Spring naar de content

Tot de dood erop volgt

Uit een recente enquête blijkt dat 43 procent van de Nederlanders voor herinvoering van de doodstraf is. Wat zijn de gevolgen van deze peiling en wat staat de politiek te doen als straks een meerderheid voor is? Een discussie tussen Max Moszkowicz, Tom Schalken en Gerrit Krol.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Henri de By & Henk Steenhuis

Het debat met als onderwerp de doodstraf vindt op verzoek van mr Max Moszkowicz plaats in zijn woonplaats Maastricht. Als Moszkowicz op de plek van samenkomst arriveert, heeft hij die zaterdagochtend inmiddels zowel het zwembad als de judomat bezocht. Als enige van de deelnemers verschijnt hij dan ook niet in de combinatie van pak en das; monter meldt de bekende strafpleiter zich om half twaalf in overhemd met korte mouw en sportjack. 

Aan tafel in Hotel Bergère zit verder professor mr Tom Schalken, hoogleraar straf- en proces-recht aan de vu te Amsterdam. Naast zijn academische werkzaamheden spreekt Schalken recht aan het Amsterdamse hof en bovendien schrijft hij een column in de Volkskrant. De derde stoel wordt bezet door de schrijver en essayist Gerrit Krol, wiens in 1990 verschenen Voor wie kwaad wil, een bespiegeling over de doodstraf nog steeds een van de weinige geschriften is die over het beladen onderwerp in het Nederlands zijn verschenen. 

Aanleiding voor de bijeenkomst is het vorige week uitgekomen Sociaal Cultureel Rapport 1994, waarin maar liefst 43 procent van de ondervraagden zich uitsprak voor herinvoering van de doodstraf. We openen de discussie met de vraag of iemand zich wil aansluiten bij deze snel groeiende minderheid. 

Max Moszkowicz, zonder maar een seconde te hoeven nadenken: “Mordicus tegen. Ik vind het voltrekken van de doodstraf een tegennatuurlijke daad. Dan kun je tegenwerpen: ‘Ja, dat is aardig gezegd, maar bewijs dat eens?’ Kijk, wanneer je hebt meegemaakt hoe mensen ter dood worden gebracht — en ik heb dat herhaaldelijk zelf meegemaakt — dan merk je dat je lichaam in verzet komt. Ik heb in Auschwitz en in Mauthausen gezeten. Daar moest je op de appel-plaats in het gelid staan, en dan werd daar de doodstraf voltrokken. Meestal door ophanging. En dan was er altijd een aantal mensen die gingen kotsen; dat overkwam mij ook steeds. Dat is voor mij een zeer belangrijk argument. Maar ik begrijp dat je daar een ander niet per se mee zal overtuigen. 

“Verder verwerp ik de doodstraf uit godsdienstig oogpunt; er is niemand anders dan de Allerhoogste die over leven en dood kan beschikken. Ook niet de rechter.” 

Gerrit Krol: “Ik ben niet voor en niet tegen. Ik ben gelukkig nooit het slachtoffer van een ernstige misdaad geweest, maar neem nou het volgende voorbeeld. Ik kan me indenken dat mensen een diepgevoelde wens koesteren dat de moordenaar van hun kind wordt omgebracht. Vergeet niet, je staat in zo’n situatie als slachtoffer met 10-0 achter. Het is voor het slachtoffer een geweldige genoegdoening om degene die jouw leven heeft verknoeid te doden of te laten doden. Anders loop je het risico dat zo’n moordenaar na zes of acht jaar vrijkomt en je geconfronteerd wordt met degene die jouw leven heeft geruïneerd.” 

Tom Schalken: “Ik ben tegen, maar ik wil niet uitsluiten dat de doodstraf in heel bijzondere omstandigheden te verdedigen is. Het gekke met dit soort discussies is vaak: de principiële argumenten die tegen de doodstraf worden ingebracht, zijn vaak niet houdbaar. Ik speel nu even advocaat van de duivel. Zo zou de doodstraf in strijd zijn met het recht op leven. Natuurlijk is het daarmee in strijd; alleen, het is geen argument. Iedereen heeft namelijk ook het recht op lichamelijke integriteit, maar in het belang van de misdaadbestrijding kan het nodig zijn dat iemands bloed wordt afgetapt omdat hij ervan verdacht wordt dat hij dronken heeft gereden of dat hij iemand verkracht heeft. Dat betekent dat je moet gaan afwegen onder welk soort omstandigheden het ene recht belangrijker is dan het andere recht. 

“Een ander argument dat vaak als principieel gehanteerd wordt, is de onomkeerbaarheid. Maar gevangenisstraf is ook onomkeerbaar, dus het Is geen principieel argument tegen de doodstraf. Als je iemand ten onrechte twintig jaar opsluit, kun je dat ook niet meer ongedaan maken.” 

