Spring naar de content

André van Duin: ‘Er blijft altijd wel iemand die me leuk vindt’

1995 was een bewogen jaar: hij stopte met zijn revues, verhuisde van Aruba naar Amsterdam en enkele maanden later overleed zijn vriend. Maar nu is hij weer redelijk tevreden, dankzij zijn nieuwe relatie en zijn Ikea-meubels. De verlate puberteit van André van Duin.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Milou van Rossum

“Vorig jaar heb ik de laatste revue gedaan. Er was publiek genoeg, de zalen zaten vol, maar ik had er gewoon geen zin meer in. Het was altijd leuk tot de vijftigste voorstelling. Dan was het af, zat alles er lekker in. Wist je precies wanneer de mensen gingen lachen. Maar dan moest je nog tweehonderd keer. Dat gaat vervelen, hoor.

“Nou, en dan het hele land door met een bus of privéchauffeur. Moest je helemaal naar Helmond, met slecht weer en al die files. Ik had ook nooit zin in dat gedoe eromheen. Als het om kwart over acht begon, kwam ik om kwart voor acht binnen, hing mijn jas op, deed de voorstelling en voor het publiek buiten stond, zat ik alweer in de auto naar huis. Dat publiek werd trouwens ook minder; je had vaak van die personeelsavonden, en die mensen komen nooit speciaal voor jou.

“De revue heeft het grootste gedeelte van mijn leven ingenomen, maar ik heb geen enkele moeite gehad met omschakelen. Ik heb er niks meer mee, ik denk er niet eens meer aan. Het is nu al een gesloten boek. Klaar. Laat mij maar naar Aalsmeer gaan. Het is dichtbij, ik ken er iedereen en het gaat lekker snel. En publiek is er óók.”

Adri Kyvon (48) — hij neemt al meer dan dertig jaar de telefoon op met ‘Andre van Duin’ — is beroemd om zijn rubberen gezicht, maar tijdens het gesprek blijft het opmerkelijk strak. Feiten en gebeurtenissen worden vriendelijk en welwillend, maar in hoog tempo en meestal zonder veel merkbare emotie opgesomd, en mocht hij even uit zijn slof schieten, en iets poneren dat te veel op een emotie of een mening lijkt, dan wordt het vaak meteen weer afgezwakt. “Laurel en Hardy zijn altijd mijn idolen gebleven,” zegt hij bijvoorbeeld enthousiast. Om daarna meteen weer te relativeren: “Nou ja, voor zover je van idolen kan spreken, dan. Ik vind die filmpjes gewoon leuk. Maar ik heb nog niet eens alles gezien.” En als hij vertelt over zijn liefde voor honden —een aantal van zijn honden heeft hij zelfs laten portretteren — volgt daarna: “Maar vlak voor Wim doodging, gingen mijn laatste twee honden dood, en sindsdien heb ik geen honden meer, en eigenlijk bevalt dat wel, want je hebt er ook een hoop verzorging aan.” Of, zoals hij zelf eens zei: “Ik kom een beetje over als een kouwe kikker.”

Alleen als het afgelopen jaar ter sprake komt, laat hij iets meer los. Hij heeft dan ook een bewogen tijd achter de rug. In het voorjaar verhuisde hij in zijn eentje van Aruba, waar hij vier jaar met zijn vriend Wim van der Pluym had gewoond, terug naar Nederland. Een paar maanden daarna werd Wim plotseling erg ziek, drie weken later overleed hij, pas 43 jaar oud.

Andre van Duin en Wim van der Pluym waren meer dan twintig jaar een stel geweest. Van Duin draagt nog altijd de vriendschapsring om zijn pink — “Om de ringvinger vind ik net doen of je getrouwd bent. Ik hou niet zo van dat heterootje spelen.”

Hij leerde Wim kennen via zijn eerste vriend. “Die ging rijles nemen en zijn rijinstructeur had een broer, en dat was Wim.” De eerste keer dat hij hem zag, gebeurde er eigenlijk niks. De derde of de vierde keer dacht hij: aardige jongen wel. “Hij zag er goed uit. Jong, hij was vijf jaar jonger dan ik, en mager. Gewone kleren, spijkerbroek, heel normale jongen verder, maar ik vond hem leuk. En zijn haar zat goed, hij was altijd in de weer met föhns en zo. Toen ik hem beter leerde kennen, bleek dat-ie erg zorgzaam was en sociaal bewogen. Hij ging meteen een aantal dingen voor me regelen, en dat vond ik wel prettig.

