Spring naar de content
bron: anp

Willem-Alexander: de ideale vorst

‘Het koningschap is een vak waarvoor je nauwelijks kunt mislukken.’ Maar is Willem-Alexander er geschikt voor? Het antwoord zou weleens anders kunnen luiden dan menigeen denkt. ‘Niemand zit te wachten op een koninklijke boekenwurm.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bert Bukman

De enige stoel zonder naamkaartje is voor hem. 

Langzaam vult de Nieuwe Kerk in Amsterdam zich met genodigden voor de feestelijke prijsuitreiking van deze middag: heren in donkere pakken, marine-officieren in gala-uniform en dames die welriekende parfums dragen, en voor alle gasten ligt op een gereserveerde plaats een oranje naamkaartje te wachten. Behalve voor de prins. Zijn stoel is leeg. 

Buiten, waar de zon onbarmhartig brandt, staat het ontvangstcomité geduldig te wachten. Er is een bommelding in het nabijgelegen winkelcentrum Magna Plaza, dus er is veel volk op de been. Jos van Kemenade, commissaris van de Koningin in Noord-Holland, kijkt eens naar de neuzen van zijn schoenen en burgemeester Patijn wandelt rond en schudt handen van voorbijgangers: “Dag, ik ben de burgemeester van Amsterdam.” Om het gezelschap heen cirkelen fotografen, journalisten en ‘doppen’, beveiligingsbeambten van het Koninklijk Huis, zo genoemd naar de oordopjes waarmee ze hun opdrachten ontvangen. 

Dan is het zover. Vanaf de Nieuwezijds Voorburgwal klinkt een bescheiden sirene, en om de hoek verschijnen vier motoragenten en de hofauto van de prins. Als hij uitstapt, in het smalle straatje tussen paleis en kerk, klinkt erna enige seconden gelach, applaus en gilletjes van vrouwen. “Ik kom hier alleen maar een prijs uitreiken,” relativeert hij zijn aanwezigheid en hij snelt naar binnen. Hij is in het donkerblauw, zwarte schoenen, donkerblauwe sokken, een streepjesoverhemd en een rood-blauwe das. Zijn gezicht is licht gebruind, hij kijkt een beetje verlegen. 

In de kerk vindt de uitreiking plaats van de Cutty Sark Tall Ships Series, een jaarlijkse lange-afstandszeilwedstrijd die deze keer naar Amsterdam heeft gevoerd. Willem-Alexander zit op de eerste rij, op de stoel zonder naamkaartje, redelijk op zijn gemak maar toch niet helemaal. Zijn ogen met de in zichzelf gekeerde blik dwalen heen en weer en zijn handen reiken dikwijls naar zijn stropdas en zijn gezicht. Hij lacht hardop als de Engelse admiraal achter het spreekgestoelte een grapje maakt, maar meteen is hij weer op zijn hoede. Achter hem zit zijn adjudant, als altijd gehuld in zwart uniform met gouden tressen, klaar om zo nodig te hulp te schieten. 

Burgemeester Patijn deelt als eerste een paar prijzen uit. Een meisje in een kort, weinig verhullend Budweiser-shirt vertegenwoordigt een van de bemanningen en de admiraal naast Willem-Alexander buigt zich naar de prins, zonder zijn ogen van haar gebruinde benen af te wenden. Hij maakt een opmerking, Alexander lacht beleefd maar slaagt er tegelijkertijd in zijn gezicht in de plooi te houden. Vindt hij het leuk om hier te zijn? Het is niet te zeggen. 

Na een muzikaal intermezzo van de marinierskapel is het zijn beurt, voor de uitreiking van de hoofdprijzen. Hij groeit in zijn rol, begint uitbundiger te lachen en deelt aan de gelukkigen scheepsmodellen en medailles uit, met voor iedereen een vriendelijk woord. De fotografen dringen dichter op naar het podium, nauwlettend gadegeslagen door de man van de Rijksvoorlichtingsdienst. “Alex, Alex,” roepen ze. Met zijn 1 meter 90 torent hij boven iedereen uit. 

