Spring naar de content
bron: anp

Hans van Baalen: ‘Henk Kamp mist visie’

Vanuit de Kamer levert VVD-buitenlandspecialist Hans van Baalen ongezouten kritiek op zijn partijgenoten, de ministers Remkes en Kamp. Want: ‘Ik ben geen applausmachine.’ Een gesprek over het soldatenleven, Irak en het wij-gevoel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Behalve Kamerlid bent u ook reservist – rang luitenant-kolonel – en u hebt uw uniform op een knaapje hangen op uw werkkamer. Hoe moet ik dat uitleggen?

“Ik heb het hier omdat het nog weleens voorkomt dat ik naar recepties van Defensie moet, van militairen die afzwaaien of die net terugkomen uit Bosnië, Afghanistan of Irak. Ik draag dat pak dan als gebaar van betrokkenheid met de man in kwestie. Ik kan het als Tweede-Kamerlid niet vaak aan, want dan raken er mensen in de war. Da’s jammer ja, want ik ben trots op mijn uniform en rang.”

Als reservist hebt u zich in 2001 tussen twee Kamerlidmaatschappen door ook aangemeld voor Bosnië…

“Aanvankelijk zelfs voor Afghanistan, maar de legerleiding achtte de situatie daar te gevaarlijk voor reservisten. Verdomd jammer, want het avontuur trok me zeer aan. Het werd Bosnië, en achteraf was dat ook een prachtige ervaring.”

Gaat u volgend jaar naar Irak?

“Als ik dan nog Kamerlid ben, kan dat om allerlei juridische redenen niet, maar als dat niet zo mocht zijn, dan heel graag. Ik vind ook dat onze troepen langer in Irak moeten blijven dan de termijn van maart 2005 die minister Henk Kamp heeft vastgesteld. In de aanloop naar de verkiezingen in Irak zullen er aanslagen volgen, ook als er eenmaal een regering en een parlement zijn geïnstalleerd. 2005 is een vitaal jaar waarin de democratie in Irak al dan niet voet aan de grond krijgt… En dan zouden wij zeggen: ‘Sorry, het is maart, we gaan weg.’ Dat kunnen we niet maken, dan laten we de Britten in de steek en de Amerikanen. Het is onze morele plicht te blijven.”

Minister Kamp – ook VVD – blijft maar zeggen: nee, afspraak is afspraak, we blijven tot maart 2005. Misschien verbindt hij zijn lot eraan.

“Kamp zegt: we hebben in maart onze taak volbracht, we kunnen weg. Maar als wij vier maanden langer blijven of zo, dan volbrengen we onze taak nog steeds, en beter. Er speelt nog iets anders. Het komt met Irak wel goed, met horten en stoten, maar ooit speelt Irak in de regio die belangrijke rol die president Bush dat land heeft toegedicht. De Nederlandse regering moet ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven betrokken raken bij de wederopbouw van dat land. Als wij weggaan, kunnen we het wat dat betreft vergeten. Dan zou onze militaire aanwezigheid een desinvestering zijn. We hebben behalve een plicht dus ook een belang om langer te blijven.”

De gemiddelde Nederlandse politicus heeft zijn ervaring opgedaan in de gemeentepolitiek, en daaraan toetst hij alles. Op zichzelf is dat niet erg, maar het is je taak daarbovenuit te stijgen

Waarom is Kamp zo onvermurwbaar in deze kwestie?

“Als ik in zijn brein kijk, dan zie ik iemand die niet van risico’s houdt. Hij is een moedig man, maar hij mist flexibiliteit. Hij werkt stapsgewijs, verdeelt zijn aandacht in blokken en komt daar niet meer op terug. Maar in de politiek kunnen dingen veranderen, en daarop dien je in te spelen. Kamp houdt vast aan zijn termijn van maart, omdat hij meent daarmee de militairen duidelijkheid en zekerheid te verschaffen. Maar dat is niet verstandig. Onze militairen zijn zeer wel in staat om op zeer korte termijn, zelfs in februari 2005 nog, een nieuw bataljon te vormen en de boel in Irak af te lossen.”

Speelt mee dat Kamp niet nog meer militairen wil verliezen?

“Dat mag niet de hoofdgedachte zijn, anders kun je beter maar nooit meer troepen sturen. Bij de War on Terror horen body bags, helaas.”

Kortom, Henk Kamp schiet tekort?