“We hebben altijd een perfecte relatie gehad. Hij deed het huis en het eten, de PR — niet het zakelijke, maar met mensen. Hij wist altijd alles: de telefoonnummers, de kinderen, de vrouwen. Hij kende iedereen. Ik ben daar heel slecht in.”

Ik hou niet zo van dat heterootje spelen

Amdré van Duin

Dat Van Duin desondanks alleen Aruba verliet, had dan ook meer te maken met het eiland zelf dan met zijn relatie, zegt hij. “We gingen er vaak op vakantie en op den duur vonden we het er zo fijn dat we er drie, vier keer per jaar zaten. Maar we hadden er nooit moeten gaan wonen. In Nederland heb je afleiding, en je kan er alle kanten op. Op Aruba kom je altijd dezelfde mensen tegen. Ze zijn allemaal heel aardig, maar als je ze elke dag ziet, mwaaaah… Op een gegeven moment was het de attractie als het KLM-toestel kwam met nieuwe vakantiegangers. Ik dacht: als dit mijn leven moet zijn…

“Wim had altijd gewerkt. Hij heeft voor Joop van den Ende het hele horecagebeuren opgezet, hij heeft gefotografeerd, hij heeft een pub gehad in Breukelen. Maar op Aruba deed-ie niks, dat was ook een beetje de fout. Hij vond het wel leuk om mensen te ontvangen, maar ja, je kan wel de hele tijd mensen ontvangen, maar dan word je een soort hotel, dan ben je voortdurend aan het verzorgen. Ik vond dat niet zo leuk.”

Dat Wim zou overlijden, wist Andre al langer. “Hij had SLE, dat tast je nieren aan, vooral in combinatie met alcohol. En alcohol, dat heb je op zo’n eiland nogal veel, en dat is dus fout gelopen. Hij vond het zelf ook vervelend, maar er was niets aan te doen. Hij heeft altijd al veel gedronken. We hadden er al eerder hulp bij gehaald, hij is naar klinieken gegaan, maar het heeft allemaal niet geholpen.

“Dat-ie de vriend van Andre van Duin was, heeft aan dat drankprobleem geen goed gedaan. Ik heb vaak gedacht: was-ik maar een groenteboer of iemand die briefopeners ontwerpt of whatever, iemand die tenminste op hetzelfde niveau zit. Het is natuurlijk sowieso moeilijk de vriend van een bekend iemand te zijn. Er komt altijd een bekende Nederlander binnen met nog iemand. En Wim wilde ook zo graag zelf belangrijk zijn.

“Het had natuurlijk wel degelijk voordelen voor hem. Door Andre van Duin heeft hij mensen ontmoet die hij normaal nooit zou ontmoeten en daar heeft-ie van genoten. Wim was echt een sociaal mens, dus die hield dat contact ook vast. Als de telefoon ging, was het acht keer voor hem en twee keer voor mij. Hij kon heel goed praten met mensen en luisteren en problemen oplossen. Dat vond-ie het mooiste wat er was.

“Hij maakte ook muziek. Jan Rietman heeft een van zijn nummers op zijn nieuwe CD gezet en dat wordt nu een hitje. Dat is wel heel jammer. Heeft-ie een leuk hitje, Fast and Friendly, dat de hele dag op de radio wordt gespeeld, is-ie er niet meer. Want dat had hij ontzettend leuk gevonden, iets wat hij zelf gedaan had, dat niks met Andre van Duin te maken had.”

Na de dood van Wim heeft Van Duin het huis op Aruba te koop gezet, de spullen verkocht, en de begrafenis geregeld. “En dan ligt die steen er en dan valt er niks meer te regelen en ga je nadenken.

“Maar ik heb er geen spijt van dat ik toen naar Nederland ben gedaan. Ik had het op dat eiland niet uitgehouden. De enige mogelijkheid was geweest dat hij was meegegaan naar Nederland, maar dat wilde hij niet. Ja, pas toen hij al heel ziek was. Het is heel verschrikkelijk wat er is gebeurd, maar er was geen andere manier.”

