Spring naar de content

Testament van de sixties

Niet alleen in de politiek, maar ook in de privé-sfeer herleven burgerlijke waarden. De ‘moet kunnen’-mentaliteit van de seksuele revolutie lijkt even gedateerd als de kunst van het quadrille dansen. De vrouwenemancipatie is gelukt, maar is de seks nog wel even leuk als toen? En wás die toen eigenlijk wel zo leuk? Vier jaren-zestig-chicks over de teloorgang van hun idealen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Emma Brunt

Emma Brunt: “Als je alle kritiek leest die inmiddels is losgebrand over het gedachtegoed van de jaren zestig, zou je zweren dat er toen een almachtige ideoloog aan het werk is geweest die een samenhangend programma heeft opgesteld voor alle veranderingen die zich na die tijd hebben voltrokken. Maar in feite deed iedereen natuurlijk maar wat en is het helemaal niet zo gemakkelijk om daar achteraf een lijn in te ontdekken. 

“Misschien zou je kunnen stellen dat de uitdaging van het traditionele gezag een soort gemene deler was, omdat allerlei groeperingen toen aan een emancipatieproces zijn begonnen. Dat heeft geleid tot het ontstaan van de ‘mondige’ burger, want ook individuen eisten en kregen meer vrijheid: in het kader van zelfbeschikking en zelfontplooiing. Maar de keerzijde daarvan was — en is — dat die vrijheid ook meer eigen verantwoordelijkheid met zich meebracht, en tot gevoelens van onzekerheid en onveiligheid heeft geleid. 

“Het feit dat de politiek onlangs een opzienbarende ‘ruk naar rechts’ heeft gemaakt, zou erop kunnen wijzen dat er een restauratie gaande is, en dat veel mensen (terug)verlangen naar overzichtelijker maatschappelijke verhoudingen. In huwelijk en gezin bijvoorbeeld, gestut door christelijke normen en waarden, zoals het CDA weer als vanouds propageert. Of in de vorm van een krachtige overheid, die ineens ‘het recht op veiligheid’ schijnt te moeten waarborgen. 

En mijn vraag is nu: moet je dat zien als het definitieve bankroet van de jaren zestig, een afwijzing van alles waar toen voor gevochten is?”

Germaine Groenier. “Maar denk je nou echt dat de mensen terugverlangen naar de jaren vijftig? Dat kan ik me gewoon niet voorstellen.” 

Emma Brunt: “Dat weet ik niet, dat is de vraag. Als je ziet wat de vrouwenbeweging heeft bereikt bijvoorbeeld, kun je stellen dat de generatie van onze moeders een saai leven heeft geleid, met veel beperkingen, maar het was wel een veilig leven. Mijn moeder hoefde niet met mannen te concurreren op de banenmarkt, in het moordende tempo van nu. In feite hoefde ze in eigen beheer nog geen cheque uit te schrijven, en gescheiden is ze ook niet. Wij wel.” 

Sarah Verroen: “Maar als dat verlangen naar de overzichtelijkheid van toen inderdaad zo diep zit als iedereen nu beweert, is het toch wel frappant dat niemand zich ernaar gedraagt. Want de cijfers wijzen anders uit. Het aantal scheidingen loopt nog steeds op. 

“Toevallig zat ik een poosje geleden met een Belgische socioloog in een debat, en daarbij kwamen dezelfde soort vragen aan de orde. Want Europa is eigenlijk, als het zo doorgaat, bezig met een collectieve zelfmoord: er worden te weinig kinderen geboren en veel huwelijken duren niet langer dan een jaar of zes. Dat zou dan de slechte kant zijn van de seksuele revolutie: na alle euforie over de pil is het erop uitgedraaid dat vooral vrouwen vaak alleen zijn. Maar hij vond dat er ook een positieve kant aan zit, want tegenwoordig wordt er veel meer gekeken naar de kwaliteit van een relatie. Je hoeft gelukkig niet meer bij elkaar te blijven omdat het ‘zo hoort’. Wat niet wegneemt dat je bij twintigers en dertigers inderdaad een soort nieuwe, zogenaamd anti-burgerlijke burgerlijkheid ziet: het pastagezin, zal ik maar zeggen, dat een hardhouten bankje voor de deur heeft en elke middag witte wijn drinkt in de tuin. Apetrots op het feit dat ze zo’n supergeslaagd gezinnetje heb-ben. Maar na een paar jaar knalt de idylle evengoed uit elkaar natuurlijk.” 