“Henk mist visie. Een visie kan luiden: ‘We willen hoog in het geweldsspectrum opereren, dus in een werkelijke oorlogssituatie, maar ook laag in het spectrum, in vredesmissies bijvoorbeeld. We willen beide. Op basis daarvan neem je beslissingen, neem je uítvoeringsbeslissingen, en daarvan moet je dus principiële beslissingen maken.”

Nog eens, wat doet u als Kamp volhoudt en met aftreden dreigt?

“Ik weet niet of Henk volhoudt, want is hij bestand tegen Kofi Annan, die Nederland oproept langer te blijven in Irak? Tegen Tony Blair, die straks Wouter Bos onder druk zet, zodat ook de PvdA-leider zijn bezwaren tegen verlenging laat varen? Tegen de nieuwe Amerikaanse minister van Defensie, op wie Henk ongetwijfeld een goede indruk wil maken? Maar ja, als Henk Kamp geen krimp geeft en met opstappen dreigt… Luister, ik ben geen applausmachine van deze regering. Dit kabinet maakt er een gewoonte van om de Kamer elke keer weer halverwege tegemoet te komen, om onduidelijkheden te laten bestaan over besluiten die wij met ruime meerderheden hebben genomen. Met dat gedrag begint het kabinet zo langzamerhand te schuren tegen het vertrouwen van de Kamer. De regering regeert onder het politiek primaat van de Kamer, niet andersom.”

Staan we internationaal voor gek met ‘mister Cemp’?

“Nee, zeker niet. In het algemeen kun je stellen dat Nederland geen traditie heeft op het gebied van het denken over internationale politiek. Frits Bolkestein vormt een uitzondering. Hij spreekt onder andere Spaans, Behasa Indonesia en Swahili, en hij heeft in het buitenland gewerkt, dat is een heel andere league. Een politicus moet gereisd hebben. Iemand die niet in andere talen kan spreken en denken, heeft een achterstand. De gemiddelde Nederlandse politicus heeft zijn ervaring opgedaan in de gemeentepolitiek, en daaraan toetst hij alles. Op zichzelf is dat niet erg, maar het is je taak daarbovenuit te stijgen. Henk Kamp is een troepenminister, maar hij zou een stevige internationale visie op Defensie moeten ontwikkelen, dan kan hij ook loskomen van de dossiers die hij nu in beton giet.”

Eigenlijk bent u ook een man van de troepen, is het niet?

“Zonder meer. Toen ik in Bosnië zat, vroegen ze zich daar af wat ik, die vent uit Den Haag, in hemelsnaam kwam doen. Maar ik stond elke ochtend om zeven uur op appèl met de mannen, douchte tussen de mannen, ontspande me tussen de mannen, ging met hen mee op patrouille in het van mijnen vergeven Bosnische land. Bij het afscheid van mijn tour zei de commandant, overste Schaberg: ‘U bent een van ons geworden.’ Ik beschouw dat als een enorm compliment.”

Wat spreekt u zo aan in het soldatenleven?

“Onder meer de saamhorigheid, de kameraderie. In de eenheid waartoe ik behoorde, zaten Nederlanders van Marokkaanse afkomst, van Antilliaanse, Surinaamse, Iraanse, Kaap-Verdische, noem maar op. Het draaide als een tierelier. Die mannen droegen de wapenrok met eer… Ze wilden alles goed doen. Fantastische kerels. Echt, integratieproblemen waren er niet.”

O, ik betreur het ten zeerste dat de dienstplicht is afgeschaft, want de dienst zou de integratie zeer bevorderen

Straks gaat u nog zeggen dat de dienstplicht opnieuw moet worden ingevoerd ten behoeve van de integratie….

“O, ik betreur het ten zeerste dat de dienstplicht is afgeschaft, want de dienst zou de integratie zeer bevorderen. Er kleven allerlei praktische bezwaren aan, maar een deel van je leger kan bestaan uit beroeps en een deel uit tijdelijke krachten. Een leger biedt structuur, brengt mensen discipline bij. Je leert er dat het niet om jou alleen gaat, maar om de organisatie waarin je op elkaar bent aangewezen. Het leger verschaft ook een gevoel van ‘Wij Nederlanders’. In de samenleving ontbreekt dat wij-gevoel, en dat kan fataal worden. Structuur, discipline, Nederlanderschap – het zijn zaken die trouwens ook onze politieagenten en burgemeesters meer zouden moeten uitstralen.”