Dan is het afgelopen. “Drie hoera’s voor de kroonprins,” roept de Engelse admiraal, iedereen juicht, de marinierskapel speelt Piet Heyn zijn naam is klein, de prins zwaait, een verslaggever van AT5 duwt hem een microfoon onder de neus, de man van de RVD geeft de verslaggever een duw tegen de borst en ineens is het koninklijk bezoek verdwenen. Weg. Een biertje drinken achter in de kerk en dan naar huis. 

Hij rijdt privé in een rode Volvo 940 stationcar met geblindeerde ruiten, hij is inmiddels majoor, hij leest De Telegraaf èn The Economist, in 1994 verdiende hij f1.562.000, een bedrag waarvan hij wel zijn personeel moet betalen, en hij spreekt zich in het openbaar vrijwel nergens over uit, behalve dan die ene keer, toen een vermeend pleidooi voor de afschaffing van bevrijdingsdag enige opschudding veroorzaakte. Willem-Alexander Claus George Ferdinand Prins van Oranje, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg —onze toekomstige koning. Als het Beatrix (57) belieft af te treden. 

Het is ruim twee jaar geleden dat Alexander, zoals zijn roepnaam luidt, afstudeerde en werd opgenomen in de kring van ‘werkende’ leden van het Koninklijk Huis. Sindsdien is hij dikwijls in het openbaar te zien, veel meer dan vroeger, toen een waas van onzichtbaarheid hem omhulde. Hij is present bij de Nederlandse militairen na de val van Srebrenica, hij is aanwezig bij de Europa Cup-finale Ajax-AC Milan, hij bezoekt Sail ’95 — hij is overal waar het Nederlandse volk is of zou willen zijn. Hij doet dus zijn best. Maar kan hij die taak die hem ooit zal worden toebedeeld aan? Is hij geschikt voor de functie van staatshoofd? 

Vast staat dat hij bereid is de kroon te aanvaarden. In een zorgvuldig geregisseerd televisie-interview met Ed van Westerloo, dat zelfs werd voorafgegaan door een generale repetitie in aanwezigheid van zijn moeder, zei Willem-Alexander in november 1993 dat hij besloten had verder te gaan met de ‘intensieve’ en ‘lange’ voorbereiding van het koningschap. Bij die voorbereiding was inbegrepen de functionele ondersteuning van het huidige staatshoofd. “Als mijn moeder mij nodig heeft, dan zal ik er zijn,” meldde de prins vanuit de zitkamer van kasteel Drakensteyn.

Het TV-gesprek luidde het einde in van een beschermde jeugd, die begon in datzelfde kasteel in de bossen bij Lage Vuursche. “Een jongen!” jubelden de kranten toen een keizersnede van de vermaarde professor Plate op 27 april 1967 een einde maakte aan de al twee weken te lang durende zwangerschap van Beatrix, en: “Heel Nederland viert feest!” De 28ste april was een nationale feestdag, scholieren kregen vrij en de jonge Willem-Alexander werd door een toen nog ontspannen lachende vader aan het volk getoond. 

Maar de publiciteit bleek van korte duur. Beatrix was niet vergeten hoe zij als kroonprinses voortdurend in de aandacht van de media had gestaan, en Claus had net als zijn vrouw weinig gelukkige herinneringen aan de paleistuinfoto’s van John de Rooy, die hem hadden gedwongen tot een vroegtijdige verloving. Willem-Alexander, meenden zijn ouders, verdiende een meer beschermde jeugd, ver verwijderd van de ‘hermelijnluizen,’ zoals Beatrix de paparazzi noemt. En in die opzet zijn ze, gezien de omstandigheden, buitengewoon goed geslaagd. 

Tijdens de schaarse keren dat journalisten contact hadden met Willem-Alexander bleek dat hij de aversie van zijn moeder had overgenomen. In juni 1976, bij een bezoek aan Delfzijl, wees hij naar zijn voorhoofd toen er een foto van hem werd genomen en twee jaar later, tijdens een zomervakantie in Ierland, registreerde een televisiecamera nauwkeurig de prinselijke uitspraak dat de pers moest ‘oprotten’. In hetzelfde jaar schoot hij tijdens het defilé op Soestdijk met propjes naar passerende fotografen. 

