Spring naar de content

Bloedverwanten: Max Moszkowicz sr. en Max Moszkowicz jr.

Mr Max Moszkowicz senior (1926) is een van de bekendste strafpleiters van ons land. Hij heeft een wekelijkse column in de De Telegraaf en de NOS brengt onder de titel ‘Recht voor z’n Raab’ momenteel een serie gefilmde reconstructies van enkele van zijn gepubliceerde verhalen over door hem behandelde zaken op het scherm. Mr Max Moszkowicz junior (1955) is de derde van zijn vier zonen. Hij studeerde af in 1979 en is nu partner in de door zijn vader opgerichte maatschap Moszkowicz, Moszkowicz, Moszkowicz er Moszkowicz te Maastricht. Mr Max junior staat aan het hoofd van de civiele sectie van de maatschap — naast strafzaken en administratief recht het grootste gedeelte van de praktijk. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Annejet van der Zijl

Max Moszkowicz junior: „Zolang als ik me kan herinneren heeft het portret van mijn grootvader bij ons op een prominente plaats gehangen. Tijdens mijn gymnasiumtijd ben ik stukje bij beetje gaan beseffen wat hij, mijn vader en de rest van het gezin in de oorlog hebben meegemaakt. Vader vertelde wel eens iets — al weet ik lang niet alles — en met de geschiedenislessen op school en zelfstudie vulde ik dat aan. Je weet niet hoe zoiets je beïnvloedt. Misschien was ik, als ik geen tweede generatie was geweest, wat vrijmoediger, wat minder introvert geweest. Wellicht ben ik er meer, zelfs te veel door gaan nadenken. 

„Op school was ik vrij eenzaam. Een eenling, iemand die zich terugtrok. In het begin van de jaren zeventig was het in om rebels te zijn. En ik rookte niet, ik reed niet op een brommer, ik had een ander soort kleren aan, ik ging niet naar feestjes. Wat dat betreft ben ik net als vader — die zal je ook nooit op een borrel zien. Ik vind dat soort dingen altijd zo oppervlakkig, zo nietszeggend. 

„Tegen die kinderen in mijn klas, die zo tegen hun ouders in opstand kwamen, keek ik wat vreemd aan. Als ik al eens een meningsverschil over die dagelijkse dingen met mijn vader had, dan dacht ik altijd: moet ik daar nou ruzie over maken, hij heeft zoveel geleden. Ik voelde het leed van de familie tot in mijn tenen. Ik dacht, ik voelde bij alles wat hij deed wat hij had doorgemaakt. En misschien hield ik daardoor alleen nog maar méér van hem. 

„Als ik aan vroeger denk, dan denk ik vooral aan studeren en hard werken. Vader zei altijd: een diploma, kennis, kunnen ze je nooit afpakken. Het enige wat ik daarnaast deed was sport; handbal, voetbal, volleybal. En hardlopen — op school begrepen ze maar niet dat het kleinste mannetje het hardst kon rennen. Ook gedurende mijn studie heb ik me nauwelijks met het studentenleven bemoeid. Het leidde er wel toe dat ik binnen vier jaar mijn studie voltooide. 

“Toen ik jong was, was vader van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat aan het werk. Hij moest zijn praktijk opbouwen. Ons gezin was echter heel hecht en mijn oudste broer David was echt mijn grote broer, in de ware zin van het woord. Ik werd een keer uitgescholden voor ‘vuile jood’ en toen toen met David naar het huis van die jongen gegaan. Toen heb ik hem, met David achter mij, een flinke douw gegeven. 

„Er bestond nogal wat weerstand tegen mijn vader. Ik zeg niet dat het antisemitisme was, maar het had wellicht iets te maken met het joods-zijn. Dat heeft mij en mijn broers behoorlijk dwarsgezeten. We hebben daar ieder op onze eigen wijze op gereageerd. Voor mij was het een drijfveer om, toen de studie medicijnen niet zo beviel, rechten te gaan studeren. Ik wilde met hem werken, me naast hem kunnen opstellen tegen de mensen die hem het succes niet gunden. 

„Het samenwerken had als prettige bijkomstigheid dat ik meer contact met hem kreeg. Natuurlijk is mijn vader dominant, maar ik heb me er nooit benauwd onder gevoeld. Hij heeft een bepaald gezag over zich dat meebrengt dat hij geen regeltjes op hoeft te leggen. Hij dwingt op een natuurlijke manier enorm veel respect af. Vroeger hoefde hij maar naar je te kijken of je deed al wat hij zei. 

„Het belangrijkste wat hij ons leerde was relativeren. Wat ook met het verleden te maken heeft. In de schaduw van de Holocaust: wat is dan nog belangrijk? Dat wil niet zeggen dat we niet van mening verschillen. Zo gaat mijn vader nog steeds uit van het goede in de mens, terwijl mijn jongste broer Bram en ik daar helemaal niet van overtuigd zijn. Integendeel. 

„De manier waarop mijn vader vanuit de religie probeert te verklaren wat hem overkomen is, daar ga ik bijna van koken. Ik ben bewust jood, maar dat soort redeneringen doen mij de religie méér dan relativeren. Aan de andere kant: als iemand die zoveel heeft meegemaakt, dat zo kan verwerken, in zoverre dat natuurlijk mogelijk is, dan moet je daar misschien maar blij om zijn. 