Inmiddels gaat het weer een beetje beter met Van Duin. Hij heeft een grachtenpand in Amsterdam betrokken — “Meteen de gezelligheid in en die verhuizing houdt je lekker bezig” — en zit, zoals hij het zelf zegt, in een ‘verlate puberteit’. Sinds hij op zijn zeventiende met een bandparodie de talentenjacht Nieuwe Oogst van de AVRO won, is hij onafgebroken aan het werk geweest, maar nu hij tijd overheeft omdat hij geen revues meer doet, is hij bezig met een inhaalrace. Zo gaat Andre van Duin tegenwoordig uit. Af en toe naar de iT, bijvoorbeeld — al zal hij zich daar,`te oud’, niet zo snel op de dansvloer begeven — of naar zijn vaste kroegje aan de Amstel. “Daar kennen ze me en laten ze me met rust — ik sta niet zo graag in de belangstelling.” Hij heeft er ook zijn nieuwe vriend ontmoet, een twintig jaar jongere horlogemaker annex barman. Blijkens de foto die Privé vorige week van hem afdrukte, een heel gewone jongen in een spijkerbroek.

Ook Van Duins huis ademt zijn nieuwe levensgevoel uit. Woonde hij met zijn vorige vriend in weelderig ingerichte villa’s — “Wim deed dat meestal” — nu geniet hij van ‘eenvoud’. “Ik heb allemaal leuke dingen bij Ikea gekocht. Prachtig vind ik dat. Komt denk ik ook omdat ik die opbouwfase heb overslagen; op mijn zeventiende ging ik opeens geld verdienen en in mooie auto’s rijden en in mooie huizen wonen. Het was meteen een enorme stap verder. Ik heb nooit die zolderkamer gehad. En eerlijk gezegd: ik zie het ook niet zo, een mooi schilderij, of mooie meubelen. Ik val niet voor gouden dingen. En ik ben ook niet iemand die het koopt om indruk  op anderen te maken. Ik speel mijn hele leven al toneel, mag ik dan privé mezelf zijn? Ik zit net zo lekker op een bank van Lucky Leder.”

Op mijn zeventiende ging ik opeens geld verdienen en in mooie auto’s rijden en in mooie huizen wonen. Ik heb nooit die zolderkamer gehad

André van Duin

Zijn eerste grappen vertelde Van Duin toen hij nog op de lagere school zat. Hij was het enige kind van een magazijnbediende en groeide op in de volksbuurt Delfshaven in Rotterdam. Adri was een braaf jongetje — “Aan ruwe spelletjes of voetbal deed ik niet mee, ik zat liever in mijn kamertje naar de radio te luisteren” — dat nog rood haar had ook, en hij werd aanvankelijk ‘natuurlijk vaak uitgescholden’. Maar dankzij Dorus-imitaties in jeugdhuis Piet Hein en op verjaardagen van de meester deden de pestkoppen er al snel het zwijgen toe.

Zijn ouders moedigden hem alleen maar aan, en het was later ook geen enkel probleem dat hij voortijdig de technische school verliet. “1k ben nogal verwend,” zegt Van Duin. “We hadden thuis weinig geld, maar ik kreeg alles wat ik hebben wilde. Een brommer, een draaitafeltje, mijn eerste bandrecorder, alles kwam er, al moest mijn vader er wel altijd voor overwerken. En als ik iets wilde doen, mocht het ook. Maar ik was zo lief, ze hoefden me eigenlijk ook nooit tot de orde te roepen.”

Rond zijn zestiende begon hij zich Andre van Duin te noemen (“Ik weet eigenlijk ook niet waarom, Adri Kyvon is goed beschouwd veel bijzonderder”) en op te treden met een band. Af en toe stuurde hij een brief naar lokale grappenmakers als Frans Vrolijk, of hij een keer mocht komen praten over ‘het vak’. “En dan kwam je daar,” zegt Van Duin, plotseling met iets van weemoed, “en dan ademde dat hele huis dat artiestendom uit. Stonden er bijzondere beeldjes van clowntjes of hingen er foto’s van bekende mensen.”

In 1969 verscheen Joop van den Ende in zijn leven. “Hij had nog dat feestwinkeltje en daarnaast een klein theaterbureautje. Hij kwam toen met het idee een revue te beginnen. Joop had zich in zijn hoofd gezet een tweede René Sleeswijk te worden.” Sindsdien is alles ‘eigenlijk vanzelf gegaan’.