Na de puberteit was dit recalcitrante gedrag voorbij, maar een liefhebber van fotografen is Willem-Alexander nooit geworden. “Zijn gevoel voor PR zou beter kunnen,” zegt Richard Kaan, directeur van Benelux Press, een fotobureau met de grootste Oranje-collectie ter wereld. (“Juliana in Porto Ercole? Vijftienhonderd mark exclusief en geen cent minder!”) Als een kiekje van Alexander mislukt, dan kost het de grootste moeite hem te bewegen opnieuw te poseren, is Kaan duidelijk geworden. “Dat heeft hij van Beatrix en Claus, die nog veel erger zijn dan hij. De wintersportfoto’s in Lech moeten in tien minuten klaar zijn en dan wegwezen. Dat is dom, want een jaar lang geen nieuwe foto’s en niemand weet meer dat Beatrix koningin is. Bernhard begrijpt dat beter. Die wil een lint wel viermaal doorknippen als de fotografen daarom vragen.” 

Op 30 april 1980 was Willem-Alexander er getuige van dat Amsterdam voor de tweede keer een belangrijke dag in het leven van zijn moeder verstoorde. Meer nog dan haar trouwdag, toen een rookbom in de Raadhuisstraat alle buitenlandse kranten haalde, werd de troonopvolging verstoord door rellen, opgebroken straten, politiehelikopters boven de stad en een algehele grimmige atmosfeer. “Geen woning, geen kroning,” meenden de krakers en Beatrix zei later dat Willem-Alexander ‘bijna een trauma aan deze dag heeft overgehouden, al is het niet onwaarschijnlijk dat dit in de eerste plaats voor haarzelf geldt. 

Amper dertien jaar oud werd Alexander die dag Prins van Oranje, een titel die in 1901 werd ontfutseld aan groothertog Adolf van Luxemburg, het toenmalige hoofd van het huis Van Oranje Nassau. Alexander is de laatste kroonprins die deze titel zal dragen; begin jaren tachtig is hij door de Tweede Kamer uit de Grondwet geschrapt, waarbij tevens werd bepaald dat bij de erfopvolging voortaan geen verschil meer zal worden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Als het oudste kind van de toekomstige koning een dochter is, dan wordt zij het volgende staatshoofd, ook al komen er nog vier zonen achteraan. 

In de schaarse interviews die met hem zijn gemaakt, heeft Willem-Alexander nooit de indruk gewekt erg blij te zijn met zijn vorstelijke status. In het eerdergenoemde TV-gesprek met Ed van Westerloo zei hij lange tijd te hebben getwijfeld of hij wel geschikt was voor het koningschap. Er was aan de beslissing om het toch te doen zelfs een periode van ‘opstandigheid’ voorafgegaan, maar uiteindelijk had hij zich bij zijn lot neergelegd. “Op een gegeven moment aanvaard je je toekomst en verzet je je er niet meer tegen,” zei hij berustend. Maar liever was hij piloot geworden. In juli ’87 behaalde hij zijn eerste vliegeniersdiploma; inmiddels is hij volleerd burgerpiloot en anderhalf jaar geleden reikte Bernhard hem de versierselen uit behorend bij het Groot Militair Vliegbrevet. “Zijn blauwe meisje,” noemt de koningin de passie voor de vliegerij liefkozend. 

Ook uit zijn openbare optredens valt tot nu toe niet de conclusie te trekken dat Alexander geniet van zijn rol, al is er vooruitgang te bespeuren. “Ik heb hem lange tijd als een tragische figuur beschouwd, iemand die niet lekker in zijn vel zat en zich moeilijk een houding kon geven,” zegt Marc van der Linden, royalty-reporter van het blad Weekend en schrijver van het boek Prins Willem-Alexander, zijn ware verhaal. “Maar langzaam lijkt hij vrede te krijgen met zijn vastomlijnde toekomst. Hij is veranderd, losser, zwieriger geworden. Het klinkt misschien wat zweverig, maar hij is er, hij stáát er gewoon. En hij is zijn ergste overgewicht kwijt.” 

