Spring naar de content
bron: anp

De inspiratie van Jeroen Brouwers

Jeroen Brouwers over zijn momenten van inspiratie. ‘Een muziekje? Bepaald niet! Ik moet werken in de grootste stilte, zelfs het druppelen van de kraan leidt mij af.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Annemiek Leclaire

“De impasse bestaat uit een granieten landschap,” schreef Jeroen Brouwers omstreeks 1986, toen het werk aan Bezonken rood enige tijd opeens niet meer wilde vlotten en de zin van zijn schrijverschap hem was ontgaan. “In dit landschap is nooit klokgelui te horen, aandrijvend uit gebieden achter het graniet. Er is niets te horen, er is geen geur, geen warmte, achter het graniet is ook geen vuurtoren waarvan nu en dan de lichtstraal is te zien die het hopeloze panorama één seconde met een béétje licht opverft. Dante zou het hebben kunnen verzinnen: een afdeling in het Inferno voor slechte schrijvers, voor eeuwig ontmoedigd.”

Het in wanhoop versnipperde manuscript was toen reeds met tientallen nietjes en meters plakband gerestaureerd.

“Het was een vlaag van moedeloosheid die drie weken geduurd heeft,” zegt hij nu. “Het was een zeer verschrikkelijke tijd. Je hebt zevenhonderd bladzijden geschreven, jarenlang aan één roman gewerkt en opeens weetje het niet meer.

“Een dergelijke impasse heb ik maar eens in mijn leven meegemaakt. Ze was het gevolg van een te langdurige preoccupatie met één genre en enkele psychologische nevenomstandigheden, zoals een verliefdheid die geen invulling verkreeg. Doorgaans heb ik een grote variëteit in mijn werk: ik wissel romans af met essays, biografieën met polemieken, dat maakt, denk ik, dat ik het fameuze writers block niet werkelijk ken. Ik ben daarbij een broodschrijver. Als ik twee weken niks doe, derf ik inkomsten.

“Op inspiratie wacht ik niet, daar ben ik te oud en te rusteloos voor. Zeer ambtenaarlijk pleeg ik om negen uur ‘s morgens te beginnen — met potlood in een schoolschrift, schrijven moet met het lichaam zijn verbonden — en dat tot een uur of vier vol te houden. Intussen dwing ik mijzelf om aan tafel te blijven zitten en rook ik me gek.

“Een muziekje? Bepaald niet! Ik moet werken in de grootste stilte, zelfs het druppelen van de kraan leidt mij af. Ik mag door niets worden gehinderd; geen keet met de vrouw en geen tandpijn. Ook moet ik weten dat ik een auto voor de deur heb staan die straks vanzelfsprekend start. Leuk is het niet; schrijven is het saaiste en eenzaamste vak ter wereld. Iedere dag hetzelfde geploeter.”