Spring naar de content
bron: pexels

Kinderen? Hou op!

Collega’s met kinderen die de kantjes ervan aflopen. Vrienden die alleen nog over hun ‘kindje’ kunnen praten. Gezinnen die overal de rust komen versjteren. De overlast van kinderen en hun ouders — `kindervrijen’ pikken het niet langer. ‘De buggy helpen tillen? Ze redden zich maar.’ 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Ergens halverwege de jaren negentig moet het zijn geweest. Wij, twee prille dertigers zonder kinderen, zouden naar New York. Voor het eerst, een week lang maar liefst. Met als uitvalsbasis Hotel New York Palace, een van de mooiste en duurste hotels op Manhattan, vlak bij Central Park. Een geweldig vooruitzicht, vonden wij. We waren, eufemistisch uitgedrukt, goed gemutst.

Helemaal toen we ons hadden neergevlijd in het wat aftandse vliegtuig van Iceland Air. We zaten in een rijtje van drie en de stoel naast ons bleef onbezet. Dat betekende extra been- en armruimte, en geen verplichte social talk – onze dag kon niet meer stuk. Tot een van de stewardessen, een al wat oudere dame, zich met een glimlach tot ons wendde. Of we er bezwaar tegen hadden dat op de vrije stoel naast ons een baby zou worden geparkeerd. We calculeerden razendsnel: acht uur lang naast een poep- en plasproducerende zak zout, die, als het even tegenzat, ook nog onophoudelijk kon gaan blèren! We bedankten — vriendelijk. Helaas, de stewardess bleek van het standvastige type. Waarom we dan geen baby naast ons wilden hebben, vroeg ze. Omdat we het eenvoudig niet zo hadden op baby’s, antwoordden we, bedeesd en lichtelijk geïrriteerd — waar bemoeide ze zich mee, die bitch!

De stewardess, op luide toon zodat het hele vliegtuig het kon horen: “You don’t like babies?!” Een voltreffer. Om ons heen was de verontwaardiging niet van de lucht. Egoïstische monsters waren wij; kindermoordenaars met tbs op proefverlof. Onder de medepassagiers groeide de solidariteit — een gemeenschappelijke vijand bindt, ook in de lucht. Zeker drie andere koppels boden spontaan zelf hun vrije stoel aan.

Volstrekt misplaatst, zo’n morele terechtwijzing, vinden steeds meer mensen. En dan met name de zogenoemde kindervrijen: mensen die ervoor kiezen geen kinderen te krijgen, omdat die hen in hun vrijheid beknotten en/of omdat ze eenvoudig niet zoveel met kinderen hebben. Jarenlang hielden ze zich koest, deze vrijwillig kinderlozen. Kinderen krijgen was immers de maat; wie ze niet kreeg, was 6f sneu óf een egoïst en moest zijn mond houden.

Dat laatste is veranderd. Kindervrijen pikken het niet langer dat ouders en kinderen denken dat de hele maatschappij om hen draait en daar ook naar handelen. Kindervrijen komen in opstand. Bijvoorbeeld via de oprichting van een eigen belangenclub, de World Childfree Association (WCA), die sinds vorig jaar ook in Nederland actief is, onder andere met een eigen website (www.kindervrij.org). Boeken en internet vormen andere favoriete uitlaatkleppen; in tal van forums schrijven kindervrijen hun frustraties van zich af, en dat leidt dikwijls tot ongekend felle polemieken.

Maar ook in het echte leven gaan de doorgaans hoogopgeleide kindervrijen discussies met ‘kinderblijen’ niet langer uit de weg. Dat zorgt voor irritaties, relaties die verwateren, of nog erger: knallende ruzies die vriendschappen abrupt beëindigen. Niet alleen virtueel, op internet, ook in het echte leven, met collega’s, familie en vrienden. Groeiende intolerantie, gevoed door ergernissen en jaloezie, zal die spanning in de toekomst ongetwijfeld verder doen toenemen. Mede omdat het aantal vrouwen dat geen kinderen krijgt volgens het CBS de afgelopen vijftig jaar is gegroeid van tien naar twintig procent; van hen is de helft vrijwillig kinderloos. De komende decennia zal het percentage kindloze vrouwen waarschijnlijk verder groeien, tot ongeveer 25. 