Een haantje-de-voorste is Alexander nooit geweest, en hij mist de overduidelijke geldingsdrang van zijn moeder. Mensen uit zijn omgeving kenschetsen hem als een gemoedelijke man, die betrekkelijk makkelijk te beïnvloeden is, niet snel een discussie zal aanzwengelen en in wezen het meeste gesteld is op zijn rust. Geen trendsetter, eerder een trendvolger en zeker geen machtswellusteling — wat dat betreft zouden zijn broers, de charmante Constantijn en de briljante Friso (econoom èn ingenieur), misschien meer plezier hebben gehad als troonopvolger.

In het leger — na de middelbare school in respectievelijk Baarn, Den Haag en Llantwit Major (Wales) volgde hij een opleiding tot marine-officier – was Willem-Alexander niet zonder meer populair, al willen officiële uitspraken anders doen geloven. “Sommigen beschouwden hem als een lulletje rozewater,” zegt een ingewijde. Zelf leek hij wel plezier aan het militaire leven te ontlenen, al was het grootste genot blijkens een vraaggesprek met de Legerkoerier ‘het moment waarop je in je vrije tijd in Key West op je rug in de zon of onder een palmboom ligt met een pina colada’. 

Marc van der Linden van Weekend kreeg ooit foto’s te koop aangeboden waarop de prins in kennelijke staat te aanschouwen was, met ontbloot bovenlijf uit een slaapzak stekend, te midden van bierglazen die kameraden om hem heen omhooghielden. Een tweede foto toonde hem met een nat gezicht nadat het bier over hem heen was gegoten. Hoewel Weekend de foto’s niet publiceerde, had Alexanders onmiskenbare talent mensen om zich heen te verzamelen die niet uit de school klappen, hem voor één keer in de steek gelaten. 

Na de militaire dienst wenkte, gebiedend, de universiteit. Hoewel hij eerder, in het boekje dat Renate Rubinstein ter ere van zijn achttiende verjaardag had geschreven, een voorkeur voor Amsterdam had uitgesproken, en hoewel hij lang heeft geaarzeld of hij lid moest worden van het studentencorps, week Willem-Alexander uiteindelijk alleen in de keuze van zijn studie — geschiedenis — af van het traditionele Oranje-patroon Leiden-rechten-Minerva. 

In september ’87 begon hij aan de propedeuse. Prof H.L. Wesseling, hoogleraar Algemene Geschiedenis na 1870, was betrokken bij de samenstelling van zijn studieprogramma, dat uiteindelijk toch veel juridische vakken bevatte. Staatsrecht, parlementaire geschiedenis, volkenrecht (bij de latere minister Kooijmans) — het waren naar het oordeel van Wesseling, de koninklijke familie en de geraadpleegde juristen onontbeerlijke vakken voor een toekomstig staatshoofd, en het jaar ‘vrije studieruimte’ werd er goed-deels mee gevuld. 

De studie nam zes jaar in beslag, twee jaar meer dan de voorgeschreven minimumduur, maar volgens Wesseling niet ongebruikelijk lang. “Na zijn propedeuse heeft hij een tijdje kalmpjes aan gedaan, zoals wel meer studenten, en zijn tijd aan andere dingen besteed, maar daar staat tegenover dat hij het laatste half jaar geweldig hard heeft gewerkt en zijn scriptie in een verbluffend tempo heeft geschreven. 

Tijdens de werkcolleges viel hij op door een grote activiteit en een meer dan gemiddelde algemene politieke ontwikkeling. Van huis uit meegekregen, veronderstel ik.” 

Zes weken had de prins naar eigen zeggen (in het universiteitsblad Leidraad) nodig voor het afronden van het werstuk met de titel De reactie van Nederland op het besluit van Frankrijk, aangevoerd door president de Gaulle, om uit de NATO te treden. Hij werd beloond met een 8. Wesseling: “Het was een heel behoorlijke scriptie, godzijdank niet al te lang, en hoewel het nu niet direct promotie-onderzoek zou rechtvaardigen, had hij het onderwerp behoorlijk uitgediept.” 

