Spring naar de content
bron: pexels

De zware jongens

Na een jaar gelooft niemand er meer in. Hoe een experiment met Neerlands grilligste criminelen uitliep op een mislukking, en men in de Bijlmerbajes handenwrijvend zit te wachten op de terugkomst van Karel, een van de Zes van Sittard.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Wubby Luyendijk

Kwart voor elf, BijImerbajes. In paviljoen 4a van het Huis van Bewaring Demersluis hangt een sfeer als altijd. Geladen, een beetje broeierig. Langzaam slenteren twee bewaarders door de gang. Zeven van de negen deti’s zitten achter de deur. Meen Theo en Karel mogen — ieder in een afzonderlijk hok.

Geen wekelijkse uurtje kleien, knippen en plakken. Geen van die twee is first offender. Theo moet een straf van twaalf jaar uitzitten vanwege een gewapende overval en poging tot moord. En Karel wordt beschouwd als een van ‘s lands grootste maffiabazen. De rechter heeft hem twintig jaar gevangenisstraf opgelegd. Beiden zijn in afwachting van hoger beroep. Ze vormen, waarschuwt een departementale missive, ‘in extreme mate een beheersrisico voor het gevangeniswezen’. Niet veel later zal Karel, inmiddels overgeplaatst, met vijf andere ‘zware criminelen’ ontsnappen uit de extra beveiligde afdeling van De Geerhorst te Sittard. 

Al tien minuten laat Theo routinematig een klomp klei door zijn handen glijden en knipt Karel zijn reepjes papier. Op de gang schopt een van de bewaarders tegen de poot van het biljart. „Heb jij nog opslag gekregen?” knort hij tegen zijn collega. „Zes maanden zitten we al met dit vullis, pikken we ‘t dat ze ons met stront en pis bekogelen en…” 

Splatsj. De kleiklomp zoeft als een raket voorbij en blijft kleven op de celdeur aan de overkant. Een woedende spierbundel stormt de hobbyruimte uit. Theo brult. „Klerelijers! Piggievarkens! Als ik straks vrijkom, laat ik jullie allemaal je eigen stront pissen.” Het schuim staat hem op de mondhoeken. Hij rukt aan het biljart. Tevergeefs: het blijkt vastgespijkerd aan de vloer. „Het is fuckin’ oorlog in Demerhel. Van ons zijn jullie nog niet af.” En ineens, alsof hij zich vreselijk vergist heeft, racet hij zijn cel in, kwakt hij de stalen celdeur achter zich dicht en slaat hij binnen alles kort en klein. 

De andere bewoners beginnen en bloc op hun gesloten celdeuren te beuken. Met de schaar in zijn vuist loopt Karel het vlak op. Kordaat sluiten de twee bewaarders hem in. Vier andere bewaarders — Meers in jargon — komen aanstampen. Het ijzer in de punten van hun schoenen klettert op de betonnen vloer. Het wordt stil. Alleen Theo raast door. 

Kalmpjes draait de potigste van het stel Theo’s celdeur open. Er klinkt een dof plofje: uitgeput is hij tegen het pantserglazen raam van zijn cel aangevallen. „Zo Theo? Celletje verbouwd?” De bewaarder grijnslacht. „Je komt op rapport, de directeur zet je in ieder geval voor twee dagen in de isoleer op het dak. En wie weet plaatsen we je ook nog wel terug naar de observatie.” Hij draait de deur op slot, loopt de andere cellen langs en fluistert terzijde: „Hoe vind je me als herder?” 

‘Een therapeutisch bewaarder’, dat dacht hij te worden toen paviljoen 4a in april 1992 werd ingericht voor ‘beheersproblematische gedetineerden’, met het strengste detentieregime van Nederland. Op de eerste verdieping werden negen zware jongens op een kluitje gezet, agressief, onberekenbaar en vaak na amok verbannen uit de extra beveiligde inrichtingen (ebi’s). Op de b-verdieping van paviljoen 4 bleef alles bij het oude — twaalf gedetineerden in voorarrest die last van de rechter-commissaris geen contact met medegedetineerden mogen hebben. Desperado’s, noemt bewaarder Bob de jongens van de a-vloer. „Die hebben als kind nooit een rood driewielertje gehad. Ze kennen alle gevangenissen van haver tot gort. Ze terroriseren de anderen, zijn uitgekotst, niemand wil ze meer hebben. En nu moeten wij met een special treatment uitlokken dat ze zich beter gaan gedragen. We moeten ze recyclen.”

