Spring naar de content

Het eenzame avontuur van Bram & Neelie

Aan niemand had Pim Fortuyn zo’n hekel als juist aan hen tweeën: Bram Peper (PvdA) en Neelie Kroes (VVD). Twee geloven op één kussen, maar wel in Wassenaar. Hij: ‘Jij was alleen, ik was alleen, en toen…’ Zij: ‘Toen sloeg de vonk over.’ Een gesprek over hoop, liefde, frustratie en de dood.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Alain van der Horst

Na drie keer rinkelen wordt de telefoon opgenomen in de Wassenaarse villa van Bram Peper (ex-burgemeester van Rotterdam, ex-minister van Binnenlandse Zaken, 62 jaar) en Neelie Kroes (ex-minister van Verkeer & Waterstaat, ex-president van Universiteit Nyenrode, 61 jaar). Een heldere stem aan de andere kant van de lijn zegt: “Met Ayaan.” 

Met Ayaan? 

Het is de dag na het VVD-congres waar de van oorsprong Somalische Ayaan Hirsi Ali als een ware diva, omringd door bodyguards, werd toegejuicht. Ze vluchtte voor doodsbedreigingen aan haar adres naar de Verenigde Staten, besloot van de PvdA over te stappen naar de VVD en gaat straks als Kamerlid het naïeve multiculturalisme te lijf. Ze weet zich met raad en daad gesteund door het echtpaar Peper-Kroes, dat haar als een soort politiek pleegkind in de armen heeft gesloten. Af en toe neemt ze dus de telefoon op. Of komt ze een hapje eten, zoals laatst, voordat ze naar Barend en Van Dorp moest. 

Neelie Kroes: “Ze is net zo oud als mijn zoon, dus de associatie moeder-dochter, die zal ik niet ontkennen. Maar ze is te intelligent en te eigenstandig om ook maar iets van afhankelijkheid van ons te suggereren.” 

Bram Peper: “Jij was ook een van de eersten, in jouw tijd.” 

Zij: “Ik zie een stukje parallelliteit in haar gedrevenheid, ja. Overigens met veel belangrijker onderwerpen dan waar ik het destijds over had.” 

Hij: “Misschien moet ik er nog aan toevoegen, Neelie, dat jij je ergerde omdat er bijna geen vrouwen in het nieuwe kabinet zaten. Dat vond je een terugkeer naar de afdeling…” 

Zij: “Marga Klompé.” 

Hij: “En toen heb jij op televisie… Nou ja, vertel het zelf maar.” 

Zij: “Bram heeft gelijk. Zo begon het. Ik was stomverbaasd over de uitkomst van de formatie en vond dat absoluut verontrustend en verdrietig en niet goed te praten. Ik ben toen een keer in een uitzending geweest om als een soort formateur een kabinet samen te stellen. Ik bracht een lijstje in met alleen maar vrouwen. Het heeft veel in beweging gebracht, want toen kwam Buitenhof met de vraag of ik er samen met Margreeth de Boer van de PvdA en Gerda Verburg van het CDA over wilde komen praten.” 

Hij: “Ik reed je erheen.” 

Hij: ‘Alleen al de idee dat ík Ayaan zou voorstellen als PvdA-kandidaat… Dat zou helemaal ten nadele van haar zijn uitgepakt. Die Peper verzint weer iets. Peper is uitverzonnen, nietwaar, Neelie?’ 

Zij: “Onderweg zei ik tegen Bram: weet je, ik ga proberen of ik Ayaan kan invlechten. Ik was al langer door haar gefascineerd en ik vond het schandelijk dat zo’n jonge vrouw moest vluchten Omdat ze voor haar mening uitkomt; ik wilde haar steunen.” 

Hij: “Je had haar nooit ontmoet, toch?” 

Zij: “Nee. Ik had al wel tegen jou gezegd: wat hebben jullie een parel in de partij. Een mooie meid ook. Ze is de hoop voor de toekomst, het bewijs dat het nog goed kan komen met Nederland.” 