In hetzelfde interview in Leidraad zei Alexander met gemengde gevoelens terug te kijken op zijn tijd bij het corps. “Na twee jaar Engeland en twee jaar in de marine over de hele wereld gevaren te hebben werd mij verteld hoe de wereld in elkaar zit door een paar mensen die niet meer hadden gezien dan hun ouderlijk huis, de middelbare school en een hockeyclub,” bekritiseerde hij het Leidse corpsbal-lenmilieu. 

Niettemin was de grote zaal van het Minervagebouw aan de Breestraat een plek waar Alexander gedurende zijn studiejaren met gepaste regelmaat was te vinden. Soms zat hij in een oude fauteuil bij de haard en liet hij studenten ophalen en voor zich verschijnen over wie hem geruchten ter ore waren gekomen die hij wilde verifiëren, iets wat medestudenten maar matig konden waarderen. 

Meestal echter stelde hij zich bescheiden op. Als er schunnige grappen werden gemaakt, bloosde hij snel. De ontgroeningstijd doorliep hij op krukken, vanwege een blessure die hij tijdens de rituele hardhandigheden had opgelopen (“Chocoprins!” brulden de ouderejaars die hem in de wc opsloten en met chocolademelk overgoten) en eens, toen hij werd uitgenodigd tot het spelen van een toneelstukje over de moord op Willem van Oranje, bleek hij niet te weten wanneer die historische gebeurtenis had plaatsgevonden. 

Opzien baarde hij door met een aantal vrienden ANP-fotograaf Paul Vreeker, die een foto zou maken van Alexander en Erik ‘Soldaat van Oranje’ Hazelhoff Roelfzema, op een stoel vast te binden en hem zijn baard af te scheren, een actie die hem op een ernstige berisping van Beatrix kwam te staan. Nog meer opzien baarde hij toen zijn Ford Sierra met vierwielaandrijving als gevolg van een roekeloze inhaalmanoeuvre in een vaart achter het Leidse station belandde. De auto was totaal vernield en Beatrix was opnieuw slecht te spreken. 

Later werd duidelijk dat Alexander de achter hem rijdende rechercheurs had willen afschudden. Je hoeft geen psycholoog te zijn om het rijgedrag van de prins en zijn voorliefde voor het vliegen te beschouwen als een ontsnapping aan de beperkingen die hem zijn opgelegd. 

Over de intellectuele vaardigheden van de prins van Oranje wordt in vooruitstrevende kringen dikwijls met een zekere minachting geoordeeld. “Willem-Alexander gaat al jaren door voor de lichtgewicht onder de toekomstige vorsten van Europa,” schreef de Groene Amsterdammer ooit en vele persstemmen zeiden eerder en later hetzelfde. Ook de belangstelling die Alexander aan de dag blijkt te leggen voor de boeken van Kees van Kooten en Youp van ‘t Hek en de muziek van René Froger, draagt niet bij aan zijn snob-appeal. (“Van wat voor muziek houdt u?” vroeg Ed van Westerloo. Antwoord: “Zowel klassiek als modern. Ik vind klassiek heel rustgevend.”) 

Alexander mag dan niet de indruk wekken een overmatig grote culturele en wetenschappelijke belangstelling te koesteren, dat wijst nog niet op domheid. “Ongetwijfeld intelligent, maar beslist geen intellectueel,” is de visie van H.L. Wesseling op zijn voormalige pupil. “Dat bedoel ik niet denigrerend, integendeel. Ik ken veel intellectuelen die volstrekt niet intelligent zijn, de universiteiten zitten er vol mee. Wat ik wil zeggen is dit: Willem-Alexander heeft een goed stel hersens, maar hij heeft geen diepgaande intellectuele belangstelling. Hij is meer een doe-mens dan een studeerkamergeleerde.” 