Want kindervrijen ergeren zich soms mateloos aan het gedrag van kinderen en — misschien nog wel veel meer — aan ouders die daar niet tegen optreden. Van die blagen die in een restaurant met hun plakhanden en snotneus ongevraagd aan tafel komen staan, om maar eens wat te noemen. Stephanie Gevers (42) heeft er een ‘godsgruwelijke’ hekel aan. “Die sturen we direct weg.” ‘We’ zijn Stephanie en haar man Bart (51), een kinderloos stel, woonachtig in een modale, kinderrijke jaren-zeventigbuurt in het Brabantse Uden. Waarom willen ze geen kinderen? (Het tegenovergestelde wordt, tot ergernis van veel kindervrijen, zelden gevraagd aan mensen die wel kinderen hebben.) Bart: “Ik kom uit een katholiek gezin met vijf kinderen. Bij ons thuis was wel of geen kinderen geen issue. Je kreeg ze gewoon. Maar Stephanie wilde ze niet en dat vond ik prima. Nu ben ik erg blij dat we hebben besloten niet aan kinderen te beginnen.”

Stephanie, enig kind: “Ik heb altijd al het gevoel gehad: ik hoef ze niet. Ik héb gewoon niets met kinderen. Neem nou zo’n baby. Zes weken geleden nog was ik op kraamvisite; iedereen loopt ‘oh’ en ‘ah’ te schreeuwen. Dat kan ik niet. Geef mij maar een nest kittens. O ja, en wie krijgt het, kind als eerste in de armen gedouwd? Ik natuurlijk.”

Misschien juist wel een beetje om haar te pesten, Want sinds ruim een jaar praten Stephanie en Bart heel open over hun kindervrij e bestaan — daarvoor lieten ze het onderwerp een beetje in het midden (Zij: “Je bent toch een beetje bang om mensen voor het hoofd te stoten”). Directe aanleiding voor die coming-out: de ontdekking van het forum op de kindervrij.pagina.nl. Daar kwam Stephanie — Bart is niet zo’n chatter – in contact met medestanders. Ze ontdekte dat er veel meer kindervrijen zijn. Dat zij en haar Bart veel minder buitenbeentjes zijn dan ze altijd hadden gedacht. Dat meer mensen zich ergeren aan het gedrag uit kinderen. Kortom, dat ze niet hoeven te zwijgen uit angst anderen te kwetsen. 

Dat komt goed uit, want hun ergernissen over het gedrag van kinderen en hun ouders nemen alleen maar toe. Met name bij Bart. Deels omdat hij zelf wat ouder is geworden. “Dan kun je minder van ze velen.” Maar ook omdat kinderen tegenwoordig alles mogen, vult Stephanie aan. “Vroeger speelden kinderen; ze vermaakten zichzelf. Probeer je tegenwoordig een gesprek met ouders aan te knopen, dan zitten de kinderen er altijd doorheen te mekkeren. Dan is het niet van: ‘Sofietje, houd je mond, mama is even met iemand aan het praten.’ Nee, er wordt aan het kind gevraagd waaróm ze zoveel lawaai maakt. Daar kan ik mij kapot aan ergeren.”

Schrijnend, de wijze waarop ouders hun kinderen adoreren en verwennen, vindt ook Ineke van der Bijl uit Zwolle. “Ze lopen nog in de zure lappen en dan hebben ze al een mobiele telefoon,” foetert de 46-jarige blondine, die al een jaar of twintig zeker weet ‘dat ze geen kinderen wil. Het ergste van alles vindt ze nog dat de rest van de omgeving het spel meespeelt. “Vroeger was het al heel wat als oma op je verjaardag kwam. Tegenwoordig is het al zover dat zelfs buren, ooms en tantes en vrienden van de ouders komen kijken als een kind afzwemt.”