Eind 1991 verzocht staatssecretaris Aad Kosto de directeur van Demersluis plaatsen in te ruimen voor wat de bewindsman eufemistisch noemt ‘gedetineerden met een beheersrisico’: agressieve en grillige zware jongens, de borderliners van de Nederlandse gevangenissen. Aanvankelijk had de bewindsman die groep samen met de vluchtgevaarlijke gevangenen willen huisvesten in de ebi, maar dat zou alleen maar escalatie in de hand werken. Kosto was van plan de veroordeelden naar paviljoen J in Maastricht te sturen; voor de gedetineerden die in voorarrest zaten was zijn oog op Demersluis gevallen. 

De Bijlmertoren met vijf paviljoens voor in totaal 120 gevangenen stond bekend om het strakke en consequente regime, daterend uit de periode dat het de inkomstentoren — eerste opvang — was voor de hele Bijlmerbajes. Bovendien hadden ze er goede ervaringen opgedaan met behandelen. Sinds 1985 geldt paviljoen 1 als zogenaamde drugvrije afdeling (DvA), waar 24 verslaafde gedetineerden ‘met de sleutel van hun celdeur op zak’ in semi-therapeutische sfeer afkicken. 

Er was echter wel haast geboden met het nieuwe regime, beklemtoonde de staatssecretaris. De groep agressieve gedetineerden was immers onrustbarend gestegen. Een recent onderzoek onder gevangenen in Nieuw Vosseveld had aangetoond dat maar liefst 86,6 procent van de gevangenen met psychische stoornissen kampt. 

Gevangenisdirecteur Joop Elbers reageerde enthousiast op Kosto’s verzoek. In een mum van tijd had hij met het personeel van paviljoen 4 een strak conditioneringssysteem uitgedacht. Gedetineerden komen binnen op de nullijn. Gaat dat naar het oordeel van het personeel goed, dan wordt de bewoner ‘beloond’ met een groep en mag hij met een of twee anderen recreëren. Eenzelfde principe gaat op voor luxe persoonlijke bezittingen: die worden bij binnenkomst ingenomen en kunnen met goed gedrag worden terugverdiend. 

Agressieve gedetineerden moeten worden uitgedaagd tot aangepast gedrag, was het uitgangspunt, je moet ze behandelen. In feite bepalen ze dan hun eigen regime. Vergelijkbaar met het token-systeem in Amerika: straffen voor ongewenst gedrag, belonen voor gewenst gedrag. Op 1 april 1992 begonnen ze ermee op 4a. Met de garantie van het departement dat alle bewoners sowieso na zes maanden zouden worden doorgeplaatst naar een minder restrictief regime. 

Maar het heeft allemaal averechts uitgewerkt, sombert bewaarder Geert achter het schakelpaneel. De crimi’s zijn alleen maar agressiever geworden. En hij en zijn collega’s zijn nu de echte losers. „Die PIW’ers die hier nu nog zitten zijn keiharde macho’s. Het is hier op 4a, insluiten, uitsluiten en verder helemaal niente. Hard en streng, zolang we maar veilig zijn. Want we krijgen hier deti’s, die je niet met zijden handschoenen kunt aanpakken. Ze zijn agressief, ze zijn berekenend, en ze sollen met je.” 

PIW’er Bob loopt rood aan: „Die Karel bijvoorbeeld. Zes uur per week is hij uit zijn cel. In die zes uur doet hij net zo veel zaken als voordat hij in de bajes zat: gecodeerd per telefoon en via zijn twee groepsgenoten. Die man moet je puur op zijn eentje zetten. Helaas, dat mag niet in Nederland. Of neem die man in cel 1: die heeft een bewaarder neergestoken. Denk je nou echt dat ik hem een schaar geef om sterretjes mee te knippen? Of die Ier op het dak: daar moet je een moordbrigade opzetten. Het experiment is klaar, over en mislukt. Dat zeggen we al tijden.” 

