Spring naar de content

De psychiater op de divan

De een zocht een liefhebbende vader en vond een afwijzende meester; de ander zocht een uitverkoren zoon en vond een idolate dochter. De onthullende briefwisseling tussen Sigmund Freud en zijn leerling Sándor Ferenczi.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tonja Kivits

“Zeer geachte professor. Ik ben u zeer dankbaar dat u zich bereid hebt verklaard mij, die u niet kent, te willen ontvangen. Niet alleen omdat ik u zo graag persoonlijk wil ontmoeten, geachte professor, daar uw onderricht me al meer dan een jaar onafgebroken bezighoudt, maar ook omdat ik van deze ontmoeting verwacht dat ze nuttig en leerzaam zal zijn.” 

Deze woorden, die Sándor Ferenczi (1873-1933) op 18 januari 1908 schreef aan Sigmund Freud (1856-1939), de grondlegger van de psychoanalyse, luidden het begin in van een vriendschap die zo’n 25 jaar zou bestrijken en waarin de heren elkaar meer dan twaalfhonderd brieven zouden sturen. Ferenczi in de rol van de uitverkoren zoon, Freud in die van de aanbeden maar onbereikbare meester. 

Als Freud en Ferenczi elkaar voor het eerst ontmoeten, is Freud 52. Zijn naam is gevestigd en hij wordt omringd door discipelen. Karl Abraham (1877-1925) uit Berlijn, Ernest Jones (1879-1958) waagt de oversteek vanuit Engeland, Carl Gustav Jung (1875-1961) voegt zich bij Freud vanuit Zürich. De mannen treffen elkaar ‘s woensdagsavonds in Freuds woning aan de Berggasse 19 in Wenen, voor een verhit en geanimeerd debat over theoretische en klinische psychoanalytische problemen. Naast de discussie over de hysterie, de neurosen en de psychosen van hun patiënten, gaan ze ook hun eigen probleempjes niet uit de weg: hun relatie met echtgenote of vriendin, hun financiële beslommeringen, de zorgen om kinderen en kleinkinderen, hun dagelijkse wissewasjes. 

Het zijn ook de jaren waarin Alfred Adler (1870-1937) en Wilhelm Stekel (1868-1940) — Carl Jung zou later volgen —zich ten slotte van Freud afwenden. Adler en Stekel zijn de mannen van het eerste uur, maar ze knagen te veel aan het gezag van de maestro. Tja, zo schrijft Freud Ferenczi op 12 maart 1911, „ik geef toe dat ik die twee liever kwijt dan rijk ben. Maar omdat ik diep in mijn hart niet echt gemeen ben, blijf ik maar met hen doorgaan, dat wil zeggen zolang ze zich gedwee gedragen.” 

De breuk met Jung volgt in 1912. Maar Ferenczi beschaamt de meester niet; hij blijft Freud trouw tot aan zijn dood in 1933, zonder echter iets van zijn oorspronkelijke identiteit prijs te geven. Een man met een niet te stillen weetgierigheid —een ‘onrustige geest’, zoals hij zelf schrijft — die Kant, Schopenhauer en Bergsop naar believen citeert, zich overgeeft aan occultisme en hypnose, voor wie geen gedachtenspinsel te gek is, die soms geniaal 15 en soms volkomen absurd, rijk aan verbeelding, hartstochtelijk, sociaal en die door vriend en vijand wordt geroemd om zijn talenten als een gedreven en uitzonderlijk begaafd therapeut.

Sándor Ferenczi, zoon van Pools-joodse immigranten in Hongarije, wordt in 1873 als achtste van twaalf kinderen geboren. Zijn vader, die sterft als Sándor vijftien is, is boekhandelaar en fervent aanhanger van de revolutie van 1848. Clandestien geeft hij verboden revolutionaire lectuur uit. Ferenczi groeit op in een gezin dat in het teken staat van boeken en waar het passief en actief met muziek bezig zijn een wezenlijk onderdeel van de opvoeding vormt. Hij interesseert zich voor hypnose en gaat medicijnen studeren in Wenen. 

In 1897 vestigt hij zich in Boedapest, dat in het fin de siècle samen met Wenen en Praag een van de voornaamste culturele centra van Europa is. Hij vestigt zich er als arts onder de prostituées en tussen de armen en daklozen, voordat hij een eigen praktijk begint en psychiater-deskundige voor de rechtbank wordt. 

In tegenstelling tot Freud, die zijn woning nauwelijks verlaat — behalve dan voor het gebruikelijke wandelingetje tussen twee en drie uur ‘s middags voor het inslaan van sigaren, de aanschaf van een nieuw boek of overleg met zijn uitgever —is Ferenczi veelvuldig in cafés en salons te vinden te midden van wetenschappers, filosofen, auteurs en musici zoals Georg Lukács, Endre Ady, Béla Bartók en Zoltán Kodály. Hij richt een eigen tijdschrift op, spant zich in voor de verdrukten en veroordeelt de vervolging van homoseksuelen scherp. 

Freud is zeer gecharmeerd van de jonge, sprankelende denker die geen blad voor de mond neemt. Ferenczi is vaak te gast in de Berggasse, waar hij met open armen wordt ontvangen. Hij levert heel wat materiaal, ideeën en concepten die Freud verweeft in zijn eigen oeuvre. Ze brengen samen de vakantie door en ondernemen, in gezelschap van Jung, in 1910 hun eerste reis naar Amerika, waar ze op uitnodiging van de psycholoog Stanley Hall (1846-1924) een aantal lezingen houden op de Clark-universiteit in Boston. 

