Spring naar de content

Wat nou oud?

Na afloop van de première, nu meer dan een week geleden, van Adèle’s comeback nr. 1 in de Haarlemse schouwburg stond ik wat verwezen in de — prachtig opgelapte — Spiegelzaal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Annemarie Oster

Hè, ik had me nét zo op die voorstelling verheugd — mijn voorpret was even kinderlijk als dit zinnetje klinkt — en nu wist ik niet wat ik ervan moest vinden. Mijn medepubliek wel. Dat was laaiend enthousiast, zoals overigens vaker op premières. Ook de kritieken waren juichend. ‘Adèle’s comeback barst van levenslust’, kopte De Telegraaf. En in de NRC las ik: ‘Adèle na zes jaar baldadiger dan ooit’. Maar zo unaniem lovend er over de soliste zelf werd geschreven, zo matig was men te spreken over het programma zelf: “De gave balans uit haar vorige programma’s ontbreekt.”

Nu ik nog: Oster na de maaltijd. Ik ben een Bloemendaal-adept van het eerste uur. Of ze nu haar opwachting maakt als volksvrouw met suikerspin, sophisticated lady, rechtse bal (die onvergetelijke parodie op een culturele attaché-van-de-koude-grond) of Aerdenhoutse truttenbol met opgeplakte heupen en billen, wat is het toch een leuk wijf. Voor mij, en velen met mij, was (en is) Bloemendaal het hoogste goed, vanwege dat onaantastbare ‘lik me reet is ook een wals’. Ook nu weer was ik even gecharmeerd als altijd van die hoogblonde panter (geen grijze, zoals in Boerstoels eendimensionale slotlied) die aan zeggingskracht, stemvolume noch motoriek heeft ingeboet. Met haar uiterlijk is evenmin iets mis: soepel en sexy banen veerkrachtige benen zich op fikse naaldhakken, of ze nu hollen, stilstaan, dansen of springen, een trefzekere weg over het podium.

Maar nu de voorstelling. Van de liedjes, die voor mijn gevoel allemaal op elkaar leken, in combinatie met de luide, in mijn oren eentonige muziek, werd ik warm noch koud; om de conférences, hoewel bij tijd en wijle best hilarisch, moest ik niet echt hard, laat staan achter elkaar lachen en vaak betrapte ik me erop dat ik ook Bloemendaal zelf voor kennisgeving aannam, ja dat terwijl ze bezig was, mijn gedachten af-, mijn ogen richting uitgang dwaalden.

Hoe kan dat nou? Naar zo’n leuk mens wil je toch blijven kijken! Ik zie Adèle als dé personificatie van de vrije vrouw: intelligent, eigenzinnig, grillig en vooral autonoom. En, wat me altijd zo frappeert: afgezien van haar gezonde belangstelling voor het mannelijk geslacht, verkeert ze ook altijd in mannengezelschap, niet zozeer omringd dóór als wel deel uitmakend vin one of the boys.

Daarom vind ik het zo jammer dat die leuke knul, Neerlands enige echte vrouwelijke clown, een rasartiest, in deze eerste comeback-na-zes-jaar zo over haar leeftijd loopt, staat en zingt te zeiken. Waarom toch? Alleen een burgerturf zou zich afvragen of ‘die Adèl misschien niet meer zo piep is’. Een artieste van Bloemendaals kaliber beschouw ik, net zo goed als haar Amerikaanse evenImieën, als leeftijdsloos. Bij comédiennes, ja clowns als Lucille Ball, Carol Burnett of Shirley MacLaine doet leeftijd er toch ook niet toe. Die vrouwen waren al Komische Alte nog voor ze de overgang hadden bereikt. Wat kan het een publiek nou schelen hoe oud zo iemand is. Houden mannelijke standup-comedians ons soms op de hoogte of ze de pensioengerechtigde leeftijd al hebben bereikt? Ook de nieuwe generatie Engelse vrouwelijke komieken wekt allerminst de indruk zich voortdurend op een volgende facelift te bezinnen: French, Saunders, Joanna Lumley c.s. hebben wel wat anders aan hun hoofd: hun werk.

‘Is er nog leven na de zestig?’, dat was vanaf de eerste opkomst achter het looprekje tot en met de toegift, het slappe ‘Vaarwel’, het leidmotief van deze avond. Ik vind de oude dag, zeker als het onderwerp dermate broddelig en nergens briljant van tekst aan elkaar wordt gebreid als in dit programma, qua rode draad te mager voor een hele avond. Is Bloemendaals achterban hier debet aan? Of haar eigen koketterie: o, wat is oma een schelm? Nee toch? Daar staat een Bloemendaal toch boven! Op naar comeback nr. 2.