Spring naar de content
bron: anp

Een ongelooflijk fantastisch mens

Bij zijn afscheid werd hij geëerd als een onversneden held. Tussen ‘type vreselijke man’ en ‘lieve trainer’: de laatste zeven dagen van Louis van Gaal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Auke Kok

Het is een stralende maandagmorgen en zoals altijd zit Louis van Gaal aan de korte zijde van een U-vormig, witmetalen bureau dat uitziet op de bonte stoeltjes van de Amsterdam Arena. Een fruitbakje staat binnen handbereik, een wapen tegen het opzwellende buikje. Dit is de ‘heilige’ kamer waar de Ajax-trainer en zijn secondanten de intieme details bespreken die nooit — NOOIT — naar buiten mogen komen. Het zoveelste verlies van gisteren indachtig — en nog wel tegen Fortuna Sittard, wat toch iets heel anders is dan Real Madrid of AC Milan — is de sfeer verrassend opgeruimd. 

Van Gaal is net terug van de traditionele nabespreking in de kleedkamer aan de overkant van de gang, waar hij, in tegenstelling tot zijn gewoonte, de beroemde blocnote op zak heeft gelaten. Vanwege het bedroevende spel had hij `geen zin’ de vele fouten door te nemen. Bovendien was het, gezien het stadium van de competitie (nog maar één wedstrijd te gaan, geen prijzen meer te winnen) ‘nutteloos’. 

Van Gaal telefoneert. “Met mij gaat alles goed… ja joh… ik heb gewonnen met golfen en je weet” — de trainer kijkt gespeeld triomfantelijk om zich heen — “in mijn geval wil dat heel wat zeggen.” De oude hulptrainer Bobby Haarms applaudisseert op zijn stoel aan de lange linkerzijde van het bureau even gespeeld. Geintje, moet kunnen. “Trouwens,” vervolgt Van Gaal, “gaat het woensdag nog door?” Natuurlijk gaat het door, tijd zat. Ajax is enkele weken eerder door Juventus op de pijnbank gelegd en mag daardoor komende woensdag voor het eerst in drie jaar niet aantreden in de finale van de Champions League. Van Gaal zal net als een gewoon mens voor de buis zitten. 

Aan de lange rechterzijde tikt David Endt, belast met mediazaken, een felicitatie in de computer die hij direct per fax zal versturen naar de nieuwe kampioen, PSV. Natuurlijk kan zo’n fax best even wachten, maar Van Gaal, de explosieve fatsoensrakker, heeft om die fax verzocht en aangezien Endt net als de anderen in Ajax’ geprofessionaliseerde organisatie op z’n Van Gaals is gaan denken — zeven dagen per week scherp zijn! correct zijn! discipline! netheid! eerlijkheid! stiptheid! openheid! saamhorigheid! —doet hij het nu en niet straks. 

De man die van jongs af aan gewend is een blufferig soort winnaarsgevoel te koppelen aan natuurlijk leiderschap, de vanzelfsprekende aanvoerder, de drijvende kracht van de spelers- en trainersvakbond, de zowel obstinaat-arrogante (voor buitenstaanders) als vaderlijke (voor zijn naasten) coach — die man heeft in veel opzichten een miserabel seizoen achter de rug. Toch zit hij op deze maandagmorgen tamelijk goedgemutst achter zijn bureau. Misschien is het wel de opluchting dat de lijdensweg van deze competitie, de slechtste sinds de beruchte jaargang ’64-’65 (bijna-degradatie, ondanks debuut Johan Cruijff) bijna ten einde is. Bovendien gloort de herinnering aan de successen van de voorgaande seizoenen alweer door het wolkendek.

Van Gaals laatste week in Nederland is een feestweek. Dei donderdag tevoren schonken de sponsors hem tijdens een afscheidsdiner in het centrum van Amsterdam (Bethaniënklooster) gouden manchetknopen, en Van Gaal weet dat nog veel meer zal volgen. Ook de spelers broeden op een plan. Terwijl Van Gaal zijn golf-telefoontje pleegt, spelen zij hun gebruikelijke wedstrijdje ‘kopvolley’ in de laaggelegen sporthal, vlak bij de streng bewaakte entree. Ze hebben een enorme pret, om niet te zeggen dat ze gieren van het lachen. “De druk is heel erg van de ketel,” verklaart David Endt. “Een selectie die lekker in zijn vel zit, heeft de ochtend na zo’n nederlaag de pest in. Ze zijn moe. Dat zie je ook aan Van Gaal. Ze zijn tegengezeten; dan vergt alles extra energie.” 

