Spring naar de content

De studiejaren van Piet Doedens: ‘Ik heb het er met tegenzin ingestampt’

Advocaat Piet Doedens: ‘Ik denk dat ik de studie nu leuker had gevonden. Maar toen was het voor mij vooral een noodgreep: er moest zo snel mogelijk geld in het laatje komen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Annejet van der Zijl

“Ik ging studeren met het idee: ik moet een diploma halen, misschien wordt het dan nog wat met mij. Maar een vrolijke tijd was het niet. Ik was 27, had een gezin en allerlei rotbaantjes en niet genoeg geld om te gaan doen wat ik echt wilde, namelijk medicijnen en psychiatrie. Dus schreef ik me in voor rechten, al interesseerde die hele studie me niet of nauwelijks en wist ik amper wat een advocaat was. 

“Ik kwam uit een lerarenmilieu, mijn oudere broer en zus deden het heel goed op school en zoals je dat vaker ziet bij jongste kinderen: ik realiseerde me dat er leukere dingen zijn dan leren. Ik heb dus ongeveer elke klas van de middelbare school twee of drie keer gedaan, en ben er uiteindelijk toch nog zonder diploma afgetrapt. Ik werd musicus, en toerde met een trio langs allerlei nachtclubs. Maar ja, op mijn 21ste moest ik trouwen omdat mijn vriendin zwanger was, en op een gegeven moment deed mijn opvoeding zich toch gelden. Ik begon te beseffen dat ik niet mijn hele leven barpianist wilde blijven. 

“Eerst moest ik dus toch nog mijn middelbare-school-diploma halen. Dat was een zware tijd. Overdag legde ik kaarten op alfabetische volgorde in een kelder van Van Gend & Loos, ‘s avonds zat ik te blokken op de avondschool. Toen heb ik wel eens in wanhoop wat jenevertjes achterovergeslagen. Maar op mijn 27ste slaagde ik dan toch voor het staatsexamen HBS-b. Daarna heb ik me dus voor rechten ingeschreven. Dat leek me een studie die vrij snel te doen was en waarmee je veel kanten op kon. En ik wilde eigenlijk de diplomatieke dienst in. 

“Ik vond die rechtenstudie niet bepaald inspirerend en heb het er allemaal in vier jaar met tegenzin en met moeite ingestampt. Een echte studententijd heb ik dus eigenlijk niet gehad. Ik merkte wel iets van die democratisering en zo, maar het interesseerde me verder geen zak: ik was alleen bezig zo snel mogelijk af te studeren. Ik kan ook niet zeggen dat ik erg inspirerende hoogleraren heb meegemaakt of vrienden aan die tijd heb overgehouden. 

“En ik was nog eens extra een buitenstaander omdat ik geen zin had om in spijkerpak te lopen. Ik solliciteerde een keer als wetenschappelijke medewerker bij het criminologisch instituut en bij dat gesprek was ik de enige met pak en stropdas. Het werd dan ook geen succes. Ook op het Pieter Baan Centrum, waar ik stage liep, vonden ze dat ik er helemaal verkeerd uitzag. Ik vond het daar zelf ook niets — al die types waren meer met hun eigen problemen bezig dan met die van de delinquenten. 

“Het minst vervelende van mijn studie vond ik nog het strafrecht, waarin ik ook ben afgestudeerd. Maar op mijn 31ste bleek ik net een jaar te oud voor het klasje van Buitenlandse Zaken en toen hoorde ik dat je stage kon lopen bij Moszkowicz in Maastricht. De stad trok me wel, en zo ben ik de advocatuur ingerold. 

“Nu geef ik zelf wel eens les aan studenten en ik moet zeggen dat ik de studie een stuk verbeterd vind. Destijds lag het accent veel meer op wetskennis en theoretische aspecten. Nu worden mensen efficiënter klaargestoomd en is alles veel meer op de praktijk gericht. En op mensen, want daar gaat het tenslotte allemaal om. Ik denk dat ik de studie nu leuker had gevonden. Maar toen was het voor mij vooral een noodgreep: er moest zo snel mogelijk geld in het laatje komen. Veel meer kan ik er niet van maken.”