Hij: “Het was een samenloop van omstandigheden. Jij ging voor zaken naar Amerika.” 

Zij: “Mijn zoon woont daar ook. Ik heb Ayaan opgezocht. We hebben serieus gepraat, maar ook gelachen, genoten. Het klinkt een beetje theatraal, maar het klikte, het leek wel alsof we elkaar uit een vorig leven kenden. Dat gevoel hadden we allebei.”

Hij: “En de VVD, nou ja, goed… Het parlement is het podium.” 

Zij: “Ik was veel meer met haar bezig dan met naar welke politieke partij ze moest. Ja, zij vertelde mij natuurlijk over haar slechte ervaringen bij de PvdA. Dat ze daar gefrustreerd over was. Dat men daar politiek correcte taal uitsloeg. Hier, in dit huis, en dat zeg ik dan op persoonlijke titel, had ik natuurlijk al veel eerder vastgesteld dat het een volstrekt liefdeloze partij is. Bram mag daar uiteraard zijn eigen mening over geven.” 

Hij: “Je bent warm.” 

Maar ja, het is wel zijn partij. Hij zat met z’n neus boven op iets dat later een ‘briljante coup’ zou gaan heten. Wilde hij zijn vrouw niet tegenhouden? Had hij niet op zijn minst zijn PvdA-vrienden moeten waarschuwen? Bram Peper zucht. “Nee. Die hebben mij ook nooit ergens voor gewaarschuwd. Ayaan kómt uit dat nest. Er wás veel publiciteit omheen. Met de beste bedoelingen uiteraard, maar daar is heel Nederland van verge-ven, heeft de PvdA die kans laten lopen. Ik weet niet precies hoe dat vervreemdingsproces is gegaan. Maar alleen al de idee dat ik haar zou voorstellen als PvdA-kandidaat, als ik er al op gekomen was… Dat zou helemaal ten nadele van haar zijn uitgepakt. Die Peper verzint weer iets. Peper is uitverzonnen, nietwaar Neelie?” 

Zij: “Intern.” 

Hij: “Intern, ja. Want verder gaat het uitstékend met mij, haha. Nee, als Neelie eenmaal iets in haar hoofd heeft…” 

Zij: “Zal ik nog een kopje koffie inschenken? Want dit soort teksten, daar ben ik liever niet bij.” 

Hij: “Dus ja, dan bel je Gerrit Zalm om te zeggen dat je een kroonjuweel in de aanbieding hebt. Het is zonde, natuurlijk. De PvdA is niet erg gericht op het zoeken naar talent. Eerder naar mensen met een zekere gevoeglijkheid en buigzaamheid. Niemand in de partij had door waar zij symbool voor stond. Tien jaar geleden zou ze trouwens door de pers zijn neergesabeld. Vaandelvlucht, weet ik het allemaal wat. Zoiets dóe je niet.” 

Zij: “En Ayaan komt niet uit een rood nest, zoals Bram.” 

Hij: “Of dat het enige is dat me nog tegenhoudt?” 

Zij: “Haha, goeie vraag!” 

Hij: “Ik weet niet waar naar toe dan.” 

Zij: “Naar de VVD.” 

Hij: “Ik ben eigenlijk een ongehoorde traditionalist. Ik word voortdurend herinnerd aan mijn roots. Kijk, bij de Partij van de Arbeid, uitzonderingen daargelaten, praten ze óver mensen, maar niet mét mensen. Het is, met uitzonderingen, een hulpeloze verzameling lieden die met elkaar moeite hebben hun sociale vaardigheden te onderhouden.” 

Zij: “Het is een liefdeloze kippenkooi.” 

Hij: “Nou…” 

Zij: “Het is bij jullie al een tijdje zo, in ieder geval in mijn beleving, dat er weinig mensen rondlopen met buitengewoon veel warmte en affectie en in het oog springende filosofieën. Harteloos. Ook bijvoorbeeld toen Bram door de rechter geheel vrijgesproken werd. Al had een enkeling maar de guts gehad om te zeggen: ‘joh, sorry, wij waren er even niet toen je het moeilijk had.’ Zelfs dát niet.” 