Maandagmiddag is Van Gaal niet in het stadion, maar naar een bijeenkomst met collega-trainers ‘s Avonds speelt het tweede elftal, en daar gaat ‘de technisch directeur betaald voetbal’, die zich voor ‘honderdentwintig procent’ inzet (Endt) en zelfs de jongste pupillen kent (verdediger Frank de Boer), altijd heen. De volgende ochtend wordt tijdens de training duidelijk dat Van Gaal en zijn volgelingen, want zo mogen we de Ajax-voetballers wel noemen, deze week nog iets willen ‘neerzetten’. Komende zondag zal de afsluiting van de competitie plaatsvinden (in de Arena tegen Vitesse), en er wordt gebikkeld en geschoffeld alsof een belangrijke finale voor de deur staat. 

Over het hoog gelegen trainingsveld, direct naast het UFO-achtige stadion in de Bijlmer, gaat het in schor Amsterdams als vanouds van ‘hebben Veldman, hebbuh!’… `geil zijn!’… ‘dóórgaan!… scherpte!.., niet vervlakken’… ‘kééé Dani, take initiatief’, maar verder staat Van Gaal als een klassieke oefenmeester, wijdbeens, de armen over elkaar, toe te kijken hoe de Ajacieden met gestrekte benen naar elkaars enkels vliegen. Dit is de verantwoordelijkheid die de spelers in Van Gaals utopie moeten nemen: met hun geschuimbek en gekanker zijn ze bezig elkaar te ‘leren’. “Het belangrijkste dat ik van hem heb opgestoken is dat het leren nooit ophoudt,” zegt Frank de Boer na de training, happend in een wit broodje kroket.

Maar het kan ook zijn dat ze hun trainer, die als een sektarische moederkloek over hen heeft gewaakt, nog een keer willen overtuigen dat ze de drie eigenschappen Bezieling, Arbeid en Gogme volledig geïncorporeerd hebben. “Twee weken geleden hadden we onverwacht een ultrakorte voorbereiding op een wedstrijd,” zegt De Boer. “Louis schreef op het bord in de kleedkamer ‘B, puntje puntje puntje, A, puntje puntje puntje, G, puntje puntje puntje. Dat was alles. ‘Jullie weten waar die letters voor staan,’ zei hij. ‘Als we die letters waarmaken, winnen we.’”

Met aanvoerder Blind en doelman Van der Sar is De Boer de enige die Van Gaal alle jaren meemaakte. “Als oud-voetballer weet hij hoe belangrijk variatie is. Veel trainers vertellen altijd hetzelfde verhaal, dan weet je het na een tijdje wel. Maar Van Gaal is me nooit gaan vervelen. Hij is altijd scherp. Dat eist hij ook van ons. Als tegenprestatie beschermt hij ons. Hij heeft ons geleerd elkaar vast te houden, elkaars zwakke eigenschappen te compenseren. Dankzij hem werden wij een collectief, dat zonder beroemdheden toch de beste van Europa kon worden. Die man is zo bezeten, dat moet een hele opgave zijn.”

ln de boezem van de vereniging wordt hij bewierookt als een sekteleider, maar op buitenstaanders komt Van Gaal vaak over als het type vreselijke man. Hoewel hij zijn spelers verplichtte mediatrainingen te volgen, heeft Van Gaal nooit beseft — of willen erkennen — dat briesen tegen journalisten niet echt lekker naklinkt in de huiskamers. Die journalisten ziet niemand, de woedende uitvallen over ‘domme vragen’ ziet iedereen. 

Tot op het laatst bleef hij wantrouwig en gevoelig voor kritiek zoals je dat bij trainers maar weinig ziet. En waarom eigenlijk? Zijn jongensdroom, de beste zijn, is uitgekornen. Na Michels (’65-’71) en Cruijff (’85-’88) werd hij de derde legende, iemand die erin slaagde de club te vernieuwen en tegelijk Europese successen te halen. Michels verzakelijkte het spel, Cruijff ontwikkelde het plan alle elftallen van Ajax op dezelfde manier te laten spelen en Van Gaal injecteerde zijn normen en waarden. Dit terwijl Ajax voor zijn komst op de rand van de financiële afgrond balanceerde en nooit meer iets belangrijks leek te zullen winnen. 

Hij deed het op een manier die bij nader inzien eerder goedmoedig dan kwaadaardig lijkt. In tegenstelling tot zijn twee illustere voorgangers heeft Van Gaal de grootste moeite spelers te kwetsen. Tot en met de laatste training slaat hij armen over schouders, bemoedigt, bevadert. “Als Louis vindt dat hij een speler reserve moet zetten, kan hij daar dagen over tobben. Soms had ik iets van: kom op Louis, niet overdrijven,” zegt assistent-trainer Gerard van der Lem, die meegaat naar Barcelona. “Ja, maar, zei hij dan, die speler heeft mij nog nooit laten zitten. En dan tobde hij weer verder.” 