De veronderstelde povere capaciteiten van de kroonprins worden maar al te gemakkelijk afgezet tegen die van zijn onmiskenbaar intelligente moeder. In de vijftien jaar dat ze koningin is, is de waardering voor Beatrix eigenlijk alleen maar gegroeid. Geprezen wordt ze om haar werklust, haar dossierkennis, haar beheersing van vreemde talen, haar staatkundig inzicht en haar bezorgdheid om mens en milieu. Beatrix dwingt respect af, ook van haar zoon die, zoals Renate Rubinstein vaststelde, ‘met bewondering over zijn moeder spreekt maar eigenlijk niet met liefde. “Het is een opgave onder zo’n moeder te moeten opereren, al zul je dat nooit hardop horen,” zegt iemand die nauw aan de hofhouding verbonden is. 

Toch is het de vraag of Beatrix haar functie wel zo buitengewoon goed vervult. “Wij hebben een voortreffelijke vorstin,” zegt hoogleraar parlementaire geschiedenis P.F. Maas. “Maar ik denk dat ze net zo voortreffelijk zou zijn als ze haar werkzaamheden met vijftig procent reduceerde. Het koningschap is geen vak dat een enorme werklust vereist, het koningschap is een vak waarvoor je nauwelijks kunt mislukken. Tenzij je in een affaire belandt. En zelfs daarvoor is begrip, zoals bij Lockheed is gebleken. De monarchie wordt geschraagd door de publieke opinie, en die is onverminderd Oranjegezind.” 

Beatrix is een koningin die haar constitutionele grenzen tot het uiterste oprekt. Het is een publiek geheim dat zij achter de schermen een grote invloed heeft op het regeringsbeleid, ze maakt maar al te graag gebruik van het recht om geraadpleegd te worden en bovendien zet ze haar stempel op belangrijke benoemingen, die immers allemaal met haar handtekening moeten worden bevestigd. Met de voormalige minister-president Lubbers had ze een goede band en de huidige premier legt haar zo mogelijk nog minder in de weg. Kok heeft dan ook alle reden haar dankbaar te zijn: toen hij door haar op een cruciaal moment als formateur werd aangewezen, was dat de beslissende stap naar het paarse kabinet. 

Beatrix is, kortom, een koningin die graag meeregeert. 

En hoewel haar zoon in het interview niet Van Westerloo zei dat hij later wel degelijk een serieuze rol wil spelen, dat de ‘inhoudelijke kant van het koningschap voor hem heel belangrijk is en dat hij last but not least net als zijn moeder de kabinetsformateur wil aanwijzen, wekt hij in zijn gedrag toch de indruk een en ander net iets minder serieus te nemen dan zij. De zittingen van Raad van State, waarvan hij qualitate qua deel uitmaakt, woont hij zelden of nooit bij en toen de Belgische koning Boudewijn zijn laatste staatsbezoek aan Nederland bracht, in mei 1993, ontbrak de kroonprins aan de afscheidslunch. Hij moest verloren studietijd inhalen, luidde het excuus. 

Diezelfde middag werd hij door fotografen van Story aangetroffen op het circuit van Zandvoort, “waar hij wel aan het inhalen was, maar geen verloren studietijd,” aldus Evert Santegoeds, hoofdredacteur van het blad. 

Zo hard als Beatrix werkt, zo weinig oog lijkt ze te hebben voor de schittering die voor velen met het koningschap verbonden is. “Beatrix is veel zakelijker dan haar moeder,” zegt royalty-reporter Marc van der Linden, die ook auteur is van een boek over de koningin. “Toen Juliana 25 jaar getrouwd was, werd in het Amstel Hotel het grootste hofbal georganiseerd dat ooit is gehouden, en in haar tijd hadden de staatsbezoeken veel meer pracht en praal dan tegenwoordig.” 

Soberheid voert nu de boventoon, vindt Van der Linden. “Toen Beatrix 25 jaar getrouwd was, gebeurde er niks. Koninginnedag is saaier geworden, je ziet de koningin nooit in een avondjurk… Er wordt alleen maar gewerkt, want ze moet zo nodig. Maar waarom zien we haar nooit in een ziekenhuis terwijl ze de hand van een AIDS-patiënt vasthoudt? Onze monarchie is ijskoud geworden. Ik denk dat het een grote vooruitgang zal zijn als Alexander zijn eigen stijl ontwikkelt.” 