Hij: “Ik heb een paar goede vrienden in de PvdA. Adri Duivesteijn, Ed van Thijn, Joop van den Berg… Ik vind het niet zo verschrikkelijk interessant…”

Zij: “Nee, Bram, er werd gevraagd wat ik ervan vond.” 

Hij: “Ja, dát vind ik wel interessant, wat jij zegt. Ik bedoel, ik hang aan je lippen, dat is bekend. De PvdA heeft inderdaad niet een nestgeur die zich aangenaam in je neusvleugels ophoopt. Hoe ik het volhoud? Tja. Ik doe er weinig aan. Ik heb vorig jaar nog wel een commissie voorgezeten.” 

Zij: “Je werkt juist heel hard voor ze.” 

Hij: “Ja, dat is wel waar, maar het is een beetje op bij mij. Ik hou van geschiedenis en ook wel een beetje van mijn eigen geschiedenis. Dus ik heb moeite met afscheid nemen. En ik ben ook niet van adellijke afkomst. Ik kom uit een superrood nest.” 

Zij: “Alsof er geen adellijke rooien zijn!” 

Hij: “Mijn oude moeder begrijpt het ook niet.” 

Zij: “Hij is bijna overstag.” 

Zij: “Ik herinner me nog, Bram, dat jij als burgemeester bezig was met Perron 0. Hij werd zo tegengewerkt, met name door zijn eigen partij. Bram was bezig om die stad leefbaar en veilig te maken.” 

Hij: “Zo is het wel mooi geweest. Hij liep op de rand van het ravijn, nadat hij lang had overwogen een stap voorwaarts te doen.” 

Zowel hij als zij was eerder getrouwd en had kinderen. In 1991 vielen Bram en Neelie voor elkaar; paars avant-la-lettre. Zij was net gescheiden, hij was voor de tweede keer gescheiden en herstellende van een geestelijke en lichamelijke crisis. Op 19 juli 1995 trouwden ze. 

Hij: “Hè, bah. Geen human interest, toch?” 

Zij: “We kenden elkaar al heel lang. Tenminste, we wisten van elkaars bestaan. Jij verkeerde in de kringen van de man van mijn beste vriendinnetje. Ik vond hem een heel goeie burgemeester.” 

Hij: “We onderhandelden hard toen. Haar ministerie en mijn stad hadden veel met elkaar te maken. We werden naar elkaar toe gedreven. Ik vond het fantastisch hoe zij zich overeind hield, nee, hoe zij al die mannen de baas was. Ik ontdekte in haar het feminisme voordat zij dat in zichzelf had ontdekt als leerstuk. Als je het hebt over macho’s, zou je zeggen: zo’n kerel wil ik zijn.” 

Zij: “Er was verder niks.” 

Hij: “jij was alleen, ik was alleen, en toen…” 

Zij: “Toen sloeg de vonk over.” 

Hij: “Nou, dat heeft nog wel een tijdje geduurd.” 

Zij: “Maar op een gegeven moment sloeg-ie over.” 

Hij : “We praatten dus wel veel over, eh…” 

Zij: “Mens en maatschappij.” 

Hij: “Ja, zo noem ik dat altijd. Dat hebben we een maand of acht volgehouden, totdat de beleidsintimiteit omsloeg in echte intimiteit. Neelie, je wilt een glaasje wijn, hè? Dat zie ik gewoon aan je.” 

Zij: “Bram is een wetenschapper, een sociaal bewogen mens. In mijn volgende leven ga ik sociologie studeren. Daar had ik nooit zo veel mee, maar door Bram heb ik meer inzicht gekregen. Het klinkt een beetje gekscherend, mens en maatschappij, maar dat is het wel in twee woorden. Bram en ik streven eenzelfde soort samenleving na. Sociaal-liberaal. Dat je mensen qua kansen niks onthoudt vanwege de plek waar hun wieg heeft gestaan.” 

Hij: “Ik begin alvast. Proost!” 

