.” 

Heeft u nooit aandrang om daar parlementariër te worden? 

“Nee nee.” 

Of in het kader van een uitwisselingsprogramma tijdelijk daar werkzaam te zijn? 

“Wat zullen dán de reacties niet zijn? Nee, ik blijf hier mijn werk doen.” 

In Marokko kunt u meer en beter werk verrichten dan in dit aangeharkte land. 

“Ik zou lid moeten worden van een Marokkaanse politieke partij en ik voel me bij geen van deze partijen echt thuis.” 

Hoe vaak bent u in Marokko ten behoeve van die werkgroep? 

“Ik reis eens per maand, en meestal op vrijdag, naar Rabat. Dat doen we in totaal met zestien, zeventien man, onder wie wetenschappers, politici, journalisten, en de meesten komen niet uit Marokko. Het zijn intensieve bijeenkomsten, waarbij ik vaak denk: het gaat echt ergens over. Het doet ertoe. Terwijl het in Den Haag toch vaak een beetje van dit is en een beetje van dat, en dan komt er iets uit dat je amper meer herkent.” 

Aanvankelijk zegde u vorige week een interview met HP/De Tijd toe over alle gedoe rond uw nevenfunctie voor de Marokkaanse koning, maar daarna blies u dat weer af. Wat was de reden? 

“Ik had er eenvoudig niet meer de puf voor. Het is in de Kamer een week lang over mij gegaan, en op een nare manier. Ik voelde me aan het einde ervan behoorlijk doorgedraaid. Daarbij had ik het idee dat ik alles zo ongeveer wel heb gezegd.” 

Maar niet tijdens het debat in de Kamer, want collega Dijsselbloem trad op als woordvoerder. Dat zag er vreemd uit. 

“Mijn nevenfunctie was een partij-politieke kwestie geworden. Het was dus logisch dat de betreffende woordvoerder daarvoor in actie kwam.” 

Heeft u zich flink moeten verbijten? 

“Tuurlijk. Het gaat alleen maar over jou en jij moet je mond dichthouden. Telkens als ik dacht: dit pik ik niet of nu gaat Wilders te ver, dan vloog Dijsselbloem al naar de microfoon, of Femke Halsema of iemand als Van der Vlies. Maar ik heb van die hele vertoning wel een keer heel naar gedroomd, waaruit je kunt afleiden dat het me zeer heeft aangegrepen en dat ik het allemaal nog niet heb verwerkt.” 

Vertel eens. 

“Ik droomde dat ik in mijn werkkamer achter, m’n bureau zat, in m’n, eh, blootje. Via al die beeldschermen dacht ik dat iedereen me in de Tweede Kamer kon zien. Femke Halsema stoof naar binnen en riep: ‘Doe je kleren aan!’ Nou ja, hoe het verder afliep, weet ik niet meer, maar het zegt genoeg.” 

Wat dan? 

“Je zou kunnen zeggen dat ik me ergens toch vernederd voel.” 

Heeft u terugkijkend enig begrip kunnen krijgen voor Wilders’ opvattingen? 

“Nee. En ik neem het hem zeer kwalijk dat hij een op zich serieus te nemen onderwerp van de dubbele nationaliteit persoonlijk maakt en daardoor op de man speelt.” 

Maar los van de manier waarop hij heeft opgetreden, kunt u zich in zijn denkwereld verplaatsen? 

“Nee, dat kan ik met de beste wil van de wereld niet. Luister, ik heb met Geert vroeger, toen hij nog deel uitmaakte van de WD-fractie, vaak gesproken en we hebben zelfs veel gelachen. Maar er is een andere Geert in hem opgestaan, en van hem hou ik niet.” 

Misschien een wat vrije vraag, maar, zou u op hem kunnen vallen? 

“O nee, ha ha. Ik vind hem helemaal niet aantrekkelijk.” 

Wat is er in hem gevaren, denkt u? 

“Ik hoor haat in zijn stem. Wilders is verblind geraakt door zijn eigen angsten, die op zichzelf niet onbegrijpelijk zijn als je moet leven zoals hij, verblind door zijn agenda en ambities. Daardoor is hij niet meer in staat na te gaan of er misschien nog een andere kant bestaat van mij of van de mensen die hij bestrijdt. Hij is mede door die bedreigingen een ander mens geworden.” 

Fortuyn had een menselijke kant. Die mist Wilders.

Voert Wilders een achterhoedegevecht? 

“Laatst zat ik met Geert Mak in de schminkkamer van het programma Pauw & Witteman. Geert zei: ‘Dit hele gedoe is een keerpunt. Wilders is te ver gegaan, en dat ontgaat de mensen niet.’ Ik hoop dat hij gelijk heeft.” 

Knijpt u ‘m voor Wilders? 

“Hij is onvoorspelbaar geworden. Hij stoort zich aan niemand. Met die aanpak heeft hij de politieke agenda de afgelopen drie weken volledig naar zijn hand gezet. In de peilingen stijgt zijn partij ook alleen maar. Ik knijp ‘m niet voor Wilders persoonlijk, maar wel voor zijn beweging. Gelukkig zitten er veel verstandige mensen in de Kamer, die hebben aangekondigd en intussen ook al hebben laten zien dat ze hem niet zomaar zijn gang laten gaan.” 