„Bram en David zijn niet alleen mijn broers maar ook mijn beste vrienden. We spreken elkaar dagelijks. Er is geen onderlinge competitie, want we zijn ons er natuurlijk van bewust dat we maar een heel klein familietje hebben en op elkaar zijn aangewezen. Een succes voor de een, of het nu Bram, David of mijn vader is, is ook een succes voor mij. En omgekeerd. Als het maar voor een Moszkowicz is.” 

Max Moszkowicz senior: „Max junior lijkt van al mijn zonen het meest op mijn eigen vader, zowel qua uiterlijk als karakter. Mijn vader is in 1944 in een bijkamp van Auschwitz vermoord. 

„Ik ben geboren in Essen. Ik herinner me dat ik als jochie van vijf met mijn moeder over straat liep en we met stenen bekogeld werden. Een jaar later kon ons gezin dankzij een door Koningin Wilhelmina geïnitieerd vluchtelingencomité naar Nederland en kwamen we in Limburg terecht. Het was hier veel beter. Ik kan me maar één geval herinneren waarin een NSB-jongen, iemand die tijdens de oorlog een echte landverrader is geworden, mijn zusje Helga een ‘jodenmeid’ noemde. Ik heb hem toen — ik was 13 jaar — met één klap gevloerd. De herinnering daaraan doet me nog steeds goed. 

„Mijn vader was een ouderwetse koopman; hij had verschillende zaken en een groothandel in bont. Hij was een uitzonderlijk goed en een wijs man. Als joodse kooplieden onderling onenigheid hadden, dan trad mijn vader als arbiter op. Met de waarden die hij mij bijbracht, heb ik ook mijn zonen opgevoed. 

„In het kamp, waar ons hele gezin in 1942 naartoe gedeporteerd werd, heb ik hem goed leren kennen. Iemand die in Auschwitz gezeten heeft wéét wat honger is — ik heb mensen lijken zien eten, ik heb zelf gras gegeten. En toch slaagde mijn vader er altijd in mij wat eten toe te stoppen. Ik verzeker u — in dergelijke omstandigheden is het bijna bovenmenselijk om dat te doen.

„Na de oorlog ben ik als enige van het gezin teruggekeerd. Ik was negentien. Ik heb toen in één jaar vier jaar gymnasium gedaan en ben daarnaast in zaken gegaan. Negen jaar later ben ik gaan studeren. Eerst medicijnen — u kent toch dat mopje: over joodse ouders die zich afvragen of hun zoon arts of advocaat wordt. Maar ik kon niet zo goed tegen al die ledematen en ben toen overgestapt op rechten, met in het achterhoofd dat ik voor Vluchtelingenwerk zou gaan werken. Aangezien ik de nodige contacten in de zakenwereld had, kreeg ik al tijdens mijn studie de ene cliënt na de andere en zo ben ik min of meer mijn eigen advocatenkantoor ingerold. 

„Na mijn doctoraal recht bouwde ik een kantoor op. En toen ik zag dat mijn oudste zoon een man aan het worden was, was ik verbaasd dat het zo snel gegaan was. Vanaf dat moment probeerde ik wel meer tijd met mijn zonen door te brengen. Godzijdank is het nooit nodig geweest ze met harde hand op te voeden — als ik naar ze keek, deden ze al wat ik wilde. 

„Ik heb Max gestimuleerd om medicijnen te studeren, maar hij kon niet tegen bloed. Dat heeft hij van zijn grootvader — die viel prompt flauw toen ik besneden werd. Toen is Max net als zijn twee oudere broers en later ook zijn jongere broer rechten gaan studeren en bij mij in de praktijk gekomen. We lijken erg op elkaar, met dit verschil dat ik wat vriendelijker overkom, maar dat kan wel eens misleidend zijn. Max is feller, directer dan ik. Hij kan heel cynisch uit de hoek komen. 

„Voor mij is religie veel belangrijker dan voor mijn zonen. In de Talmud vind je alle antwoorden. Ja, ook wat de oorlog betreft. Natuurlijk vraag je je af: hoe heeft God Auschwitz kunnen toelaten? Met hulp van mijn leermeester Ray Friedrichs uit Antwerpen, heb ik daar een antwoord op gevonden. Ten eerste moet je er God niet op aankijken. Hij heeft mensen een vrije wil gegeven, daar moet Hij ook mee leven. En ten tweede moeten we niet denken dat we alles kunnen begrijpen en verklaren. Wij weten dat kleine kinderen levend in de crematoria werden verbrand; het gas steeg omhoog. Ik bedoel, mijn broertje was twee toen hem dat gebeurde. Maar wij weten alleen hoe hij vermoord werd. We weten niet of daar iets achter ligt, welke betekenis daaraan misschien ten grondslag ligt. 

„Als ik de relatie met mijn zonen moet omschrijven, dan zeg ik: een eenheid. We zijn één, een front. Zowel in het werk, ik heb ze immers zelf opgeleid, als in de familie. Dat we van mening verschillen over bepaalde zaken — Bram bijvoorbeeld is vóór de doodstraf als het om oorlogsmisdadigers gaat, ik ben een fel tegenstander — doet niets af aan die eenheid. 

„Voor mij is het essentieel dat we op een gelijkwaardige manier met elkaar omgaan. We zijn als broers. Ik heb immens respect voor hen, ook op juridisch terrein. Af en toe kan ik nu zelfs van mijn zonen leren. Tegenwoordig bellen er wel eens cliënten en als er dan gevraagd wordt wie ze willen hebben, dan antwoorden ze: maakt niet uit, als het maar een Moszkowicz is. En dáár ben ik trots op.”