“Ik kan niet zoveel en wat ik kan, is niet zo bijzonder. Ik kan alleen maar mensen aan het lachen maken, en waarom ze lachen weet ik ook niet precies. Je hebt gewoon de lach aan je kont hangen. Er zijn natuurlijk weleens sketches die helemaal mislukken, maar het gebeurt vaak dat ik dingen doe waarvan ik denk: dit is helemaal niet zo grappig, en toch moeten de mensen dan lachen. Omdat ik het ben. Dat is mijn talent.

“En ik heb er nooit veel moeite voor hoeven doen. Nou ja, je moet een beetje plannen van tevoren. En ik heb hard’ gewerkt, maar afzien? Nee.”

Vindt hij dat niet onbevredigend? “Geen idee. Ik weet niet of ik een beter of een slechter mens was geworden als ik echt mijn best had moeten doen. Misschien wel. Als je zelf een brievenbus in je deur zet, is het veel leuker dan als dat voor je gedaan word. Maar ja, het is nu eenmaal zo. Ik weet ook niet of ik had kunnen afzien. Ik ben nogal lui. Ik zou bijvoorbeeld heel graag piano willen spelen, maar het is me nooit gelukt. Als ik les moet nemen of zo, hoeft het al niet meer.”

Er is een tijd geweest dat er nogal op hem werd neergekeken, vooral uit links-intellectuele hoek. Zo omschreef Martin van Amerongen een Van Duin-revue, op de openingsgrap na, als ‘shit’. Placht Van Duin zich in de jaren zeventig nogal eens druk te maken over der gelijke kritiek, nu haalt hij zijn schouders op. “Het was ook niet allemaal even leuk. Alleen het woord ‘onderbroekenlol’ heb ik nooit geaccepteerd, want dat heb ik nooit gedaan. Maar simpele, platte humor, ja dat is soms leuk. Ik stond in de revue ook weleens in vrouwenkleren op het podium. Dat was altijd lachen voor het publiek, al vond ik het zelf niet zo prettig.”

Dat hij nu ook in die kringen geaccepteerd wordt, is plezierig — “Het is leuk als zoveel mogelijk mensen je leuk vin den” — maar van ‘Het gelijk van Van Duin’ wil hij niet weten. “Ik maak alleen maar grapjes,” zegt hij neutraal, “that’s all.”

Een oorzaak voor die omslag weet hij echter wel: de Dik voor Mekaar-show, het radioprogramma dat hij van 1972 tot 1982 voor de NCRV maakte. “Het was voor die tijd heel grof. Intelligente humor. Ome Joop kon een mening geven over artiesten en mensen die ik als Andre van Duin nooit had kunnen geven — Andre van Duin is nooit zo op de man af, die gaat wat meer in bochtjes. Daardoor werd Dik voor Mekaar ook gewaardeerd door studenten en scholieren en de incrowd van Hilversum.” En door hemzelf. “Het is het leukste wat ik heb gedaan.”

Ik kan niet zoveel en wat ik kan, is niet zo bijzonder

André van Duin

Maar terugverlangen naar het programma doet Van Duin niet. Net zomin als hij spijt van dingen heeft: “Het is allemaal wel min of meer geslaagd wat ik heb gedaan.” Hij is tevreden met zijn comedy-talkshow Bij Van Duin, zijn optredens in Wie ben ik?, zijn jaarlijkse carnavalshits (De buurtsuper heet die van dit jaar) en zijn nog altijd innige samenwerking met Joop van den Ende. “Hij is degene die zegt wat er moet gebeuren. Niet dat hij altijd gelijk heeft, maar er kan maar één kapitein op een schip zijn. Bovendien heb ik niet zoveel argumenten om het niet te doen zoals hij het wil.”

Toekomstdromen heeft Van Duin niet meer. “De ellende is dat ik alles al gedaan heb,” zegt hij. “Films, televisie, theater, serieuze platen, humoristische platen, musical, revue. 1k wil gewoon blijven doen wat ik nu doe.”

En voorlopig zal hij dat blijven doen. “Er is niemand die mijn genre heeft opgepakt.” Garandeert dat dan dat het publiek hem ook even leuk blijft vinden? “Ach,” zegt hij. Ze hebben al zo lang om me gelachen, er blijft altijd wel iemand die me leuk vindt. Dat zal wel nooit helemaal ophouden.”