Er pleit meer voor Willem-Alexander dan zijn gevoel voor glamour alleen. Bezoeken aan het buitenland gaan hem goed af, iets waardoor sommigen voor hem een bemiddelingsrol voor het bedrijfsleven zien weggelegd die eerder aan Bernhard was toevertrouwd. “We volgen hem op al zijn reizen en ik heb daarvan een zeer positieve indruk,” zegt Benelux Press-directeur Richard Kaan, die verder niet opvalt door een bovenmatig respect voor het koningshuis. “Hij stottert niet bij toespraken, hij krijgt geen kleur, hij weet hoe hij de keizer van Japan protocollair moet begroeten, hij is aardig en geïnteresseerd, kortom, hij kwijt zich uitstekend van zijn taak. Soms wat houterig misschien, maar ik zou mijn eigen zoon van 28 weleens willen zien. Dat leert hij nog wel.” 

Ook de sociale vaardigheden van de prins der Nederlanden worden alom geprezen. Leermeester H.L. Wesseling: “Een koning hoeft niet alles te kunnen en alles te weten, want niemand zit te wachten op een koninklijke boekenwurm, iemand die alleen maar problemen ziet en geen oplossingen. Een koning moet goed met mensen kunnen omgaan, zeker met wat we dan maar de gewone mensen zullen noemen. En dat is zonder meer een sterke kant van Willem-Alexander. Ik heb de indruk dat anderen hem werkelijk interesseren.” 

Staatsrechtsgeleerde S.W. Couwenberg noemt de belangstelling voor sport van Willem-Alexander, die ooit de Elfstedentocht uitreed en meer recent de marathon van New York liep, en beschouwt dat als een bindend element ‘in een sportgek land als Nederland’. Voorts ziet Couwenberg in de geringe intellectuele belangstelling van Alexander een voordeel voor de democratie. “Intellectuelen houden er niet van in een mooi pak een parade af te nemen, zoals de kroonprins met een onmiskenbare Schwung kan doen. Zulke rituelen, met al die herhalingen, zijn niets voor een intellectueel. Een intellectueel wil invloed uitoefenen. En dat is wat Beatrix doet.”

Die koninklijke invloed is het grootst tijdens de kabinetsformatie, zoals tijdens de totstandkoming van het huidige kabinet eens te meer bleek. Naar Couwenbergs mening, en die van anderen, is dat vanuit democratisch oogpunt onbevredigend. Parlementair historicus P.F. Maas vermoedt echter dat dit anachronisme zijn langste tijd heeft gehad. “Het lijkt mij waarschijnlijk dat men de troonwisseling zal aangrijpen om de invloed van het staatshoofd te verminderen. Dat is niet meer dan logisch. Willem-Alexander zal het toch al moeilijker krijgen dan zijn moeder, omdat hij een man is en dus minder toeschietelijk tegemoet zal worden getreden.” 

Er zou in Willem-Alexander, het voorafgaande in overweging nemend, weleens een veel betere koning kunnen schuilen dan menigeen op grond van de niet altijd even positieve berichtgeving denkt. Een minder zwaarwichtig, meer frivool, luchthartiger, misschien wel minder calvinistisch staatshoofd dan zijn moeder. Natuurlijk moet hij wel op een aanvaardbare leeftijd de kans krijgen om dat te bewijzen. Het prins Charles-syndroom zal hem ongetwijfeld als een schrikbeeld voor ogen zweven. 

“Op den duur zullen we toe groeien naar een zuiver representatieve variant van het koningschap,” veronderstelt S.W. Couwenberg. “Zoals in Scandinavië, waar het koningschap geen enkele politieke betekenis meer heeft. Het Zweedse model, dat lijkt mij de toekomst, en Willem-Alexander is daarvoor de aangewezen figuur. Meer aandacht voor de ceremoniële kanten, minder voor het beleid, de politiek overlaten aan de politici. En zij zullen er niet rouwig om zijn.