Dus geen agenten meer met oorbellen, geen rastakapsels onder de pet, geen vrouwelijke agenten met dikke konten…

“Correct, Nederlandse agenten moeten inderdaad aan hun conditie werken, ze moeten er onberispelijk uitzien en gezag uitstralen. Maar het geldt ook voor Kamerleden, hè? Ik draag altijd een pak en een stropdas. Strak, voorkomend, zo hoort het. Mijn collega’s en ik moeten kunnen inspireren, en daartoe moet je het goede voorbeeld kunnen geven. Wij moeten niet eindeloos in de kroeg zitten. Ik reisde eens met de trein van Den Haag naar Amsterdam, en daar lag een prominent Kamerlid in kennelijke staat in de coupé te slapen. Dat kan natuurlijk niet.”

Er zal op korte termijn geen meerderheid te vinden zijn voor herinvoering van de dienstplicht, lijkt me.

“Nee, maar onorthodoxe maatregelen zijn nodig, want het marcheert niet meer in deze samenleving. We mogen vooral niet niets doen. Ik heb van Frits Bolkestein, mijn politieke mentor, geleerd dat je wel voor de troepen moet uitlopen, maar niet té ver, want dan loopt er niemand meer achter je aan. Nee, ik laat geen proefballonnetje op. Ik zal de geesten langzaam rijp moeten maken.”

Staat u ’s ochtends in de houding naast uw bed?

“Ben je gek, maar ik probeer wel te leven met de discipline van de soldaat.”

Was u in een vorig leven frontsoldaat?

“Daarvoor houd ik te weinig van sport, dus het zal eerder officier zijn, denk ik. Toen ik opkwam voor mijn nummer, lichting 86-7, was het onder mijn vrienden mode om afgekeurd te worden. Maar ik was de enige die wel heel graag in dienst wilde. Het was de tijd van de Koude Oorlog. In mijn studententijd in Leiden heb ik een jaar lang niet gerookt – ik pafte in die tijd sigaren – en lette op mijn eten. Ik heb zelfs de Vierdaagse gelopen. Ik wilde per se niet afgekeurd worden voor de militaire dienst. Dat is gelukt, dankzij mijn discipline.”

Hoe zit met de discipline van minister Johan Remkes, die andere VVD-brekebeen?

“Een politicus moet de gave van het woord hebben. In dit mediatijdperk kan één keer stotteren dodelijk zijn. Het was uiterst pijnlijk dat hij tijdens het AIVD-debat zijn papieren door elkaar haalde. Johan, denk ik dan, had die papieren toch genummerd. En dan nóg: je verhaal had in je kop moeten zitten; hij had los van het papier moeten komen. Het bevordert je functioneren niet als je dat niet kunt.”

En dan vraagt Remkes enkele dagen na het Kamerdebat, waarin hij steun kreeg van Van Aartsen, opnieuw steun van de VVD-fractieleider. Het lijkt nu alsof Remkes bungelt.

“Johan bungelt niet en hij moet niet doen alsof hij bungelt. Ik zou Johan willen adviseren: ‘Trek het land in, beklim de zeepkist.’ En ga als het even kan niet naar elke moskee, want dat is zo gemakkelijk en goedkoop. Ik ken zelfs politici – ik noem geen namen – die op werkbezoek een hoofddoekje omdoen. Nee, ik heb niets tegen hoofddoekjes, maar agenten, rechters en wat dies meer zij moeten neutraal zijn: dus geen hoofddoekje, maar ook geen keppel, geen kruis en zelfs geen VVD-button.”

Hoe moet de VVD met Kamp & Remkes de verkiezingen winnen?

“Het hangt van meer af dan alleen van het functioneren van bewindslieden. De partij mist de discipline om de verkiezingen te winnen. Er is geen team dat zich ermee bezighoudt, terwijl over een dik jaar de gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Dat is slecht nieuws. Je wint niet door toeval, maar door planning. Je moet per postcodegebied weten wat er speelt. Alleen zo ontdek je waar de stemmen zitten. Wij krijgen dagelijks honderden e-mails binnen van mensen die de moeite nemen om ons te benaderen, positief of negatief. Wie zijn die mensen? Geen idee.”

Ik heb van Frits Bolkestein, mijn politieke mentor, geleerd dat je wel voor de troepen moet uitlopen, maar niet té ver, want dan loopt er niemand meer achter je aan.

Met welke boodschap denkt de VVD straks het aan de Groep Wilders verloren gewaande electoraat terug te krijgen?