Enigszins verbaasd vertelt Theo een week na het incident met de kleiklomp dat ze hem niet hebben teruggezet naar ‘de nullijn’. Deze observatielijn, vermelden de huisregels, is verplicht voor nieuwkomers, in tweede instantie bedoeld voor lastpakken, en moet groepsgeschikt gedrag uitlokken. Twee weken geïsoleerd in een cel met alleen een paar kledingstukken. Activiteiten als arbeid en recreatie spelen zich af in strikte afzondering, en ook het luchten gebeurt alleen in de leeuwenkooi op het dak. Zo streng kennen ze het nergens in Nederland. 
Ondanks de onverwacht milde straf zit Theo nog steeds vol agressie. Zijn niet mis te verstane dreigementen maken hem minstens zo weerzinwekkend als Alex tijdens zijn avondjes ultra violence in Stanley Kubrick’s A Clockwork Orange. Theo: „Het liefst zou ik mijn stront opsparen en de bewaarders ermee bekogelen, net als mijn buurman vorige week. Iedere morgen denk ik: de eerste die hier komt trek ik zijn kop eraf. Maar ik houd me in en blijf sweety. Zeg: ja bewaardertje, nee bewaardertje. Breken willen ze je hier. Zie je hem daar?” Met een gelukzalige glimlach en de blik op oneindig komt een medebewoner voorbij stiefelen. „Mijn overbuurman. Hij was vief toen hij binnenkwam. Nu hebben ze hem op de medicijnen gezet en weet-ie godverdomme niet eens meer dat hij in zijn eigen lichaam woont.

„Toen ik in april kwam zeiden ze me dat ik hooguit zes maanden op 4a zou blijven. En wat dacht je? Ik zit al acht maanden in de Demerhel, de strengste bajes van Nederland. Omdat ze me groeps-geschikt willen maken.” Hij glimlacht en wijst op zijn Lotto-schoenen en zijn zwart-blauw trainingspak, merk Fila. „Samen meer dan een rug waard. Gekregen van vrienden. Van hem daar. Karel, net terug van de telefoon.” 

Huizen van Bewaring, gevangenissen en ebi’s: de meeste heeft hij van binnen gezien, maar in Demerhel doen ze alles wat God verboden heeft. Karel — klein, gedrongen, dwingende ogen — zit vol opgekropte haat. In de wet staat minimaal zes uur de cel uit, recreëren in de groep, doceert hij. „Dat doe je hier maar met een of twee anderen, in de ebi’s met vier. Zogenaamd krijg je hier zes uur. Dat is lariekoek: je mag blij zijn als je er vijf haalt. Vraag je ernaar, dan zeggen ze: had je je maar beter moeten gedragen. Om dezelfde reden moet ik het zonder eierkoker en zonder schaakcomputer doen. Ze spelen hier psychiatertje. De bewaarders zijn vuile leugenaars, maar intussen staan ze zelf wel de hele dag in dat fitnesshok te sporten. Zestien bezwaarschriften heb ik ingediend bij de Commissie van Beklag. Ik pik het niet meer.” 

In theorie hadden ze Theo op de nullijn moeten zetten toen hij met die klei had gegooid, vertelt bewaarder Hans een uur later. Maar het is moeilijk werken als niemand er meer oprecht in gelooft, personeel niet, gedetineerden niet en ook justitie niet. Hans is gefrustreerd. „Justitie plaatst hier berekenende, vluchtgevaarlijke figuren die wij niet kunnen behandelen. Met die verkeerde verwachtingen is het team vastgelopen. Bovendien hebben de meesten van ons er geen cursus voor gehad. Er zitten collega’s ziek thuis. Verreweg de meesten zijn aan het solliciteren. We draaien met bijna de helft invallers van andere paviljoens.”