“Ondanks de problemen met de media zien veel mensen dat hij eigenlijk een lief… eh, goed mens is,” zegt Frank de Boer, wiens tweelingbroer Ronald al eens voor de camera stond te huilen omdat hij zo van zijn trainer houdt. “Zijn eerlijkheid waarderen ze.” De fanmail bestaat al maanden uit twintig tot dertig brieven per dag en Aloysius Paulus Maria van Gaal, opgegroeid in een katholiek gezin met veel kinderen en huisregels, kan de afstand tussen het stadion en het trainingsveld niet afleggen zonder te worden ingekapseld door fans. Zijn handtekening, een A met een krul en enkele puntjes eronder, is, zeker deze week, minstens zo gewild als die van de tieneridolen Litmanen en Overmars. 

Het is ‘Louis bedankt’ en ‘Louis we zullen je missen’ en steeds krijgt hij bloemen en taart en tekeningen en foto’s. Maar: ná de training, nooit vooraf, en nooit voor of na een wedstrijd — nee, óók de smekende kinderen aan de hand van hun moeders niet, want zo zijn de regels en afwijken van de regels is slecht voor de discipline. Als dinsdag om twaalf uur de training is afgelopen (in het Van Gaal-tijdperk hebben de brommende AOW’ers plaatsgemaakt voor honderden jongeren), koestert hij zich in de bewondering van de fans die samendrommen voor de ingang van de Arena. Hij glimlacht: dit vindt hij prettig. Handtekeningen op keepershandschoenen, handtekeningen op T-shirts, hij is tot alles bereid. Maar de jongelui moeten wel meewerken, want ook nu – ‘recht houden die papiertje… noem je dat récht?’ – blijft Van Gaal zichzelf. Met iedereen wil hij op de foto, al moet het (‘ja hup, vlug wat’) niet te lang duren natuurlijk. 

Peuter op de arm voor de fotocamera? Geen punt. Video inspreken voor iemand wiens zuster gaat trouwen? Doen we even: “Ik wens jullie een warme nacht toe. De mijne was niet zo geslaagd, ik was een beetje moe.” Ook zijn spelers zijn verplicht aan de wensen van de fans te voldoen – kwestie van respect voor je medemens, noemt hij dat. Nee, Van Gaal kan best met buitenstaanders overweg, zolang het maar geen journalisten zijn, want die verstoren de interne harmonie. In navolging van zijn grote voorbeeld Rinus Michels noemt hij dat afkeurend ‘het randgebeuren’. 

Net als Michels mag hij graag optreden, zij het niet zingend maar speechend, wat hij dinsdagavond dan ook weer doet tijdens een afscheidsetentje met het bestuur in het Vinkeveense restaurant De Lokeend. Woensdag en donderdag neemt hij vrij, hoewel: donderdagavond moet hij opdraven op het jeugdcomplex De Toekomst, op een steenworp van de Arena, voor een informeel avondje met de elftalleiders, kantine- en wasserijpersoneel en andere medewerkers. “Mijn kinderen wilden per se mee,” zegt Van der Lem, type gezelligheid kent geen tijd (ook wel ‘ras-Amsterdammer’). “Ze kennen iedereen, ook de vrouwen en de andere kinderen. Ajax is nog een echte vereniging. Er was een haring- en een kaasstalletje en het was gewoon ontzettend gezellig.” 

Iedereen werd in het zonnetje gezet; bij Van Gaal telt materiaalman Sjaak Wolf evengoed mee als voorzitter Michael van Praag. “Louis heeft zich ontwikkeld tot de baas over alle afdelingen,” zegt Wolf. “Hij denkt nu eenmaal dat hij overal verstand van heeft,” zegt Frank de Boer. “Meestal is dat ook zo.” Maar we moeten de invloed van Louis niet overdrijven, stelt algemeen directeur Maarten Oldenhof vrijdagochtend in zijn gestoffeerde werkvertrek, terwijl Van Gaal buiten aan het trainen is. Natuurlijk, onder het regime-Van Gaal is de begroting gestegen van veertien naar 65 miljoen en zijn aan- en verkopen van voetballers resulteren in een batig saldo van tientallen miljoenen, maar de Arena – komend jaar opnieuw vol – was er zonder hem ook wel gekomen, zij het in een soberder uitvoering. En het afgelopen seizoen zijn natuurlijk wel enkele fouten gemaakt. De selectie was te smal en Oldenhof vraagt zich af of de kwaliteit wel voldoende was. 