Hedy d’Ancona: “Ik denk dat veel mensen terugverlangen naar iets wat ze niet uit eigen ervaring kennen en dus ook niet weten wat hen nu precies aantrekt in dat geromantiseerde verleden. In ieder geval niet de buitengewone truttigheid en bekrompenheid van het leven voor de revolutie. Maar dat ze, nu dat allemaal voorbij is, in een soort seriële monogamie terechtkomen, daar kan ik wel wat bij voelen. Wij maakten natuurlijk gebruik van de verworvenheden van toen en waren blij dat je huwelijk niet meteen in stuk-ken viel als je het eens een keer met een ander deed, maar daar is nu geen sprake meer van. 

“Ik denk dat de seksuele vrijheid is ingehaald door de angst, niet zozeer om er een kind, maar aids aan over te houden. Dat heeft een ontzettende druk veroorzaakt om het toch maar weer liever bij één te houden. Flink buiten de deur neuken komt niet meer voor, althans niet als trend. 

“En in de tweede plaats zie ik situaties ontstaan waarin de partners behoorlijk eerlijk delen, zowel het werk buitenshuis als binnenshuis. Jongens kunnen tegenwoordig koken, en dat was in mijn tijd echt een uitzondering, hoor.” 

SV: “Maar vrouwen doen toch veel meer in het huishouden dan mannen!” 

Hd’A: “Zodra er een kind komt, is het afgelopen inderdaad. En wat er dan gebeurt, dankzij het organisatietalent van moderne vrouwen, is iets waar ik zelf met open bek naar sta te kijken. Dan ontstaat er een soort van bedrijf, waarin de vrouw bedrijfsleidster is. Ik vind dat de eisen die de arbeidsmarkt aan jonge mensen stelt, onvoorstelbaar hoog zijn. Ze werken veel langer, ze moeten vaak nog wat in het weekend doen, en wij hadden toch veel meer dat je in de loop van de ochtend eens in de universiteitskantine kwam binnenlopen, met een Volkskrant onder je arm. En als je zei: ik moet gaan, want ik moet de oppas aflossen, dan bestond daar toen nog alle begrip voor.” 

Germaine Groenier: ‘Ik was eigenlijk supermonogaam, maar er moest zoveel. Ik vond het echt gruwelijk als mijn man aan een ander zat.’

GG: “Maar zo zwaar is het altijd al geweest, ook in de jaren zestig! Ik leed onder een chronische vermoeidheid.” 

Hd’A: “Nou, dat had ik dan misschien iets minder, omdat mijn omstandigheden ik heb wat comfortabeler waren, maar ik heb toch echt het gevoel dat er nu meer gevraagd wordt van vrouwen die blijven, werken. En ook van mannen trouwens.”

GG: “Ik blijf het oneens met Hedy, want ik weet nog goed hoe ik altijd liep te rennen om op tijd in de studio te zijn. Je moest om negen uur precies in de montage zitten, en je hoefde echt niet bij die jongens van de VPRO aan te komen met het excuus dat je oppas het had laten afweten. Maar ik weet niet of de jongeren dat ook zo ervaren. Ik heb een werkende dochter met een kind, en die voelt dat helemaal niet als een druk. 

“Misschien is dat wel de verandering die zich in de afgelopen tien of twintig jaar heeft voorgedaan: dat jonge vrouwen van een jaar of dertig het inmiddels heel gewoon zijn gaan vinden dat ze zo moe-ten jakkeren.” 

SV: “Nou, er zitten er anders een hele-boel in de WAO.” 