Katterig zit hij met drie collega-bewaarders op de centrale post op de a-vloer. Op een groot bedieningpaneel beginnen drie lampjes te flikkeren. Cel 3 wil met zijn advocaat bellen. Cel 16 heeft blonde haren in zijn bord boerenkool gevonden. En bij de isoleer op het dak is een extra PIW’er nodig: de vluchtgevaarlijke, agressieve Ier moet eten. Dat is niet zonder risico: de eerste bewaarder die bij hem in de buurt komt draait ie zijn nek om, had hij bij binnenkomst gedreigd. ‘Het beest’, noemen ze hem. Vijf getrainde PIW’ers houden de wacht bij zijn cel. Hans: „Het was een overspannen idee te denken dat deze gasten tot beter gedrag te brengen zouden zijn. Ze zijn levensgevaarlijk. Pappen en nathouden. Meer is het niet.” 

De klad zit er op paviljoen 4a behoorlijk in. Het idee van behandelen blijkt naïef: de meeste gedetineerden zijn agressief en vluchtgevaarlijk, laten zich niet paaien, ze willen gewoon niet deugen. De bewaarders zijn blij gemaakt met een dooie mus: hun verwachtingen zijn overspannen en een goede opleiding ontbreekt. En daar bovenop stuit justitie op onverkwikkelijke problemen met de doorstroom. Andere inrichtingen blijken zelden genegen bewoners van paviljoen 4a op te nemen. Zo kon één bewoner zelfs rechtstreeks de vrije wijde wereld intrekken. De ene dag was hij nog gevaarlijk en onberekenbaar, de volgende dag kon hij gaan, omdat zijn straf erop zat! 

Maar het bestaansrecht dreigt 4a definitief ontnomen te worden als de op zichzelf prijzenswaardige haastklus zijn tol eist: het nul-stelsel moet op de helling want de rechten van gedetineerden worden met voeten getreden. In negen van zijn zestien beklagzaken heeft Karel gelijk gekregen. Ze hadden hem zijn schaakcomputer en zijn kookstelletje nooit bij wijze van straf mogen afnemen. En ook hadden ze hem nooit vanuit opvoedkundige overwegingen mogen isoleren. Het regime brengt rechten ten onrechte terug tot gunsten, luidde het oordeel van de onafhankelijke Commissie van Toezicht na een reeks van beklagzaken. Gedetineerden zijn overgeleverd aan de grillen van het personeel. 

Begin januari meldt directeur Joop Elbers tijdens het ochtendrapport dat de Verschrikkelijke Ier is overgeplaatst naar paviljoen J in Maastricht. Ook Theo en Karel zijn vertrokken. Theo is vanwege goed gedrag overgeplaatst naar het HVB de Weg en Karel is overgeplaatst naar de ebi-afdeling van de Geerhorst in Sittard. Omdat hij vluchtplannen had. Little did they know

“En Joop, een beetje opgelucht?” vraagt de teamleider van paviljoen 2 belangstellend. De directeur trekt een gezicht. “Heb je gezien wie we ervoor in de plaats hebben gekregen? De een heeft een bewaarder gegijzeld, de ander een politieagent neergeschoten. Ach, zolang we met zijn allen de boel in de gaten houden”, orakelt hij, “komt het wel goed.” Het is hèt antwoord van een man tussen twee vuren: justitie aan de ene, personeel aan de andere kant.

Na afloop van de briefing vertelt Elbers nog altijd hoop te hebben op redding van het regime van 4a. Bij de Centrale Raad voor Strafrechttoepassing (CRS) ligt zijn beroepschrift tegen de uitspraak van de Commissie van Beklag. Maar de directeur beseft donders goed dat het niet makkelijk is in Nederland aan verworvenheden van gedetineerden — een verdienste van de invloedrijke Utrechtse criminologen — te knabbelen. ‘Ik ben er nog steeds van overtuigd dat als we werkelijk iets willen doen, we af moeten van de juridische opvatting: als we hem opsluiten is er recht gedaan. Tuurlijk, veiligheid voorop: naar buiten kan hij niet. Maar er is meer. Hoe zit het met hemzelf: wordt hij niet veel rancuneuzer? Je moet een alternatief bieden en kijken wat hem verder helpt. Het is detentie op maat. Justitie zou meer met Volksgezondheid moeten gaan samenwerken en tegelijkertijd het personeel vrijheden moeten geven om rechten van gedetineerden in te dammen. Behandelen. Op paviljoen 1 doen we dat al zes jaar: daar kicken verslaafde gedetineerden succesvol af onder begeleiding van deskundige bewaarders.” 