Het aantal vrouwen dat geen kinderen krijgt, is gestegen tot twintig procent. De helft daarvan is vrijwillig kinderloos

Nee, ouders zouden hun kinderen volgens Van der Bijl beter kunnen leren dat de wereld niet om hen draait. Door ze bijvoorbeeld bij te brengen dat ze op zaterdagochtend, een van de weinige dagen dat zij kan uitslapen, niet als bezetenen bij haar door de straat mogen lopen schreeuwen. “Een beetje rekening houden voor Van der Bijl, werkzaam als directiesecretaresse bij het Waterschap Groot Salland. Collega’s die net moeder zijn geworden, nog maar een of twee dagen per week willen werken maar wel het hoogst verontwaardigd reageren als ze bij een sollicitatie naar een leidinggevende functie buiten de boot vallen. Belanchelijk, vindt Van der Bijl. “Je kúnt geen heel afdeling runnen als je maar twee dagen per week werkt. Dan kun je wel zeggen: maar daar ben ik voor opgeleid. Best. Maar dan moet je wel ten minste vier dagen aanwezig zijn.”

In haar ergernis over ‘kinderblije collega’s’ staat de Zwolse niet alleen. In een enquête uit 2000 onder werknemers zonder kinderen zei maar liefst veertig procent van de kinderlozen werk te verrichte dat moeders lieten liggen. Of dit percentage is toegenomen, is onduidelijk. Gaan we af op de frequentie en de emoties waarmee kindervrijen op internet over dit onderwerp praten, dan lijkt van verminderde irritaties geen sprake.

‘Miki’, op het prikbord van de kindervrij.pagina: “Er moet altijd maar rekening worden gehouden met moeders die: naar de dokter moeten met kind, of eerder weg voor balletles of later komen omdat ze eerst de koters naar school moeten brengen. En dan de zomervakanties. Als kindervrij persoon ben je altijd het haasje, want collega’s met kinderen hebben voorrang. Kotsbeu word ik ervan.” Die irritaties over collega’s met kinderen gaan zover dat kindervrijen zich ook op andere fora in de discussie mengen, zodra het onderwerp daar wordt aangesneden.

Zo was er eind juli op de baby.pagina.nl een felle discussie over kolven op het werk. ‘Joyce’, een jonge moeder, had last van een grote melkproductie, maar kon op haar werk niet kolven en vroeg de andere bezoekers van dit druk bezochte forum om advies.

Ene ‘Lieke’, kindervrij, meldde zich. Ze vindt afkolven op het werk niet zo sociaal tegenover collega’s. Bij haar op het werk wordt er ‘niet gekolfd, maar gewerkt’.

‘Luckie’, waarschijnlijk moeder: “Zeg je nu letterlijk dat moeders hun kinderen flesvoeding moeten geven omdat het niet eerlijk is tegenover de collega’s???”

Lieke: “Het is het een of het ander. Dat softe gedoe met moeders die kinderen krijgen en dat stukje privé mee trekken naar het werk. Wil je je kind jouw melk blijven geven als je weer moet werken, neem dan je vakantiedagen op.”

Duidelijk tegen het zere been. Luckie: “Een advies: plant je asjeblieft niet voort.”

‘Dobertje’: OPZOUTEN!!!!

‘Mieke’, moeder van een tweeling: “Donder op als je zo van mij gruwelt.”

De mama van Jordi: “Wat ben jij een k-wijf!”

‘Muriëlle, moeder van Jordan’: “Mens houd alsjeblieft je klep dicht; er komt een bult onzin uit. Ze — de moeder die de discussie startte, red. — kolft alleen maat Zo iemand is productiever dan heksen als jij. Zij heeft een leven, jij niet.”

Internet is sowieso een medium waar bewust kinderlozen hun ergernissen graag spuien. Dat doen ze bij voorkeur in fora voor kindervrijen. Ook daar kan het er stevig aan toegaan — helemaal als ouders gaan meediscussiëren. Neem deze recente ‘discussie’ op het prikbord van de kindervrijen over de vraag of het hebben van kinderen ouders remt in hun ontwikkeling.

Diederik, waarschijnlijk vader: “Nee, dan kindervrijen, dat zijn ware kosmopolieten! Een beetje gaan zeiken over kindervrije buurten, over moeders in het algemeen en tussendoor de tijd verdrijven met bingo-spelletjes. Verder kun je dit — de kindervrij.pagina, net zo goed omdopen tot kinderpagina, want alle kindervrij en hebben toch een zodanig kinderobsessie dat negen van de tien discussies hier toch weer over gaan.