EB: “Dat brengt mij op een eerder punt C in de discussie: dat van de nieuwe burgerlijkheid. Want wat ik overal om me heen zie, is dat wonen tegenwoordig al een soort dagvullende taak is. De woonbladen zijn niet aan te slepen. Om nog maar te zwijgen van het Nieuwe Koken, onder leiding van televisiekoks als Jamie Oliver. Of van het tweede huis, dat ook moet worden verbouwd en opgepoetst.” 

SV: “Plus dat je met zijn tweeën zult moeten werken, en hard ook, om dat allemaal te kunnen betalen. Dat was in de jaren zestig wel anders. ‘Prestatiedwang’ was toen een heel vies woord, meen ik me te herinneren.” 

EB: “Ik weet nog dat koken ineens in de mode kwam: een viergangendineetje voor vrienden was opeens wel het minste. En als ik naar Jamie Oliver kijk, komt hij me doodleuk vertellen dat ik citroengras in de Thaise curryschotel moet snipperen. Maar waar haal je citroengras vandaan?”

Hd’A: “Precies! Daarom zeg ik dus ook dat de mensen die terugverlangen naar vroeger tijden, geen idee hebben waar ze over praten. 

“Er is geen sprake van een echte restauratie, al is het maar omdat de jaren vijftig naar de huidige maatstaven veel te karig zouden zijn. Dat strookt niet met het perfectionisme van nu. Ik had hulp destijds, omdat ik het kon betalen, maar ik was ook een stuk gemakkelijker in die dingen. Nonchalanter. Ik kon helemaal niet fantastisch koken en de inrichting kon me ook niet zoveel schelen. Ik woonde toen in een prachtig huis, maar er stond bijna niks in. Ik was helemaal niet bezig met de allersnoezigste kleertjes voor de kinderen en het bouwen van het allergezelligste nestje.” 

SV: “Maar het is natuurlijk ook een utopie, dat soort veiligheid.” 

GG: “Dus die bestaat niet?” 

SV: “Nee!” 

EB: “Zijn we misschien banger geworden om alleen te staan, omdat de kans op een echtscheiding steeds groter is geworden? Is al dat neoburgerlijke nestelgedrag van het pastagezin daar misschien op gericht: het bezweren van angst voor de eenzaamheid?” 

Hd’A: “Wij hebben echt gevochten voor de zelfstandigheid van vrouwen, en ik vind dat dat super-de-luxe gelukt is, bij de meiden vooralsnog beter dan bij de jongens. Maar daar hoort niet zonder meer bij dat je ook alleen wilt leven: het zijn er maar weinig die daarvoor kiezen. De zelfstandigheid die we bevochten hebben, het vermogen om jezelf te kunnen redden, heeft er niet toe geleid dat we dat ook daadwerkelijk willen.” 

EB: “Tja, we zitten hier als vier behoorlijk zelfstandige vrouwen, en drie daarvan zijn alleen.” 

GG: “Ik heb drie dochters, en die hebben op het ogenblik geen van allen een partner, maar ze hebben wel een aantal relaties gehad die zo’n jaar of vijf duurden. Ik heb zelf het idee dat we in een soort tussenfase zitten: gevangen tussen het verlangen naar veiligheid en het gegeven dat huwelijken die twintig of dertig jaar standhouden bijna niet meer voorkomen.” 

Emma Brunt: ‘We zitten hier als vier behoorlijk zelfstandige vrouwen, en drie daarvan zijn alleen.’ 

SV: Met name omdat we hogere eisen stellen aan onze relaties. Een man moet wel iets toevoegen aan je leven. Ik heb er geen enkele behoefte aan om weer te vervallen in de naargeestige, saaie huwelijken die onze ouders er vaak op na hielden.” 

GG: “Waar ik heel erg last van heb gehad, is dat het niet vanzelfsprekend is dat je iemand hebt tegen wie je kunt praten, als je niet samenwoont. Dat je alles maar dan ook alles zelf moet organiseren. Maar daar ben ik inmiddels aan gewend, en je krijgt ook andere mensen om je heen. Vriendschappen worden belangrijk.” 