Zij: “In ons geval zou je soms zeggen: Bram is meer VVD en ik ben meer PvdA. Als ik zie wat er nu over veiligheid en sociale voorzieningen in de PvdA gedebiteerd wordt; als je dat zeven jaar geleden gedaan had…” 

Hij: “Sjongejonge…” 

Zij: “Dan was je verketterd. Ik herinner me nog, Bram, dat jij als burgemeester bezig was met Perron 0. Hij werd zo tegengewerkt, met name door zijn eigen partij. Terwijl, als je bij die junks kwam, dan zag je dat ze er niks aan hadden. Die dominee Visser heeft die mensen eerder de afgrond in geholpen dan omgekeerd. Bram was bezig om die stad leefbaar en veilig te maken.” 

Hij: “Ik was de eerste. In 1993…” 

Zij: “Ook ten aanzien van het vreemdelingenbeleid, ja. Zijn historisch geworden uitspraak: er zitten 32…” 

Hij: “Elfhonderd mensen op één adres.” 

Zij: “Ach, je werd verkétterd. Dat was niet politiek correct, hoorde niet bij de PvdA.” 

Hij: “De makke van de PvdA is de miskenning van het zelfrespect van mensen. Door altijd maar te denken in groepen. Ik ben zelf een social climber, ik weet wat het is om gelabeld te worden.” 

Een arbeidersjongen in het elitaire Wassenaar, bijvoorbeeld. 

Hij: “Het klinkt gek, maar op het gebied van wonen ben ik een onthecht persoon. Wassenaar is mooi, maar het went erg en het verveelt ook erg.” 

Zij: “Het is ook heel divers. Wassenaar is niet alleen maar rijk en…”

Hij: “Bomen zeggen niks terug. Tenminste, ik beschik niet over een talent om ze te laten communiceren met mij. Ik zit veel te lezen, te denken. Ik ben eigenlijk een stadsjongen. Wat is Wassenaar? Dat is een dorpje. Gezellig in het midden mooie, oude huizen, een plein, een kerk. Maar daar wonen we nou toevallig weer niet.” 

Zij: “Er is een leuke middenstand hier.”

Hij: “Ik zeg wel eens tegen Neelie: ik vind het wel leuk als je ergens een huis uit stapt, dat je dan mensen tegenkomt.” 

Zij: “Al is het maar om ze te vermijden, hè?” 

Hij: “Wij zijn stedelingen, die verdwaald zijn zeker. Deze arbeidersjongen had al als jongvolwassene in een kast van een huis gewoond in Bloemendaal. Het doet me allemaal niks, maar dan ook helemaal niks. Ik zie het niet eens. Ik heb ook in Capelle aan den IJssel gewoond. Heb ik ook niks mee. Ik heb iets met Haarlem, daar ben ik geboren. Ik heb iets met Amsterdam en Oslo, daar heb ik gestudeerd. Ik heb iets met Rotterdam.” 

Zij: “Rotterdam zónder gemeentebestuur.” 

Hij: “Haha, inderdaad. Dat is het beste. Fantastisch.” 

Zij: “Ik vind helemáál niet dat al die toestanden daar ook een beetje aan Bram zelf gelegen hebben. Bram is absoluut niet arrogant of verveeld. En ik vind dat ik langzamerhand genoeg kennis van zijn persoonlijkheid heb. Hij heeft wel een heel speciaal gevoel voor humor. Dat wordt in sommige constellaties niet begrepen. En hij is af en toe verstrooid. De denker, bezig met strategieën. Dat wordt dan uitgelegd als ongeïnteresseerdheid. Hij heeft maar aan één ding een broertje dood: mensen die gemakzuchtig zijn en niet nadenken. Dan is-ie meedogenloos.” 

Hij: “Het zijn toeschrijvingsmechanismes. Ik heb driehonderd raadsvergaderingen voorgezeten. Ik heb heel veel naar de schilderingen gekeken die daar zijn, neorealistische kunst. Ik luister toch niet met mijn ogen?” 