Sanne, waarschijnlijk kindervrij: “Oei, weer een ouder op zijn teentjes getrapt! Diederik, je zit op het verkeerde prikbord.” Tamara, eveneens waarschijnlijk kindervrij: “Zeiken doe je ergens anders Diederik. (—) Mensen zoals jij zijn flauw (meer dan flauw). (—) Je verdient niet beter dan een hit te zijn op een overvolle bingokaart.”

Behalve elkaar moed inspreken en ouders afzeiken op internet — vaak anoniem en dus lekker veilig —zijn er ook kindervrijen die zich aansluiten bij de World Childfree Association. Zoals de Rotterdamse Larissa van Berchum (25), gesteriliseerd, onlangs getrouwd en bestuurslid van de WCA. Het samenbrengen van kindervrijen en het informeren over en bespreekbaar maken van kindervrijheid in de samenleving vormen de primaire doelstellingen van deze club. Want, zo vinden Larissa en de andere WCA-leden, kindervrijen worden te vaak achtergesteld of genegeerd. Waarom, vragen zij zich bijvoorbeeld af, zijn er zo weinig kindervrije woningbouwprojecten, vakanties (vluchten en accommodatie) of gelegenheden (cafés, restaurants, attractieparken) waar kinderen op bepaalde dagen niet welkom zijn. De WCA is druk doende daar iets aan te veranderen. Behalve via de eigen website worden de ›, doelstellingen via stickers en posters onder de aandacht van het grote publiek gebracht. De eerste prille vruchten zijn er al: via de WCA kunnen volwassenen deze zomer tegen de kinderprijs (!) terecht bij Six Flags en Warner Bros Movie World.

Maar voor Larissa blijft het daar niet bij. Ook buiten de WCA staat ze voor haar kindervrijheid. Ouders die hun kinderen in de supermarkt bij het minste of geringste iets geven om ze stil te houden, krijgen van de Rotterdamse een geïrriteerde blik toegeworpen. Ze weet zeker dat die overkomt. “Deze ouders kijken vaak heel schuldig naar omstanders, ze weten dat ze overlast veroorzaken.”

Soms gaat Larissa nog een stapje verder. In het openbaar vervoer bijvoorbeeld komt ze vaak ouders met buggy’s tegen die wachten met uitstappen in de veronderstelling dat zij of een van de andere medepassagiers een handje helpen. Larissa weigert dat; zelfs als mensen er speciaal om vragen. “Ik voel mij daar niet toe geroepen. Het is hun keus geweest een kind te nemen en daarmee het openbaar vervoer in te gaan, dan moeten ze zich ook maar zien te redden.” Zijn er nooit ouders die haar daar dan op aanspreken? Nee. Heel normaal, vindt Larissa. “Waarom zouden ze; een ieder mag toch voor zichzelf besluiten te helpen?” Wel zijn de meeste mensen met stomheid geslagen als ze hulp weigert. “Blijkbaar zijn ze zo gewend dat iedereen helpt, dat ze niet weten wat ze moeten zeggen wanneer iemand een keer niet meewerkt.

“Echt waar, joh?” Ineke van der Bijl, de bewust kinderloze Zwolse, kijkt verbaasd — weigeren om de buggy te helpen tillen, gaat zelfs haar te ver. Maar ook zij kropt haar ergernissen over kinderen en ouders niet op. Laatst nog: een vader leerde zijn dochtertje in de supermarkt hoe ze groente en fruit moest afwegen, om half zes ‘s middags, terwijl Van der Bijl stond te wachten. “Dat ging van: ‘Kijk, Priscilla, wat heeft papa hier in dit zakje zitten, appels of peren? Als je het weet, mag je op het knopje drukken.’ Waarop Priscilla op de verkeerde button drukte, de vader ging voordoen hoe het wel moest, en haar vervolgens, in alle rust, het volgende zakje voor de neus hield.” Na het tweede zakje was Van der Bijl het zat. Of ze er met haar ene rode paprika misschien even tussendoor mocht, ze had haast. Dat mocht, al was het niet van harte, aldus Van der Bijl, die, niet gespeend van enig sarcasme de vader succes toewenste met het vervolg. 