EB: “Het is een typisch jaren-zestig-idee dat je het risico van verlies of verlating moet spreiden door er een heel netwerk van intimi en vrienden op na te houden, in plaats van één geliefde die in al je behoeften zou moeten voorzien. Zo hebben we het toen geleerd, en dat was nieuw. Ik denk dat vriendschap voor mijn ouders niet veel meer betekende dan een avondje met de bridgeclub en een schaaltje pinda’s of kroketten op tafel.”

Hd’A: “Dat is inderdaad een echte verworvenheid van de jaren zestig, al hebben we het dan wel over een bepaalde sociale laag. Ik herinner me uit de jaren vijftig dat het ontzettend bon ton was als je vertelde dat je zo goed met mannen kon opschieten. Maar door de vrouwenbeweging ontdekten wij de vriendinnen, en dat is bij mij nooit meer weggegaan: ik ben die vrouwenvriendschappen blijven koesteren. En hetzelfde zie ik bij mijn dochter. 

“Ik ben zeven jaar alleen geweest, en dat ik in die tijd vriendinnen en goede vrienden had, en dat ik dat goed plande, heeft alle verschil gemaakt. Om die reden wilde ik ook niet voor de tweede keer minister worden, want in viereneenhalf jaar had ik gezien hoe die vriendschappen uit mijn vingers glipten. Omdat ik me nooit aan eetafspraken kon houden en er nooit was. En toen heb ik heel bewust bedacht, met de studie van Iteke Weeda naar vriendschapsnetwerken in mijn achterhoofd: als ik dit werk nog vier jaar doe, ben ik 

voor de rest van mijn leven alleen. 

“Maar waar ik soms naar begon te verlangen, aan het eind van die zeven jaar, was om weer eens een keer vastgepakt te worden. Dus niet meteen de onstuitbare drang naar het orgasme, want dat is wel op een andere manier te regelen, maar het simpele lichamelijke contact. Dat heb ik op de koop toe genomen, want het heeft ook voordelen dat je je eigen tijd kunt indelen. Het is soms heel leuk om alleen te zijn, en dat lees je maar zelden.” 

SV: “Nou, mag ik dan even een tegengeluid laten horen, want ik merk aan de vrouwen om me heen dat het ook iets verstikkends kan hebben. Al dat eindeloze gepraat van vriendinnen over mannen, en dan met name over wat er nu weer fout is gegaan. Het trekt je naar beneden als je niet oppast.” 

GG: “Dat zijn dan toch de verkeerde vriendinnen!” 

SV: “Misschien. Maar het heeft er ook mee te maken dat je moet afleren om er ál te veel van je tijd in te stoppen en van vrienden het soort intimiteit te verwachten dat je alleen van een partner mag vragen.” 

GG: “Die praatgroepen indertijd, o mijn God, dat was echt verschrikkelijk: af en toe gingen mensen daar totaal onderuit.”

EB: “Als we het nu toch over partners en intimiteit hebben, dan moet mij van het hart dat ik er wel van sta te kijken dat het monogame ideaal weer helemaal in ere lijkt te zijn hersteld. Destijds vond ik dat je niet van jezelf of een ander kon vergen dat je levenslang verliefd zou blijven op dezelfde. Maar dat vinden die kids nu weer heel gewoon.” 

GG: “Nou, er werd zodoende wel veel druk op je uitgeoefend, want ik was eigenlijk supermonogaam, maar er móest zoveel. Ik vond het echt gruwelijk als mijn man met zijn handen aan een ander zat, vreselijk!” 

EB: “Jij hebt nooit ingestemd met de afspraak dat jaloezie not done was?” 

GG: “Ja, verstandelijk, in mijn hoofd! Maar ik ging kapot van binnen; ik dacht de hele tijd: wat is er niet goed aan mij?” 

Hd’A: “Dat soort jaloezie is natuurlijk net zomin uitroeibaar als het geloof in de eeuwige liefde, maar in de jaren zeventig voelde je je toch wel gesterkt door het feit dat je na verloop van tijd heus wel weer verliefd werd op een ander, en dat sommige huwelijken ondanks alles in stand bleven. Overspel kreeg iets minder angstaanjagends in die zin, want het gebeurde gewoon en mensen vertelden er eerlijk over, zonder dat het meteen een drama werd.” 