Zij: “Jij hebt ook niet de behoefte om aardig gevonden te worden. Jij hebt tegenspraak nodig, en dat betekent dat je er niet op uit bent om mensen te pleasen.” 

Hij: “Neelie heeft mij manieren bijgebracht, zal ik maar zeggen. Ze heeft mij ook gekleed, want dat interesseert mij niet erg. Het is toch wel van belang. Of wou je dit laten schrappen? Ik zeg het nu toch zelf?” 

Zij: “We praten erover als een van ons in een TV-programma zit.” 

Hij: “Je hebt het meestal aan mij te danken dat je weer ergens opduikt. Ze vraagt mij altijd advies. Zeg ik: doe maar.” 

Zij: “Ik vind het belangrijk wat Bram zegt. Dit was niet goed. Had je niet beter zus.” 

Hij: “Daar heb ik weinig last van. Het is een genoegen om naar je te kijken.” 

Zij: “Er zijn zoveel zenders, zoveel media.” 

Hij: “Je hebt geluk. Neelie en ik hebben er niet zo’n zin meer in, in interviews. Naarmate je ouder wordt, wordt tijd kostbaarder.” 

Zij: “We krijgen aan de lopende band uitnodigingen.” 

Hij: “Je kunt er maar een enkeling uit pikken. We zijn nogal selectief geworden in wie we graag in huis hebben.” 

Zij: “Onze vrinden worden niet geselecteerd op wat ze politiek al dan niet denken, of op wat voor baan ze hebben, maar omdat ze waardevol voor ons zijn. Ik vind Felix Rottenberg een fantastische vent. Die heb ik goed leren kennen door jou. Ik vind het heerlijk als hij hier komt. En jij hebt vanuit het tweede paarse kabinet een heel goeie band met Gerrit Zalm.” 

Hij: “Gerrit is mijn beste vriend. Een echte vriend. Ik weet waar ik over praat.” 

Zij: “En Hans Dijkstal.” 

Hij: “Die ook.” 

Zij: “Wat lijkt het alweer lang geleden, Dijkstal en Melkert.” 

Hij: “Ze waren bijna premier.” 

Zij: “Zo zie je maar hoe betrekkelijk het leven kan zijn. Nee, ik vind het niet zielig. Het woord zielig komt bij mij alleen boven als ik een hond doodgereden zie worden.” 

Zij: ‘Wat lijkt het alweer lang geleden, Dijkstal en Melkert. Zo zie je maar weer hoe betrekkelijk het leven kan zijn. Nee, ik vind het niet zielig. Het woord zielig komt bij mij alleen boven als ik een hond doodgereden zie worden.’ 

Hij: “Wat Gerrit Zalm gedaan heeft met Ad Melkert, dat is van een superieure klasse. Hij heeft die baan bij de Wereldbank geregeld tijdens de formatie.” 

Zij: “En het waren niet bepaald vrienden.” 

Hij: “Nee, Ad kon Gerrit het bloed onder de nagels vandaan halen. Dan ben je dus een bijzonder mens.” 

Zij: “Melkert vindt het vanzelfsprekend.” 

Hij: “Hij kan er niet mee omgaan, om het iets vriendelijker te zeggen. Jij kreeg toen je opstapte als minister toch ook niks?” 

Zij: “Helemaal niks.” 

Hij: “Sommigen worden wel erg geholpen.” 

Zij: “Jan Pronk en consorten.” 

Hij: “Waarom is Eveline Herfkens eigenlijk weg? Ze stond toch op de lijst? En Dick Benschop? Zij belasten zich wel erg met het verwijt dat ze wel een mooie baan van de partij verwachten, maar nu het is afgelopen gaan ze van de lijst af. Walgelijk. Wat doe je hier dan? Wie laten de partij nu eigenlijk echt in de steek?” 

Zij: “Vind je het goed dat ik even wegga? Nog wat boodschappen doen in het dorp?” 

Hij: “Je maakt het in beginsel niet te lang, hè?” 

