Spring naar de content

Joodse fascisten

In het Italië van Mussolini waren opvallend veel joden lid van de fascistische partij. Is dat schokkend of veeleer begrijpelijk?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door J.A.A. van Doorn

In de keurige kolommen van de Times Literary Supplement woedde de afgelopen maanden een bij tijden venijnige discussie. Onderwerp was de reputatie van Arnaldo Momigliano, een Italiaanse historicus die in 1987 overleed. Naar eerst thans bekend is geworden was Momigliano, die na de oorlog een kwart eeuw lang een prestigieuze leerstoel bezette aan de universiteit van Londen, in de jaren dertig in zijn vaderland lid van de fascistische partij.

De onthulling veroorzaakte om vooral twee redenen veel opwinding. Momigliano was een man van grote wetenschappelijke allure en buitengewoon invloedrijk op het terrein van de geschiedenis van de Antieken. Hij werd geëerd met een reeks wetenschappelijke onderscheidingen, waaronder een eredoctoraat van Leidse universiteit. Over zijn fascistische verleden had hij altijd gezwegen.

Dat niemand iets vermoedde of op zoek ging naar zijn voorgeschiedenis, kan wellicht worden verklaard uit zijn joodse afkomst en het tragische lot dat zijn familie trof: elf verwanten, onder wie zijn ouders, kwamen om in Duitse concentratiekampen.

Uiteraard versterkten deze feiten het schokkende van het demasqué. Hoe is het mogelijk dat Momigliano partijlid bleef tot het bittere einde, in 1938, toen hij als gevolg van de afkondiging van de Italiaanse rassenwetten uit de partij werd verwijderd? Hoe kon hij ertoe komen mee te werken aan de Enciclopedia Italiana, het door de overheid gesubsidieerde visitekaartje van het fascistische bewind?

De pennenstrijd in de TLS spitste zich toe op de vraag of Momigliano een overtuigd fascist was dan wel een opportunist. Dat hij in de jaren dertig extreem-nationalistische opvattingen huldigde, lijkt bewezen, Zijn partijlidmaatschap heeft echter een andere achtergrond. Als jong hoogleraar aan de universiteit van Turijn werd hij in 1931, zoals alle academische docenten, verplicht de eed van trouw aan het regime af te leggen. Elf (!) van hen, onder wie Momigliano’s leermeester Gaetano De Sanctis, weigerden, waarop ze uit hun ambt werden ontzet. Vele honderden tekenden, onder wie Momigliano: ze wensten hun carrière niet in gevaar te brengen.

Momigliano was dus allerminst een uitzondering. Hij behoorde tot de grote massa van meelopers, voldoende nationalistisch om Mussolini te kunnen waarderen, onvoldoende politiek geïnteresseerd om meer te doen dan hun persoonlijk belang veilig te stellen.

Maar had hij als jood dan geen bedenkingen tegen het Italië van Mussolini? Vloekt het niet met ons conventionele geschiedbeeld te moeten ontdekken dat fascistische en joodse afkomst kunnen samengaan?

Zo lijkt het inderdaad, maar het wemelt in de geschiedenis nu eenmaal van conventionele opvattingen die nergens op berusten. Zo ook hier. Van de aanvang af hebben veel joodse Italianen de fascistische beweging van harte ondersteund. Onder hen was ook Momigliano’s vader, die in de jaren twintig de partij als functionaris diende. 

Aan Mussolini’s Mars naar Rome — de inleiding tot zijn staatsgreep — deden 230 joodse fascisten mee. Joden maakten deel uit van de kabinetten van de Duce en van de Grote Fascistische Raad. In 1938 waren meer dan 10.000 joden lid van de fascistische partij, dat wil zeggen één op de drie joodse volwassenen, een veel hoger percentage dan onder de niet-joodse bevolking. 

Wie zich hierover verbaast, is het slachtoffer van de slordige gewoonte de termen ‘nationaal-socialisme’ en ‘fascisme’ door elkaar te halen. Het nationaalsocialisme was een product van Duitse bodem; het werd gekenmerkt door een stramme ideologie op racistische grondslag en het was principieel antisemitisch. Het Italiaanse fascisme daarentegen was een nogal onduidelijk mengsel van nationalisme en corporatisme, met radicale en conservatieve varianten, en ondanks veel theatraal taalgebruik weinig consequent.

De kleine joodse minderheid in Italië niet meer dan één promille van de bevolking — was vanouds met het Italiaanse nationalisme vast verbonden. Ze stond volledig achter de nationale eenwording die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw haar beslag kreeg, zoals ze anderzijds begunstigd werd door de monarchie, belichaamd in het Huis van Savoye. In de decennia tot de Eerste Wereldoorlog kregen joodse burgers kansen die hen elders in Europa zelden of nooit werden geboden: topposities in het officierskorps, bij de politie en in de rechterlijke macht.

Het moderne Italië kende vrijwel geen antisemitisme. In dat opzicht vormde de fascistische revolutie geen breuk. Sterker nog: met zijn forse reactie op de sociale en politieke onrust die na 1918 delen van Noord-ltalië in de greep kreeg, won Mussolini de sympathie van de joodse bourgeoisie.

Bijgevolg boden heel wat joden, doorgaans sterk geassimileerd en verlangend zich loyale staatsburgers te tonen, het nieuwe regime hun diensten aan. Ze handelden als nationalistisch voelende Italianen, dat wil zeggen als de grote meerderheid van de bevolking. Hun keuze was begrijpelijk.

In 1938 werd hun vertrouwen dramatisch beschaamd. Onder Duitse druk kondigde Mussolini rassenwetten af en zuiverde hij zijn partij van joodse leden. Maar anders dan in nazi-Duitsland kwam het niet tot anti-joodse terreur.

Nadat Italië in 1940 in de oorlog werd betrokken, veranderde dat. Hier en daar gingen fascistische militiemannen tot anti-joodse gewelddaden over. Maar pas toen medio 1943 Mussolini ten val werd gebracht en Duitse troepen de macht in Italië overnamen, begon de joodse bevolking in ernstig gevaar te komen. De beschermende hand van de Italiaanse overheid was weggevallen.

In die cruciale slotfase van de oorlog kwam het volk in actie: boeren, arbeiders, priesters, nonnen, zelfs fascistische burgemeesters en politiemannen schoten joden te hulp, saboteerden razzia’s, vervalsten documenten, hielpen bij onderduiken en bij uitwijken naar het buitenland.

Vooral dankzij deze spontaan geboden hulp ontsnapte circa 85 procent van de Italiaanse joden aan de dood, een vergelijkenderwijs bijzonder hoog percentage. In de jaren dat het regime reddeloos te gronde ging, rehabiliteerde zich de bevolking.