Moszkowicz: “Dat klinkt wel erg goed, maar als je daar even over nadenkt, betekent onomkeerbaar bij iemand ter dood brengen natuurlijk iets heel anders. Zo iemand kun je nooit meer tot leven wekken.” 

Krol: “Maar waarom zou je het willen omkeren?” 

Moszkowicz: “Nou, ik kan u wel een paar voorbeelden geven waarbij mensen ten onrechte ter dood veroordeeld en geëxecuteerd zijn. En dat zijn dan de gevallen die bekend zijn geworden, maar hoe vaak zal het niet gebeuren dat we er nooit meer iets van horen? 

“Bovendien heb ik ook nog wel een pragmatisch argument. In Amerika is bewezen dat de doodstraf geen effect heeft in die zin dat daardoor de zware criminaliteit zou verminderen. Een ander belangrijk argument is dat de doodstraf geen preventieve werking heeft. Het schrikt niet af.” 

Schalken: “Je zou kunnen zeggen: de doodstraf werkt al-leen maar afschrikwekkend voor mensen die het niet nodig hebben. De echte moordenaars moorden toch wel, omdat ze ziek zijn of niet nadenken bij wat ze doen. Maar je kunt niet zeggen dat de afschrikwekkende werking vaststaat. Er zijn meerdere Amerikaanse onderzoeken, en die zijn niet eenduidig. De veronderstelde preventie is bovendien geen principieel argument. Maar als bewezen werd dat de samenleving wel veiliger zou worden door de doodstraf weer in te voeren, dan zou dat een argument voor herinvoering kunnen zijn.” 

We halen prof. mr J. Remmelink aan, voormalig procureur-generaal bij de Hoge Raad, die twee jaar geleden in het radioprogramma Welingelichte kringen verklaarde dat hij zich omstandigheden kon voorstellen waarin de doodstraf een gepaste straf zou zijn. “Ik denk aan monsters, aan heel ernstige misdadigers, bijvoorbeeld uit de Tweede Wereldoorlog, of aan mensen die vliegtuigen laten verongelukken waarbij honderden slachtoffers vallen. Dat zijn van die heel extreme gevallen en dan kan ik me voorstellen dat de rechtsgemeenschap zegt: ‘Ja, hier kunnen we niet volstaan met twintig jaar met aftrek.’ Hier zal inderdaad een doodstraf moeten worden opgelegd,” zo stelde Remmelink destijds. 

Krol: “Ik ben het daar helemaal mee eens.” 

Schalken: “Nu praten we over terreur en dat wil ik absoluut niet bagatelliseren. Maar ik zou in Nederland geen wijziging van de grondwet willen bepleiten voor dit soort situaties.” 

Krol: “Mag ik even met dit voorbeeld doorgaan? Het internationale terrorisme zal alleen maar toenemen. Als alle landen op grond van die ontwikkeling de doodstraf opnieuw zullen invoeren en wij niet, dan wordt Nederland een prachtige vluchthaven voor dit soort mensen. Hier krijgen ze hoogstens twintig jaar en vervolgens worden ze na elf jaar weer vrijgelaten.” 

Schalken: “Laten we er eens van uitgaan dat Nederland straks het enige land ter wereld is dat geen doodstraf kent en dat dit soort terroristen Nederland als uitvalsbasis gaat gebruiken, dan ontstaat er een situatie waarin je als samenleving naar het uiterste middel moet kunnen grijpen om te overleven.” 

Onder de huidige omstandigheden, zo benadrukt Schalken, is hij echter onomwonden een tegenstander van de doodstraf. Dat weerhoudt hem er overigens niet van binnen het gezelschap met verve de rol van advocaat van de duivel te spelen. 

Schalken: “Het belangrijkste en tegelijkertijd meest irra-tionele argument voor de doodstraf is het aspect van de vergelding. Daar doen we in Nederland graag denigrerend over, alsof vergelding een primitief sentiment is. Maar het gaat daarbij helemaal niet om ‘oog om oog, tand om tand’. Tenslotte hebben we een rechter die straffen oplegt, dus we kunnen die doodstraf met allerlei waarborgen omgeven. Als je ervan uitgaat dat mensen gelijk zijn en dat we afspreken elkaars rechten te eerbiedigen, dan is een misdaad een inbreuk op die gelijkheid. Door de doodstraf kun je die ongelijkheid vereffenen. 

Krol: “Ja, een vrouw die erin slaagt de moordenaar van haar kind dood te schieten, zal de straf die zij daarvoor krijgt met genoegen uitzitten. Nadat zij het verlossende schot heeft gelost, heeft haar leven, zelfs in de gevangenis, weer voortgang gekregen en is haar nood gelenigd.” 