GG: “Ellende en crisis zal je bedoelen. Zo’n beetje bij alle mensen met wie ik heb gewerkt in die tijd werd het een ramp!” 

Hd’A: “Oké! Ik zeg ook niet dat het niet gepaard ging met pijn en angst, maar ik had het gevoel dat er openhartiger over kon worden gedaan en dat men nu toch… weer wat hypocrieter is geworden. Ik weet niet of dat wel winst is.” 

Sarah Verroen: ‘Je moet afleren om van vrienden het soort intimiteit te verwachten dat je alleen van een partner mag vragen.’ 

SV: “In de jaren zestig was ik nog iets te jong, maar in de jaren zeventig bestond de neiging om liefde en seks per se te willen scheiden. Als een soort ideologie. En dat vond ik lastig, want op het moment dat ik seks met iemand wilde, was ik ook altijd verliefd, maar dat mocht je niet zeggen. Mannen waren sowieso iets terughoudender als het over relaties ging, en aangezien ze daarbij de heersende ideologie aan hun kant hadden, was je drie jaar verder voordat je eindelijk eens aan de liefde toekwam. Jaloezie kwam dus niet eens aan de orde!” 

GG: “Ik heb nog meegemaakt en dat zul jij ook nog wel weten, Hedy, dat je op een goed moment los van elkaar ging lopen, dat je niet meer hand in hand over straat ging. Vooral op feesten werd je geacht onmiddellijk uit elkaar te gaan en je de rest van de avond in verschillende hoeken van de kamer op te houden. Om goed te laten zien hoe geweldig zelfstandig je opereerde.” 

Hd’A: “Aan de andere kant: stappen met vrienden, dat deed je óók niet in die tijd. En dat doen ze nu wel. Met vriendinnen zat je op de bank, om al die verschrikkelijke avonturen naderhand met elkaar te delen, maar je zei niet: Kom op, we gaan naar het café.” 

SV: Ja, dat gebeurt nu wel, en intensief ook. Vooral om heel erg te flirten. Kijken naar elkaar, om elkaar heen draaien, noteren of je nog wel goed in de markt ligt. Maar er wordt niet geneukt na afloop, en dat deden wij wel.” 

Hd’A: “Ik deed helemaal niet aan one-night stands, toen ook al niet, nooit.” 

SV: “Ik heb het na mijn eerste huwelijk een poosje gedaan. Maar als je dan wakker werd ‘s ochtends, oooohhh!! — dat was slikken.” 

GG: “Ik deed ze altijd de deur uit om vijf uur ‘s ochtends, omdat ik kinderen in huis had, en ik wou niet dat er steeds een andere oom aan de keukentafel zat. Dan gaf ik ze een banaan en dan waren ze weer opgehoepeld.” 

SV: “Nog even over dat flirten. Is het niet gewoon zo dat mensen moeilijker dan ooit aan seks beginnen, omdat iedereen bang is om opnieuw op zijn bek te gaan, doodsbang is om zich bloot te geven? Dat merk ik bij mezelf in ieder geval wel, dat ik het veel moeilijker vind dan vroeger om een stap te nemen. Het zijn niet alleen de jonkies die voorzichtig om elkaar heen draaien, wij doen dat ook.” 

Hd’A: “De seksuele vrijheid, met alle verwarring van dien, heeft niet lang geduurd, want in de jaren tachtig kwam aids. Het verschil tussen toen en nu is dat ik me de jaren zeventig herinner als een tijd waarin alles woelde om verandering. En daar vibreerde je zo’n beetje in mee. Ik dacht echt niet dat we de maatschappij structureel aan het wijzigen waren, en het is nog maar de vraag of dat is gebeurd, maar ik had wel het gevoel dat alles anders kon. En dat ik daar zelf een behoorlijke bijdrage aan kon leveren, terwijl nu… 

GG: “Amsterdam leek wel één groot laboratorium: er werd van alles uitgevonden en uitgeprobeerd.”