Bram Peper trad op 13 maart 2000 af als minister in het tweede kabinet-Kok om de handen vrij te hebben om zich te verdedigen tegen de aantijging dat hij zich als burgemeester van Rotterdam een ongeluk had gedeclareerd en dus de belastingbetaler had getild. Op 24 oktober dit jaar gelastte de rechtbank van Amsterdam dat accountantsbureau KPMG Peper een voorlopige schadevergoeding van 373.000 euro moest betalen. Eerder al oordeelde zowel de tuchtraad voor accountants als het College van Beroep voor het Bedrijfsleven negatief over het werk van KPMG. Toen het rapport over Brams bonnetjes uitkwam, sprak een gegriefde Neelie meteen van een ‘heksenjacht’ en een ‘hetze’ tegen haar man. In zo’n land wilde ze niet leven. Bram Peper nu: “Het was heavy, dat kun je wel zeggen. Kortheidshalve, want ik kan er een boek over dicteren, het volgende.”

Hij: ‘We hebben een druk leven. Neelie met name. Ze is veel buitenshuis. We zijn wel een beetje weinig aan elkaar toegekomen de laatste tijd, Neelie en ik. Veel spanning in huis vanwege die zaak.’ 

“Je ziet een soort privatisering van het strafrecht. Omdat accountants, met KPMG op kop, dingen schrijven die niet kloppen, om de meest vriendelijke formulering te gebruiken. Accountants zijn deugdelijk en onpartijdig, bij wet. Dus dat een negatief oordeel van hun kant verwoestend is voor je reputatie, staat vast. Er zijn drie chirurgen die tegen jou zeggen: je hebt een verschrikkelijk loopoor. En jij zegt: dat heb ik niet. Ik voel niks. Dat idee. Door die criminalisering val je helemaal op jezelf terug, want niemand is geïnteresseerd in de patiënt, die moet je mijden, omdat ze denken dat je een besmettelijke ziekte hebt. Je verliest een hoop vrienden zogenaamde vrienden. Je krijgt er nieuwe bij, heel interessant. Maar goed, je bent uiteindelijk toch geheel alleen. Met Hans Mentink, de advocaat, heb ik een strijd van twee jaar gevoerd. Twee jaar! Omdat Klaas de Vries niet reageerde op mijn brief. Binnen twee maanden na mijn aftreden heb ik een brief van dertig kantjes geschreven, daar heb jij waarschijnlijk nooit van gehoord. Ik had geen secretariaat meer, dus ik hem hem gericht aan Klaas de Vries met het verzoek voor verspreiding in het parlement te zorgen. In die brief, prachtig uitgetikt, staat alles. Mijn verdediging. Meneer Peper heeft zich in een grote brief aan de minister van Binnenlandse Zaken verdedigd. De Vries heeft mijn brief vervolgens in een molen gestopt, waar-ie nooit meer is uitgekomen. Ik was plotseling een crimineel. Daar ben ik bitter over. Maar ja, daar schiet je zelf niet zoveel mee op. Dus ik heb dat gesublimeerd door te gaan schrijven en samen met mijn advocaat te gaan vechten. Ik was toch dood. En een dooie moet je niet proberen tot leven te wekken, want dat lukt niet. Het was een eenzaam avontuur. Je redt het alleen maar omdat je zelf weet dat je kosjer bent. Het is een enorme belasting, ook voor je relatie, to put it mildly. Omdat Neelie natuurlijk ook gewoon door moest, belast, geïnfecteerd. Zij had er last van. Commissariaten werden nagetrokken. De hoeveelheid leugens die is opgestapeld, je wil het niet wéten. Het is allemaal van een schandaligheid… 