Extravert als ze is, doet ze er evenmin het zwijgen toe als goede vriendinnen met kinderen het volgens haar te bont maken. Ze heeft weleens meegemaakt dat ze met een van die vriendinnen aan de telefoon hing en deze, zonder zich te verontschuldigen, zomaar hele gesprekken begon met haar dochter die toevallig binnenkwam. “Alsof ik ineens niet meer bestond!”. een halve minuut verbrak Van der Bijl de verbinding. `s Avonds belde de vriendin verbaasd terug. ” Waarom ze de hoorn plotseling op de haak had gegooid…”Ik heb uitgelegd. As toen had ze door dat het misschien toch weel beetje raar was. 

Dan zijn Stephanie en Bart, het kindervrije echtpaar uit het Brabantse Uden, nog behoorlijk mild. Door goed te plannen en duidelijke afspraken te maken, proberen zij conflicten zoveel mogelijk te voorkomen. Vrienden met kinderen bij hen thuis uitnodigen? Doen ze zelden tot nooit. “We zijn geen kinderhaters. Maar het vooruitzicht dat die kleintjes met die grijpgrage vingertjes maar overal aan zitten, vind ik verschrikkelijk,”   vertelt Stephanie in de glimmende huiskamer, waar een foto aan de wand herinnert aan hun zeven jaar ar geleden overleden hond.

Helaas, soms komen ze er niet onderuit. Zoals komende zondag, als zijn moeder jarig is en de hele familie bij oma op visite komt — de vijf achterneefjes en -nichtjes van Bart incluis. Maar daar hebben ze problemen mee. De onderlinge contacten zijn goed. Mochten de neefjes en nichtjes het te bont maken, dan zeggen ze het gewoon. Zo in familiekring zijn kinderen soms zelfs best leuk, vindt Stephanie. Ze mag graag met de kleintjes dollen; de kinderen een beetje opnaaien, zodat ze lekker druk zijn als ze weer naar huis gaan. Of ze een beetje jennen.” Laatst haalde een van Barts nichtjes bij een etentje in een restaurant voor oma een flesje Spa op. Ze kwam terug met de verkeerde. Heb ik haar verteld dat ze terug moest gaan en het glas moest leeggooien over het hoofd van die mevrouw achter de bar, haha.” 

Ouders zijn trieste sukkels, volgens het huidige ideaalbeeld. Wie gaat zich nu blauw betalen aan een kind?

Toch kunnen kinderen relaties wel degelijk negatief beïnvloeden weten ook Stephanie en Bart; die met de buurtjes bijvoorbeeld. Toen zij het huis kochten zo’n 25 jaar geleden waren de meeste bewoners kinderloos. Dat leidde tot intensieve contacten. Tot de eerste  kinderen kregen. Verhalen over hechtingen na de bevalling en borstvoeding konden het kindervrije duo maar matig interesseren. Dus besloten ze dergelijke visites zoveel mogelijk te mijden. Stephanie: “Je gaat wel op bezoek maar dan op andere moment. Tot je op een gegeven moment niet meer wordt uitgenodigd.” Met haar beste vriendin, ook moeder, heeft ze die problemen niet. Ze probeert altijd af te spreken zonder de kinderen en dat lukt uitstekend.