Elbers zucht. Karels naam valt: eigenlijk hoorde hij niet thuis op 4a — hij was vooral vluchtgevaarlijk, niet zozeer agressief — maar het kon niet anders: alle ebi’s waren bevolkt met maten van hem. „Hij was een koning in het manipuleren; hij heeft andere bewoners van 4a in een angstsituatie gebracht, bij een medebewoner een afrekening besteld en afspraken gemaakt over een ontsnapping. Die man zat hier verkeerd, maar dreigt wel de nagel aan onze doodskist te worden. Gelukkig begint het team weer gemotiveerd te raken. Een speciaal aangetrokken psycholoog werkt aan de teambildung. De telefoon gaat. Paviljoen 2. Of de directeur kan langskomen om de man te bestraffen, die zich met een flesje mondwater uit het winkeltje bezat heeft. Elbers grinnikt: „Godzijdank bestaan er ook nog boeven.” 

Enkele weken later. Morgen, 1 april, draait 4a een jaar. Of liever, zouden ze een jaar hebben gedraaid. Want Elbers heeft zijn zaak bij de Centrale Raad voor de Strafrechttoepassing verloren. Dus moeten ze op paviljoen 4 het conditioneringsstelsel verlaten, vertelt Elbers. Mislukt wil hij het experiment nog niet noemen. Het wachten is op de nieuwe beginselenwet gelegd waarin de rechten van gedetineerden aan banden worden gelegd en die de staatssecretaris binnenkort naar de Kamer zal sturen. “Tot die tijd is het schipperen: daarna kunnen we ermee doorgaan.” En gedesillusioneerd: „Bij Theo heeft het gewerkt, maar eerlijk gezegd zie ik het voor heel veel anderen niet zo zitten. De gevangenispopulatie is het laatste half jaar zo veranderd dat heel weinigen in het systeem passen. Op 4a wil maar een enkeling in een groep. De meesten willen niet, die zijn bang voor elkaar. We zijn een eindstation geworden. Een vuilnisbak waar de agressiefste, vluchtgevaarlijkste criminelen zit-ten. De nadruk ligt niet op de bejegening zoals wij met het nulstelsel wilden. Veiligheid staat voorop. Het departement plaatst. Willen zij het anders, dan gebeurt dat. Zo simpel is dat.” 

In de vissekom op paviljoen 4 zitten de bewaarders er afgedraaid bij. Vorige week hebben ze gehoord dat ze het oorspronkelijke regime moeten laten schieten. Desondanks is werken lijden gebleven, zegt bewaarder Geert. „Ik hoop zo snel mogelijk te worden overgeplaatst naar een ander paviljoen in de toren. Daar gaan ze tenminste relaxed met de deti’s om. Hier zijn we puur aan het afreageren. Onze idealen liggen in de goot. We zijn genept met een vuilnisbak vol schorem. En het gevolg is dat de crimi’s op 4 zijn overgeleverd aan dat stelletje macho’s. Het is een neergaande spiraal.”

Op de radio bericht de nieuwslezer over een gijzeling in het Rotterdamse Huis van Bewaring. Jan — zijn sportkleren nog aan na ‘effe een verzetje’ in de fitnessruimte — trekt zijn wenkbrauwen op. “Doet me niets”, mompelt hij. De anderen doet ‘t ook niks zeggen ze. „Eén ding”, grinnikt Hans, „ze sturen al dat tuig wel hierheen als ze gepakt worden.” Bob verkneukelt zich: „Dan gaat keihard de beuk erin. Afknijpen zullen we ze.”

Vier dagen later ontsnapt Karel als een van de Zes uit Sittard. Wat zullen ze zich in de Demersluis op hem verheugen. Karel, de nagel aan de doodskist van 4a.