Moszkowicz: “In zo’n geval kun je niet spreken van de doodstraf. Trouwens, hoeveel mensen van die 43 procent die nu voor de doodstraf zeggen te zijn, zouden zelf zoiets verschrikkelijks meegemaakt hebben als de moord op hun kind?” 

Krol: “Niet veel, maar die vragen zich af: àls het mij overkomt, wat doe ik dan? Het is heel menselijk dat je de overheid, die er is om jou te beschermen, vraagt om de doodstraf op te leggen en vervolgens te voltrekken. Dat is volgens mij de verklaring voor die 43 procent. Die moeder die de moordenaar van haar kind doodschoot, heeft ook geen tegenmenselijke daad verricht. In tegendeel, zij was uit op vergelding. Je zou dat een doodstraf in eigen beheer kunnen noemen. Maar er zijn ook mensen die niet de middelen en de moed hebben om zoiets te doen. Juist die mensen rekenen op het ingrijpen van de overheid.” 

Moszkowicz: “Wat die vrouw heeft gedaan, is juist heel menselijk. Maar persoonlijke wraak en doodstraf moet je duidelijk scheiden. Doodstraf, dat betekent dat degene die de macht heeft iemand anders executeert, ophangt, een spuitje geeft of de gaskamer instuurt. Dat die moeder de moordenaar van haar kind doodschiet, dat kan ik me goed voorstellen. En ik zou de vrouw die dat gedaan heeft zelfs met heel goede argumenten kunnen verdedigen. 

“Een van mijn zonen, die niet zo uitgesproken tegen de doodstraf is, stelde mij een keer de vraag: ‘Wat zou jij doen als je de SS’er tegenkwam die jouw vader heeft vermoord?’ Als ik met zekerheid wist dat het de juiste man was en ik zat met die vent in een kamer, ik weet nog niet wat ik dan zou doen. Ik vrees het ergste. Maar ik vind niet dat hij geëxecuteerd zou moeten worden. 

“Ik redeneer namelijk vanuit de Talmud, vanuit de joodse achtergrond. Daar wordt ervan uitgegaan dat een misdadiger eigenlijk ziek is, want als hij niet ziek zou zijn, dan kan hij geen tegennatuurlijke daad plegen. U ziet, ik kom weer terug op dat tegennatuurlijke, tegenmenselijke. Een tegenmenselijke daad. Zo bezien is die vrouw van het voorbeeld van Krol ook ziek, van verdriet en haat.” 

Schalken: “Met het invoeren van de doodstraf geeft de overheid het slechte voorbeeld. De samenleving mag niet gebaseerd zijn op waarden die zij juist veroordeelt. Dat betekent dat je met de grootst mogelijke voorzichtigheid referenda, zoals D66 die voorstaat, moet invoeren. Zeker bij dit soort onderwerpen, want mijn belangrijkste argument tegen de doodstraf is de institutionalisering van de executie. Je besteedt het uit aan een apparaat en apparaten hebben zo hun eigen dynamiek, ze hebben ook de neiging zich uit te breiden. Zo heeft president Clinton, om aan populariteit te winnen, inmiddels een toename van het aantal delicten aangekondigd waarop de doodstraf staat.”

Moszkowicz: “Als je eenmaal het instituut van de doodstraf hebt, is dat verschrikkelijk gevaarlijk, ook al omdat die overheid kan wisselen en je niet weet wie er nog aan de macht zullen komen.”

Schalken: “En dan zijn er ook nog grote risico’s bij de wijze waarop zo’n doodvonnis tot stand komt. In mijn hoedanigheid van rechter heb ik inzage in strafdossiers en dan zie ik wel eens dat processen-verbaal door agenten vervalst zijn. Als je de IRT-affaire voor ogen hebt, dan is de vraag of je door de georganiseerde misdaad de oren wordt gewassen of door de ongeorganiseeerde overheidsbende, want dat is waar we nu over praten. Dergelijke ontwikkelingen worden in de hand gewerkt door de politieke druk om de criminaliteit met alle mogelijke middelen te bestrijden. Op zich is dat legitiem, maar de wijze waarop dat gebeurt, tast de integriteit van het apparaat zelf aan.” 

Moszkowicz: “Ik spreek in dat geval nogal eens van het Hirsch Ballinisme; daarmee bedoel ik dat je koste wat kost de criminaliteit bestrijdt. Ook wanneer dat ten koste gaat van de bescherming van de burger door de Wet tegen willekeur van de overheid. Juist bij zwaardere delicten zullen er eerder fouten worden gemaakt, hoe merkwaardig dat ook klinkt. Om nou eens iets gruwelijks te noemen: stel, een kind is seksueel misbruikt en daarna gedood, dat staat dan allemaal heel uitvoerig in het proces-verbaal beschreven. Dat krijgt zo’n rechter te lezen en die heeft misschien ook kinderen. En dan ontstaat er een vreselijke afkeer van de verdachte. In dat geval zal zo’n rechter, die ook een mens is, er wellicht eerder toe komen iemand ter dood te veroordelen.”