Bij Larissa van Berchum, de Rotterdamse die al op zeer jonge leeftijd zeker wist dat ze geen kinderen wilde, zijn er wel vriendschappen gesneuveld door tussenkomst van kinderen. Een van haar vriendinnen raakte zwanger en beweerde dat hun vriendschap daar niet onder zou lijden. Dat pakte anders uit. In de eerste zes maanden na de bevalling kwam de vriendin nauwelijks de deur meer uit. Op zich niet zo vreemd in de beginperiode, vond Larissa (“Je hebt tijd nodig om te wennen”). Maar het bleef niet bij dat ene halve jaar. Telkens als Larissa haar vriendin uitnodigde om gezellig met z’n tweetjes de stad in te gaan, of ergens een kopje koffie te gaan drinken, kon die niet weg vanwege haar kind. Dus ging Larissa maar weer naar haar toe. Ook ‘s avonds of in het weekend bleek moeilijk; dan was haar vriend moe van het werk, en had hij geen zin om op te passen. Op een gegeven moment vond Larissa het welletjes. “Iedere keer als ik met haar sprak over onze vriendschap, vond zij dat ik overdreef en dat het allemaal wel mee viel. Omdat zij de zaken duidelijk anders zag dan ik, en ik niets meer in haar zag van de vrouw met wie ik ooit bevriend werd, heb ik besloten er geen energie meer in te steken.” De assertiviteit van kindervrijen als Larissa wordt niet door iedereen geapprecieerd. Kindervrij: die term alleen al doet bij veel ouders de nekharen recht overeind staan —zelfs wanneer we louter bij hen aankloppen omdat ze zich als onderzoeker in het onderwerp hebben verdiept. Peter Cuyvers, een pedagoog die zich als voormalig staflid van de Nederlandse Gezinsraad jarenlang heeft bemoeid met de relatie tussen kinderlozen en mensen met kinderen, is zo iemand. Een ‘stuitend onsolidaire groep’, noemt hij de kindervrijen, zonder dat wij naar zijn persoonlijke mening hebben gevraagd. Interrumperen helpt niet. Cuyvers doet er zelfs nog een schepje bovenop. Kindervrijen, zo foetert hij door, zijn zulke egoïsten dat hij zich afvraagt of zij, wanneer ze straks zelf hulpbehoevend zijn, het nog wel waard zijn om door zijn kinderen te worden verzorgd (“Laat ze hun eigen rolstoel maar gaan duwen, hahaha.”).

Weer enigszins bedaard doet Cuyvers alsnog een poging de coming-out er kindervrijen te duiden. Dat deze groep zich juist nu begint te roeren, hangt volgens de pedagoog samen met de toenemende individualisering. “Volgens het huidige ideaalbeeld zijn ouders trieste sukkels. Wie gaat zich nu blauw betalen Wie gaat zich nu blauw betalen aan een kind, dat qua tijdbeslag ook nog eens een extra veertigurige werkweek vergt, terwijl je voor datzelfde geld dynamisch kunt gaan bungeejumpen op de Polynesische eilanden?” Maar Cuyvers heeft nog geen twee volzinnen geproduceerd of hij valt opnieuw uit zijn rol. Al snel blijkt waarom. Als vader zijn zijn persoonlijke ervaringen met bewust kinderlozen — voorzichtig uitgedrukt —niet bepaald positief. Cuyvers kocht een aantal jaren geleden een huis in een wooncomplex in hartje Den Haag — net als bijna zestig anderen, merendeels kinderloze stellen van tussen de twintig en dertig jaar oud. Maar na een paar jaar kwamen de eerste kinderen, ook bij de Cuyvertjes, én de problemen. Een paar rabiate kinderlozen verzetten zich fel tegen ieder plan om het wooncomplex iets kindvriendelijker te maken. Cuyvers, knarsetandend: “Een wipkipje, stoepkrijten: alles was te veel.” Maar diezelfde klagers kwamen vervolgens wel met een voorstel om de parkeergarage extra te beveiligen — “Er mocht eens een krasje komen op hun dure bolides!” Die intolerantie werd Peter Cuyvers uiteindelijk te veel; na twee jaar vergeefs `guerrilla’ te hebben gevoerd, besloot hij te verhuizen naar een kindvriendelijker buurt. 

Wel extra beveiliging voor de auto, geen wipkip voor de kinderen — sommige kindervrijen gaan ver, vinden ouders. Toch zijn diezelfde ouders mede debet aan het wederzijdse onbegrip. Mensen met kinderen gaan er automatisch van uit dat anderen hun kroost net zo geweldig vinden als zijzelf, maar vergeten dat dit bij vrijwillig kinderlozen totaal anders ligt. De affectieve band ontbreekt, waardoor bewust kinderlozen heel anders tegen kinderen aankijken.