“Wij hebben ons tafelzilver laten verstoffen. Bestrijding van criminaliteit, een slanke overheid, beperkte belastingen – in dat soort kwesties waren wij leidend. De VVD moet weer de partij van de working families worden, de mensen met een of twee banen, met twee kinderen, een auto, een eigen huis met een hypotheek, die om half zeven opstaan om hun geld te gaan verdienen. De VVD moet aan de kant van het slachtoffer staan, niet van de dader, aan de kant dus van sergeant-majoor Eric O., die in Irak in een fractie van een seconde moest beslissen hoe hij zijn mensen kon verdedigen, en niet aan de kant van officieren van justitie die vertrouwelijke gegevens laten lekken, die Albert Heijn-medewerkers vervolgen en computers met vertrouwelijke gegevens bij het oud vuil zetten.”

Met Van Aartsen als lijsttrekker?

“Ja. De ministers zijn uitvoerend, de fractie is leidend. Dus de fractieleider is tevens de politiek leider, en het ligt voor de hand dat hij, Jozias dus, ook de lijsttrekker wordt. Ik ken Gerrit Zalm goed – ik was zijn campagneleider, net als van Frits Bolkestein – en ik weet dat Gerrit geen behoefte heeft nog een keer lijsttrekker te worden. Gerrit is een manager, een uitvoerder, een uitstekende minister van Financiën en een effectieve vice-premier. Gerrit moet in het kabinet de compromissen verdedigen en binnenhalen. Jozias moet de ideeën bedenken en ons daarmee door de Rode Zee leiden.”

Moet Geert Wilders niet gewoon terug, zoals Van Aartsen vorige week suggereerde?

“Hij heeft het anders gezegd, in antwoord op een vraag of Geert niet beter terug kan naar de VVD. Jozias zei dat iedereen die zich bij de VVD wil aansluiten, welkom is. Dus ook Geert, maar het initiatief moet dan wel bij hem liggen. Die roep om Geert terug te halen, is allemaal flauwekul, want Geert komt niet terug. Hij zal het moeten waarmaken en een breder verhaal laten horen. Ach, ik gun Geert wel een zeteltje of vier, vijf. Maar dan moeten wij er wel veertig hebben.”

Komt de VVD wel voldoende uit de verf in dit kabinet?

“Het hele kabinet communiceert onvoldoende; het merendeel van de bewindslieden mist de gave van het woord. Ik maak een uitzondering voor Rita Verdonk en toch ook voor Henk Kamp, die ondanks mijn kritiek een man uit één stuk is.”

U geldt als zeer ministeriabel; bent u niet bevreesd dat u uzelf door uw kritiek op partijgenoten Kamp en Remkes onmogelijk maakt?

“Een volksvertegenwoordiger moet niet de brandende ambitie hebben om minister te willen worden, want dan moet je te veel uitkijken wat je zegt, dan ben je in feite chanteerbaar. Ik kies voor 2007 voor de Kamer.”

Bestaat er een kans dat de beschuldigingen uit 1998 u blijven achtervolgen: beschuldigingen als zou u in uw studententijd in elkaar zijn geslagen vanwege het zingen van het Horst Wessel-lied, als zou u als zestienjarige steun hebben betuigd aan Joop Glimmerveen van de Nederlandse Volksunie?

“Het was de zwaarste periode uit mijn leven. Ik wist dat het onwaar was. Een onafhankelijke commissie van wijze mannen onderzocht die beschuldigingen en bestempelde ze als onwaar.”

Zo erg was het toch allemaal niet: wie heeft dat lied nou niet eens gezongen in een dronken bui, en dat met Glimmerveen dateert van uw zestiende…?

“Het gaat er niet om of dat erg was, maar of het waar was. Hoe kun je nou iets beoordelen als ‘niet erg’ als het onwaar is?”

Wie zat erachter?

“Geen idee, maar blijkbaar ben ik destijds als scholier op lange tenen gaan staan waarvan de pijn twintig jaar na dato, en God weet hoeveel jaren nog meer, voelbaar blijkt te zijn. In mijn middelbareschooltijd was werkelijk ie-der-een zo rood als een kreeft. Ik hield ervan daartegenin te gaan. Daarna, in Leiden, was het klimaat weinig veranderd. In mijn herinnering was mijn studententijd zoals het wordt voorgesteld in die Oxford- en Cambridge-speelfilms, van nachtbraken met goede vrinden, een stevige borrel drinken, laat opstaan, maar wel je tentamens halen, hè. Dat heeft blijkbaar gestoken.”