Schalken: “Je kunt allerlei goede argumenten verzinnen om het slachtoffer van een misdaad tevreden te stellen, misschien zelfs door het invoeren van de doodstraf, maar we moeten niet vergeten dat we zelf ook verdachte kunnen worden. Dan krijgen de argumenten ineens een andere betekenis.” 

We merken op dat mensen nog altijd een grotere kans lopen slachtoffer van een misdaad te worden, dan dat ze ten onrechte veroordeeld worden. Laat staan tot de doodstraf, als die al zou bestaan. 
Schalken: “Repressie komt wel tegemoet aan een zekere behoefte, aan een gevoel van grotere veiligheid, wat natuurlijk heel legitiem is. Toch zou ik het doodgriezelig vinden als een onderwerp als de doodstraf, die sinds 1870 niet meer bestaat, daarom weer op de agenda wordt gezet. Ik ben daar faliekant tegen.”

Krol: Ik vraag me af of levenslange opsluiting eigenlijk niet erger is dan de doodstraf. Het is veel meer in stijl van onze samenleving om iemand achter slot en grendel te zetten dan hem te doden. Daar vinden we onszelf te beschaafd voor. In Nederland zou de beul een volstrekte outcast zijn. Zo zijn wij nou eenmaal niet opgevoed en opgegroeid.”

Moszkowicz: “43 procent van de bevolking schijnt daar heel anders over te denken.”

Krol: “Maar is het niet evengoed tegen de menselijke natuur om iemand twintig jaar achter slot en grendel te zetten?”

Moszkowicz: “Ook tegen dergelijke vrijheidsstraffen zeg ik ‘nee’.”

Krol: “Iemand die opgesloten wordt zonder het perspectief ooit weer vrij te komen, kiest vaak zelf voor de dood. Dat is bekend, dus ik leid daaruit af dat zo’n levenslange gevangenisstraf net zo barbaars en beestachtig is als een doodstraf. Als hij geen zelfmoord pleegt, zit zo iemand de rest van zijn leven op het einde te wachten. Dat is een doodvonnis door de natuur voltrokken.”

Schalken: “In zo’n geval keert het niet hebben van de doodstraf zich tegen de humaniteit, dat is juist. Maar de discussie moet zijn: hoe kun je het strafregime voor deze man — die niet ter dood moet worden gebracht, maar wel onschadelijk gemaakt moet worden — nog humaan houden? Juist om die reden kennen we in Nederland praktisch geen levenslange gevangenisstraf meer.”

Krol: “Met een roep om steeds zwaardere straffen zou aan die humaniteit in de toekomst weleens een eind kunnen komen.”

Schalken: “Als we mensen in diepe kerkers gaan opsluiten, wordt de regering onmiddelijk bij het Europese Hof aangeklaagd wegens een mensonterende behandeling, zoals het Europese Verdrag voor de Mensenrechten dit noemt. Wij hebben die EBI’s, die extra beveiligde inrichtingen, en daar zijn al kort gedingen over het feit of die gevangenen wel mogen telefoneren. Over dat soort luxe rechten hebben we het dan.”

We leggen het gezelschap een vraag voor wat de politiek te doen staat als in de nabije toekomst niet 43 procent maar een meerderheid van de bevolking zich zou uitspreken voor herinvoering van de doodstraf,

Moszkowicz: “Als je principiële argumenten tegen de doodstraf hebt, zoals ik, dan is het antwoord: al is 99 procent van de mensen voor, ik zeg ‘nee’.”

Schalken: “Als 99 procent daarvoor is, dan heb je dat als [politicus te accepteren. Als een minister het daar niet mee eens is, moet die daar z’n consequenties uit trekken en aftreden. Maar ik voorzie niet dat er in Nederland ooit zo’n meerderheid zou ontstaan. Ik denk niet dat we bereid zijn de prijs die daarvoor staat te betalen. Die keuze voor de doodstraf in zo’n enquête kun je beschouwen als een bliksemafleider voor de bestaande onvrede in de samenleving, die op zichzelf niet in verband hoeft te staan met de omvang van de criminaliteit.”

Krol: “Ik bespeur dat er nog steeds een taboe ligt op dit onderwerp, zowel bij de rechterlijke macht als in de politiek. Ik vind dat er over de doodstraf gesproken moet kunnen worden zonder verdachtmakingen. Dat is nodig omdat 43 procent van de mensen, om redenen die ze zelf niet begrijpen, voor de doodstraf is. Als er openlijker over werd gesproken, dan zou die 43 procent misschien wel naar beneden gaan.”