Larissa van Berchum, de Rotterdamse die zich al op jonge leeftijd heeft laten steriliseren: “Met pubers valt soms nog te praten; zijn de kinderen jonger, dan wordt het steeds erger. Een kleuter moet constant aandacht, laat tekeningen zien waarover ik dan enthousiast moet gaan doen en meer van dit soort zaken. Peuters vind ik het meest irritant als ze nog niet goed kunnen praten maar hun mond niet dichthouden. Ik heb daar absoluut geen geduld voor. De wat oudere baby’s zijn af en toe best komisch; ze doen rare dingen tijdens hun ontdekkingstochten, waar ik verschrikkelijk om kan lachen. jonge baby’s zijn voor mij het ergste van het ergste. Voor mij is zo’n baby een van de zoveel; ze zien er allemaal hetzelfde uit. Dezelfde neus, dezelfde mond, alleen de kleur van de ogen en het haar kan variëren. Het is gewoon een baby. Natuurlijk zijn de ouders ontzettend trots, dat moeten ze ook zijn, dat is de natuur. Ik maak altijd wel een aardige opmerking. Maar de baby vasthouden, heb ik drie jaar geleden voor het laatst gedaan. Ik heb besloten dat daar mijn grens ligt. Mij doe je daar gewoon geen plezier mee. In het beste geval ligt de baby in je armen te slapen. Met een beetje pech zet de baby het op een huilen, een oorverdovende herrie. En natuurlijk kan het zo zijn dat het kind besluit zijn luier te vullen.” Het ontbreken van zo’n affectieve band is niet de enige oorzaak van het onbegrip onder ouders over de ‘aversie’ van kindervrijen tegen kinderen en hun ouders. Kindervrijen hebben doorgaans veel meer vrije tijd en bovendien meer te spenderen. Dat wekt jaloezie op. Mensen met kinderen kunnen niet zomaar spontaan samen naar de film of een weekeindje weg; ze moeten zich veel geld en moeite getroosten om hun Koters op te voeden. Natuurlijk, ouders doen dat in de eerste plaats voor hun eigen plezier. Maar in het achterhoofd speelt wel altijd mee dat ze maatschappelijk gezien goed bezig zijn.

Dankzij hun inspanningen blijft de maatschappij _ de economie, de sociale voorzieningen, de AOW intact. Kindervrijen, uitvreters die hun hele leven niets anders hebben gedaan dan consumeren en vegeteren, profiteren daar wel mooi van mee. (Dat kindervrijen hun hele leven lang meebetalen aan de opvoeding van kinderen — ouders krijgen kinderbijslag en betalen minder belasting; het onderwijs wordt zwaar gesubsidieerd — zien ze voor het gemak even over het hoofd.) Als de opvoeding dan toch zwaarder valt dan verwacht en kindervrijen daar weinig begrip voor hebben (“Jullie wilden toch kinderen!”), kunnen ouders vreemd reageren. 

Hoe vreemd, dat ervoer Ineke van der Bijl al eens tijdens een verjaardagsfeestje een aantal jaren geleden. Het gesprek ging over de keuze voor wel of geen kinderen. Van der Bijl vertelde dat ze definitief had besloten dat zij ze niet wilde. Waarop een van de andere aanwezige vrouwen haar toebeet dat zij nooit zou weten wat het is om een échte vrouw te zijn, omdat ze nooit had gebaard. Een opmerking die de 46-jarige Zwolse in eerste instantie behoorlijk raakte (“Ik heb er thuis toch wel even om moeten janken”). Inmiddels weet ze beter. “Wie zoiets zegt, moet wel bijzonder gefrustreerd zijn.”

Stephanie en Bart uit Uden hebben een ander frappant voorbeeld. Ze stonden onlangs samen in de rij bij de kassa in de supermarkt. Voorbij de kassa’s zat een oude vrouw in een rolstoel, met naast haar een meisje van een jaar of twee, waarschijnlijk haar kleindochter. De twee zaten te wachten op een andere vrouw in de rij, waarschijnlijk de moeder van het meisje. Plots begon het kind als een idioot te krijsen en te stampvoeten — kennelijk duurde het wachten haar te lang. De oude vrouw deed niets, het meisje ging maar door. Op een gegeven moment maakte de ‘moeder’ zich los uit de rij. Om, zo veronderstelden de aanwezigen, het kind te bedaren. Maar in plaats daarvan draaide de vrouw zich om. Ze richtte zich met een woeste blik tot de anderen en zei: “Wat staan jullie daar nu allemaal te kijken! Hebben jullie niets beters te doen?!” Stephanie, lachend naar Bart: “We wisten niet wat we hoorden. Alhoewel: als je bevalt, schijnt er zoveel met je hersens te gebeuren dat je niet meer normaal kúnt nadenken.”