“Je kunt aan de ene kant zeggen: er is in Nederland at the end knappe rechtspraak. Want het vonnis is schitterend. Maar aan de andere kant kun je zeggen van niet. Wie heeft nou het uithoudingsvermogen, wie levert de inspanning, wie heeft de tijd, wie kan het geld mobiliseren om zich twee jaar lang te verdedigen? Bijna niemand. Je wordt geconfronteerd met die toevalligheid. Het doet pijn. Het heeft me beschadigd. je bezorgt jezelf, je relatie, je familie een enorme hoeveelheid ellende. Desastreus. Ik ben er niet dommer op geworden, maar het is wel heel veel verkeerd gerichte energie. Nee, over mijn familie wil ik het niet hebben. Dat heeft hier niks mee te maken. Je wordt toch al een publieke figuur zonder dat je het bent. Ik heb er een pesthekel aan. Ik hou erg van dit land. Ik heb ook echt passie voor de publieke zaak. Maar ik heb geen enkele behoefte meer aan enige politieke rol. Ik heb wel erg veel behoefte aan rust. Ik zit er wel eens over te denken om een tijdje in het buitenland te gaan wonen. Ik heb helemaal geen zin om de rest van mijn leven te vullen met lezingen. 

We hebben een druk leven. Neelie met name. Die heeft allerlei adviesfuncties, commissariaten in binnen- en buitenland. Er moet brood op de plank komen. Ze is veel buitenshuis. We zijn wel een beetje weinig aan elkaar toegekomen de laatste tijd, Neelie en ik. Veel spanning in huis vanwege die zaak. 

“Ik ben 62, beste jongen. Ik denk dus veel na over de dood. Ik ben niet gelovig. Hermans, Reve, Mulisch… Ik ben gebiologeerd door het stomme toeval in het leven. Je ziet zoveel mensen plotseling wegvallen die het niet verdienen. Of anderen maar voortvegeteren. Ik vind het niet eng, want na de dood is er niks. Op mijn grafsteen komt te staan: eindelijk rust, komma, maar je kunt het ook overdrijven. Je treft me in een fase dat ik echt even helemaal… Het wordt ook steeds donkerder buiten. Het is de combinatie. Geniet ik van het leven? En wat is eigenlijk genieten? Heeft het ook nog enige zin? Ik hou van discipline. Ik ben nooit een nachtbraker geweest, sta vroeg op. Wat gaan we vandaag eens doen? Mijn leven is de afgelopen twee jaar betrekkelijk improductief geweest. Dat stoort. Ik overleef in deze wereld omdat ik dingen interessant vind. Anders is het wel erg verschrikkelijk wat je allemaal moet meemaken, my God. Neelie zegt dan tegen me: je hebt toch stukken in Vrij Nederland, in de HP, je schrijft boekjes, je adviseert grote companies met strategieën. Maar het is me allemaal niet genoeg. De mens wordt gauw lui.” 

Neelie komt weer binnen, trekt haar jas uit en Bram zegt: “Ik heb het gapende gat van jouw afwezigheid gevuld met gebabbel over mijn improductieve jaren.” 

Neelie: “Improductief? Jij ?” 

Hij: “Zo heb ik het ervaren. Maar jij zegt: nou heb je wel een experience.” 

Zij: “Geen sterveling had dit overleefd. Door Bram zijn absolute doorgaan op dit dossier heeft hij uiteindelijk de waarheid boven gekregen. Niemand had die kracht gehad.” 

Hij: “Politiek is inspiratie, hè. Het is communiceren met de samenleving, waardoor die het gevoel krijgt een richting uit te gaan. Maar door de enorme versluiering van verantwoordelijkheden zie je nooit wie nou de richting bepaalt en wie verantwoordelijk is. Nederland is z’n gevoel voor urgentie kwijt.” 

Zij: “Al veel langer. Het heeft zich alleen het afgelopen jaar in de politiek geopenbaard. We zijn zo langzamerhand in een arena gekomen waarin het om smoelen gaat. Dat vind jij toch ook, Bram? Het tweede paarse kabinet wás toch ook een zielloze toestand? Wat die ministers deden had vaak helemaal niks meer te maken met de politieke beweging waarvoor ze in het kabinet zaten. Heel gek.” 

Hij: “Het krankzinnige is dat de politiek is losgeraakt van de samenleving. Maar niet omdat ze niet naar al die buurten en wijken gaan.” 