Maar wat vindt u ervan dat uw Belgische collega Fatiha Saïdi heeft bedankt voor de werkgroep om de reden die Geert Wilders steeds gebruikt, namelijk dat het geen pas geeft dat een volksvertegenwoordiger twee staten tegelijk dient? 

“Ik ben het daarmee oneens, maar eerlijk gezegd kan ik me niet voorstellen dat ze dat werkelijk zo heeft gezegd. Ik ken Fatiha en heb haar daar nooit over gehoord. En haar partijgenoot zit wel in de werkgroep, dus hoe dat dan kan?” 

Is Wilders de nieuwe Fortuyn? 

“Pim Fortuyn noemde de islam een achterlijke cultuur, maar hij was wel voorstander van een generaal pardon. Dat tekende hem: hij was een mens. Ik was geen fan van hem, maar hij had een menselijke kant. Die mist Geert Wilders. Hij is kil.” 

Je kunt hem ook een realist noemen, een van de zeldzame politici die een taboe benoemt, namelijk dat christenen en moslims in de westerse democratieën elkaar helemaal niet kunnen en willen verdragen. Het adagium van de ‘boel bij elkaar houden’ is een politieke vondst waar veel burgers niets mee hebben. 

“We zijn allemaal ongeduldig. We hebben te maken met een betrekkelijk nieuwe migratie. Vergelijk dat nou eens met de migratie zoals die in de VS al eeuwen bestaat en aan de gang is. Ik zie bij jongeren toch een opvallende kleurenblindheid, hoor. Ze gaan met elkaar uit, dansen, vechten, sporten, noem maar op.”

Maar zodra die jongeren volwassen worden en kinderen krijgen, vluchten ze naar ‘t Gooi, naar Leidsche Rijn of naar Haarlem. 

“Ja, dat is ook wel weer waar. Weet u, ik vind de Nederlandse samenleving helemaal niet zo open als sommigen willen doen geloven. Ik was in 2002, een jaar na 11/9, in New York. Voor het eerst in de VS — als woordvoerder gezondheidszorg kom je namelijk zelden verder dan Emmeloord of zo, en ik voelde me er zo thuis. Niemand vroeg me naar mijn afkomst en ik had het gevoel alsof ik er meteen bij hoorde. Heerlijk. Ik ben al ruim dertig jaar in Nederland en ik moet me nog steeds verantwoorden. Ook mijn kinderen, die hier zijn geboren en getogen. Het is alsof ik permanent aan het invoegen ben op de snelweg maar de auto’s maken te weinig ruimte voor mij.” 

Háten Marokkaanse jongeren Nederland? 

“De jongeren rond Mohammed Bouyeri of Samir Azzouz wel, ja, maar antiwesterse elementen vind je overal. Ook in Marokko. Zijn zij representatief? Ik betwijfel het. De meeste jongeren zitten met frustraties, voelen zich miskend, maar het zijn ook ongelooflijke vechtjassen die ervoor gaan en er toch het beste van willen maken in Nederland. Aan hen klamp ik me vast.” 

Hoeveel moslimministers hebben we na de volgende verkiezingen? 

“Vijf? Alsjeblieft, noem ze geen moslimminister, maar bewindslieden met een islamitische achtergrond. Dus geef ik een nieuw aantal: drie ministers en drie staatssecretarissen. Wat vind je daarvan? En daarvan vier vrouwen en twee mannen…”

Van wie weer één homo en één gehandicapte… 

“Zoiets, dat zou mooi zijn.” 

U staat bekend als een onverbeterlijke positivo als het gaat om multiculturalisme. 

“Ja, dat is waar. Want ten diepste geloof ik dat niets statisch is, dat er voortdurend interactie is tussen mensen en verschillende groeperingen. Dat gaat ongemerkt, maar onafwendbaar en het genereert een dynamiek waar politici vaak geen idee van hebben.” 

Zou u echt emigreren naar Marokko als de Wilderssen het in dit land voor het zeggen krijgen? 

“Nee, dat zit niet in mijn karakter. Ik vecht altijd terug.” 

Waar wilt u begraven worden? In Nederland of in Marokko? 

“O gut, dat moeten mijn kinderen maar uitmaken, hoor. Als ze kiezen voor Amsterdam, mijn woonplaats, dan hoop ik dat ik op Zorgvlied kom te liggen. Maar willen ze me in Marokko hebben, vind ik het ook prima.” 

Wat wilt u zelf? 

“Niks. Als ik dood ben, ben ik dood. Ze mogen me overal begraven.” 

De vraag heeft een politieke lading gekregen sinds staatssecretaris Aboutaleb ter illustratie van zijn trouw aan Nederland verkondigde dat hij in Nederland begraven wilde worden. Dus ik herhaal de vraag. 

“Ik vind het zoiets persoonlijks.” 

Dat is het ook, maar het persoonlijke is politiek. 

“Het is irrelevant. Het gaat eigenlijk niemand wat aan, behalve mijn kinderen.” 

Beseft u dat u met deze antwoorden Geert Wilders in de kaart speelt? 

“Ach, als ik zeg dat ik in Nederland begraven wil worden, dan zal hij wel weer iets anders zoeken om me mee te bestoken. Misschien is het een idee om, zoals onze fractievoorlichter suggereert, mijn kist naar Marokko over te vliegen maar dan aan boord een paar emmertjes zand uit Nederland mee te nemen. Maar misschien vinden mijn kinderen dat helemaal niks.”