Hd’A: “Maar nu wil iedereen, geloof ik, het liefst dat alles ongeveer zo blijft als het is. Vandaar al dat cocoonen en nestjes bouwen. Stevige sloten op de deur, lekker veilig.” 

GG: “Maar dat is toch een enorme teleurstelling!” 

Hd’A: “Maar wel gezellig, hoor, ik kan me er iets bij voorstellen. Alleen: wij waren destijds totaal niet uit op gezelligheid. En nog steeds vind ik de situatie in de wereld, maar ook in dit land, niet iets waar ik me bij neer wil leggen. Ik vind dat de vrouwenemancipatie buitengewoon veel bereikt heeft, om maar iets te noemen, maar dat proces is niet af.”

SV: “Ik vraag me dan wel af wie de fakkel moet overnemen, want ik vind de generatie die op die manier aan de macht is gekomen, helemaal niet zo soepel en open. Althans niet in mijn vak, bij radio en televisie. De mannelijke chefs van een jaar of vijftig zijn een verschrikking, een ramp. Ze hebben geen enkel verantwoordelijkheidsgevoel, het doet allemaal maar raak, want zelf zijn ze aan de top gekomen zonder daar veel moeite voor te hoeven doen te doen. Dus hun sociale vermogen is ongeveer nul. Jonge mensen komen niet aan de bak.” 

GG: “Wat ik heel erg vind is het ongelooflijke cynisme van de ouderen; dat viel me op in de laatste jaren bij de VPRO. Als er jonge mensen binnenkwamen met nieuwe ideeën, werden die weggewuifd. Die superioriteit, wij zijn uit de jaren zestig, wij zijn het leukste, het interessantste, want wij hebben alles al gedaan, dus laten we onder elkaar blijven, dat vind ik een heel verkeerde mentaliteit. Alles zit weer vast, maar daar komt vast weer een reactie op.” 

Hd’A: “Ik ben toevallig bezig met een project waardoor ik die slogan van toen — ‘het persoonlijke is politiek’ — weer heel vaak tegenkom. Het idee was toen dat de dingen waarmee je in de persoonlijke sfeer wordt geconfronteerd, in hoge mate worden beïnvloed door de politieke besluitvorming. En dus ging je op zoek naar die wisselwerking. Je praatte over je eigen seksualiteit, en experimenteerde daarmee, maar tegelijkertijd werd duidelijk dat je die ruimte alleen maar kon benutten omdat de pil bestond. En dat er geen sprake kon zijn van echte seksuele vrijheid voor vrouwen zolang abortus nog niet gelegaliseerd was. Maar het gekke is dat nu lijkt alsof men daar weer een schermpje tussen heeft gezet, alsof iedereen het gevoel heeft dat je over grote kwesties toch niet kunt meedenken en meebeslissen, zodat je je maar beter kunt bepalen tot je eigen tuintje. De mensen keren weer naar binnen.” 

Hedy d’Ancona: ‘Men is weer wat hypocrieter geworden over overspel. Ik weet niet of dat wel winst is.’ 

SV: “Maar aan de andere kant is er nog nooit zoveel van de overheid geëist als nu, en juist op gebieden die alles met de privé-sfeer te maken hebben. En is dat niet bij uitstek een erfenis van de jaren zestig: het gevoel dat je ‘recht’ op dingen zou hebben? Recht op geluk, recht op gezondheid, recht op kinderen, recht op veiligheid… Je hebt overal recht op, en je mag dus een grote bek opzetten, maar op het grote geheel heb je geen greep. In die zin voel je juist klein en onmachtig.”  

Hd’A: “Juist, en dan gaan mensen zich dus vastklampen aan die paar zekerheden die ze nog wel menen te hebben. Met als gevolg dat we in een tijd van redelijke vertrutting leven. Maar dat is altijd de voedingsbodem voor een nieuwe revolutie, denk ik dan maar. Hoopvol als ik ben.”