Van Gaals passie ligt zoals bekend eerder bij het opleiden van jongeren dan bij het aantrekken van routiniers. “We zullen nu meer spelers kopen dan hem voor ogen stond,” zegt Oldenhof. “Een verandering van beleid.” Maar de met een bedrijfskundebrilletje getooide directeur zal niet ontkennen dat Van Gaals invloed ‘veel verder’ ging dan die van een willekeurige trainer. Oldenhof tokkelt op een boek in cadeauverpakking: Karakter van Bordewijk. Vindt hij wel bij die man passen. 

Het karakter houdt om twee uur ‘s middags zijn wekelijkse overleg met de technische en medische staf. Iedere speler wordt besproken: hoe staat hij er fysiek en psychisch voor, hoe functioneert hij in de groep, zijn er familieomstandigheden, is er een vriendin weggelopen. “Het menselijke is voor Louis minstens zo belangrijk als het sportieve,” zegt voorlichter David Endt, die twee jaar geleden op Van Gaals voorspraak tot dit ‘team’ toetrad, wat, zoals hij erover vertelt, iets heeft van een inwijding bij een geheim genootschap. “De veiligheid van de kleedkamer’ waar ik nu toe behoor, is een serieuze aangelegenheid. Als een geheim uitlekt, wordt dat hoog opgenomen. We hebben onder Louis een familiaire sfeer gekweekt van duidelijkheid en respect. Dat moet beschermd worden.” 

Zaterdagochtend, de laatste training op vaderlandse bodem. Het ruimteschip van de Arena blinkt in de zon. Om kwart voor tien passeert Louis van Gaals zilvergrijze Opel Omega station de slagboom aan het begin van de fly over die hem naar de streng beveiligde ingang op de eerste verdieping van het stadion draagt. Hij stapt uit, opent de rood-omrande deur onder het bordje ‘Spelers’ en groet de veiligheidsbeambte die links in een ruimte vol monitoren en bliepende walkietalkies de wacht houdt. Een witgepleisterde gang voert naar het vertrek van de ‘technische star, links achterin, waar het U-vormige bureau staat. Na de dagelijkse werkbespreking – wie doet wat vandaag – volgt de training, die, vanwege de wedstrijd van morgen, slechts een uur duurt. 

Voor aanvang neemt hij Mark Overmars apart voor een kort gesprek (volgens geruchten vertrekt hij net als Kluivert, Bogarde en Scholten naar het buitenland). Na afloop schiet hij een kwartier lang op het doel van reserve-doelman Fred Grim. De volgende dag mag Grim zijn wedstrijdje meepakken, zoals dat heet, wat hij uitstekend doet – gelukkig maar, want de verdediging van Ajax lijkt, zoals zo vaak dit seizoen, op gatenkaas. Dankzij de reddingen van Grim wint Ajax zondag met 4-0 van Vitesse en kan het een vrolijke dag worden. Van Gaal begroet zijn 83-jarige moeder ten overstaan van 40.000 toeschouwers. Replica’s van alle onder Van Gaal gewonnen bekers – drie landskampioenschappen, KNVB-beker, nationale en Europese Supercup, Europa Cup III, Champions League, Wereldbeker – staan rond de middencirkel. Voorzitter Van Praag noemt hem een ‘zeer aimabel’ en ‘een ongelooflijk fantastisch mens’.

Nog nooit werd een Nederlandse trainer zo uitgeluid als Louis van Gaal. Michels kreeg destijds een hand, Cruijff kreeg ruzie. Van Gaal wordt geëerd als een onversneden held, van de georkestreerde en bombastische huldigingen vlak na de wedstrijd tot de verrassingen die zijn spelers hebben bedacht (optredens van Ron Brandsteder, René Froger en Karin Bloemen, lintje van Terpstra) tot de toejuichingen van duizenden supporters ‘s avonds in de RAI. Van Gaal eik ben een emotioneel mens’) huilen, Zijn scout Ton Pronk eik dacht ineens aan mijn dankwoorden.in mijn laatste analyse voor Louis’) huilen, en uiteindelijk wordt iedereen best een beetje emotioneel. Rode zakdoeken komen te voorschijn, en ook de plotseling opduikende Ruud Gullit blijkt op zoenbasis met de glunderende coach. Er wordt heel wat afgeknuffeld en op schouders geslagen en gecomplimenteerd. Er wordt, kortom, een enorme dosis respect getoond voor de vertrekkende trainer. Ergens is dat ook niet zo verwonderlijk. Die trainer heeft dat zijn mensen zelf geleerd.