Zij: “Fortuyn is nog nooit in een wijk geweest.” 

Hij: “Fortuyn… De mensen aan wie hij de grootste hekel had, zitten nu tegenover je. Z’n enige column die door Elsevier geweigerd is, ging over ons.” 

Zij: “Heel erg.” 

Hij: “We hebben met die man de laatste tien jaar geen contact gehad. Het was natuurlijk een rare vogel. Maar ik vind het als socioloog alleen maar interessant als je je verwondert. Het feit dat hij een hekel had aan ons is een volstrekt oninteressant verschijnsel. Hij heeft laten zien dat het tempo van Den Haag geen gelijke tred heeft gehouden met het tempo van de samenleving.” 

Zij: “Een volstrekt gebrek aan buiten de kaasstolp komen die over het Binnenhof ligt. Men is als de dood om verantwoordelijkheid te nemen voor iets waarvan je nooit zeker weet dat het lukt.” 

Hij: “Het land is dolend. Daarom is er ook een charismatisch klimaat in Nederland.” 

Zij: “Mensen zijn gevoelig voor authenticiteit. Ze doorzien veel beter dan vroeger of een politicus zelf gelooft in wat-ie zegt. Ik bedoel, als burger erger ik me ook aan zo’n afgrijselijk debat over de doodstraf. Je zit echt met kromme tenen te kijken naar dit werkelijk dilettantische gedrag van een dienaar van de staat, een minister van de kroon, die daar een hoeveelheid Nederlandse teksten uit spuit… Schandalig. Ik was geschokt dat de politiek daar 

niet de consequentie uit durfde te trekken van: ‘Hé minister, wegwezen!’ Alle partijen zijn schuldig aan de bezoedeling van de Nederlandse politiek, allemaal.” 

Hij: “Wat ik erg vind is de interventie in de privacy van mensen. Ik bedoel, we hebben het hier ook gehad. Cameraploegen die naar binnen stonden te loeren. Dat ze gaan zitten kijken naar die voetbalclub van meneer Nawijn.” 

Zij: “Jawel, maar daar hebben we het nu even niet over.” 

Hij: “Dat vind ik.”

Zij: “Ik wil die dingen scheiden, Bram. Nawijn wil minister blijven en was daarom bereid lijsttrekker te worden. En als hij beseft dat het ministerschap er niet inzit, haakt hij meteen af als lijsttrekker. Onder valse voorwendselen.” 

Hij: ‘Ha, we kunnen een eigen partij oprichten. Er is niemand die op de gedachte komt mij in te schakelen. Misschien hebben ze ook wel gelijk. Ik ben niks.’ 

Hij: “De contacten die ik nog heb met politici, laten niet de indruk achter dat iemand zich realiseert hoe ernstig de situatie is. Je kunt dingen niet meer as usual doen. Fortuyn noemde dat verweesd. Ik noem dat dolend. Omdat er nog hoop is. Zeg, we moeten gaan.” 

Zij: “Jij bent zeker overtuigd PvdA, zoals de meeste journalisten? Of ben je ook dolend?” 

Hij: “Ha, we kunnen een eigen partij oprichten, jongen. Er is niemand die op de gedachte komt mij in te schakelen. Misschien heb-ben ze ook wel gelijk. Ik ben niks. Ik schrijf erover. Echt, het is een gepasseerd station. En jij, wil jij nog minister worden, Neelie?” 

Zij: “Nee, dank je wel.” 

Hij: “Er staat een interview in De Groene Amsterdammer met Jacques van Doorn. Hij zegt dat hij SP gaat stemmen.” 

Zij: “Ooooo!”

 Hij: “Ja, je kan wel `ooooo’’ roepen, maar hij zegt het gewoon. Ook dolend.” 

Zij: “Ik ga absoluut op Ayaan stemmen.” 

Hij: “Ik vermoed dat ik eh… toch bij de Partij van de Arbeid uitkom.” 

Zij: “Nee, Bram, je moet ook op Ayaan stemmen. Je moet.”