Een belangrijk deel van de correspondentie uit de beginjaren staat in het teken van hun wederzijdse nieuwe ontdekkingen op theoretisch en klinisch gebied. En hoewel de beide heren elkaar meteen vanaf het begin hartstochtelijk, vriendschappelijk en openhartig toespreken, blijft de aanhef officieel. Pas na hun Amerikaanse reis wordt Ferenczi Mein Lieber Freund, Freud daarentegen blijft Mein Lieber Professor. 

Nadat Jung zijn plaats als ‘troonopvolger’ vacant heeft gesteld, vestigt Freud alle hoop op Ferenczi. Ook als ideale schoonzoon zou hij volgens Freud niet misstaan. Teleurgesteld verzucht hij na het huwelijk van zijn oudste dochter Mathilde met Robert Hollitscher, dat hij had gehoopt dat zij met Ferenczi zou trouwen. Helaas —die heeft heel andere besognes aan zijn hoofd.

Op 14 juli 1911 kondigt Ferenczi Freud aan, nadat hij kond heeft gedaan van de ziekte van zijn broer, wat geroddel over Adler, zijn terugkerende depressie en de hartelijke groeten van ‘mevrouw G’. (Gizella), dat hij de dochter van mevrouw G., Elma, in analyse heeft genomen. Een onschuldige mededeling, ware het niet dat hier een histoire passionelle achter zit. 

Gizella Altschul (1865-1948) is getrouwd met Géza Pálos, wier oudste dochter, Magda, op haar beurt is getrouwd met de jongste broer van Ferenczi, Lajos. Al sinds 1904 is de acht jaar jongere Ferenczi de geliefde van Gizella, de schoonmoeder dus van zijn jongste broer; een verhouding die wordt getolereerd door haar echtgenoot, die van een scheiding niet wil weten. De zaken nemen een verrassende wending als Gizella (Elma volgt later) bij Ferenczi in analyse gaat. 

Ferenczi maakt voor het eerst daarvan gewag op 22 juli 1909, wanneer hij Freud trots laat weten: „Ik ben niet zo alleen als u wel denkt. Ook ik breng, door een gelukkig toeval, de zomermaanden heel vaak door in aangenaam gezelschap.” Enkele maanden later duidt hij Gizella Pálos aan als ‘Isolde’, de naam die ze in zijn dromen heeft. Hij raakt over haar maar niet uitgepraat: „Ik vind te veel in haar: maîtresse, vriendin, moeder, en wetenschappelijk gezien, de leerlinge, dat wil zeggen het kind, maar daarbij zo intelligent en zo enthousiast.” 

Eind november van dat jaar kan Freud Gizella in levenden lijve aanschouwen, als hij Ferenczi in Boedapest bezoekt, en ook hij is meteen onder de indruk van haar charme, zo laat hij Jung (2 december 1909) weten. 

Om de zaken nog ingewikkelder te maken, vleit dus ook Gizella’s dochter Elma, die lijdt aan depressiviteit, zich op Ferenc-zi’s divan neer. Freud probeert Ferenczi nog enigszins te waarschuwen — „Ik vrees weliswaar dat dit slechts tot op zekere hoogte mogelijk zal zijn en dan helemaal niet meer” — maar tevergeefs. 

Wanneer Elma overmand wordt door verdriet nadat een vriend, voor wie ze zich volgens Ferenczi ‘neurotisch interesseerde’ en die ‘in feite de enige [was] die iets in zijn mars had’ (18 oktober 1911), zichzelf omwille van haar een kogel door zijn hoofd heeft geschoten, raken de zaken in een stroomversnelling. Elma wordt in plaats van de patiënte de maitresse van haar moeders vriend. „Ik heb mezelf niet meer in de hand,” jammert Ferenczi tegen Freud (3 december 1911). Hij is mevrouw G. niet meer trouw en droomt van een huwelijk met Elma. Hij wil immers zo graag een gezin stichten en Gizella is al zo oud. 

Freuds brief aan de aan de kant geschoven Gizella (17 december 1911) is ontroerend. „Onze vriend bezorgt me veel verdriet,” zo opent hij vaderlijk, waarna hij probeert Gizella op haar gemak te stellen. „Toen ik een paar jaar geleden, voor de eerste keer, hoorde hoe hij in een verhouding met u verstrikt was geraakt, trok ik een zuur gezicht en gaf hem duidelijk te verstaan dat ik hem iets anders toewenste. Maar toen ik u daarna ontmoette, moest ik u meteen wel hoogachten. Sindsdien heb ik nooit meer één woord noch één gebaar geuit waardoor zijn affectie voor u zou kunnen verflauwen.” Dat Ferenczi de moeder inruilt voor haar dochter omdat zij te oud is, is Freud overigens in het verkeerde keelgat geschoten. Toch probeert hij Gizella op te beuren. „Ik begrijp de tragedie van het ouder worden, want die ervaar ik zelf ook. De liefde is slechts weggelegd voor de jeugd en wij moeten ervan afzien. Als vrouw moet men bereid zijn te aanvaarden dat de opofferingen beloond worden door ondankbaarheid.” 

Bovendien kan in Freuds ogen de dochter bij lange na niet in de schaduw staan van haar moeder. Was het jonge meisje nu maar stiekem op de jeugdige vriend van haar moeder verliefd geworden, dan was, volgens Freud, het leed nog wel te overzien geweest. Het zou een mooi verhaal voor een roman zijn geweest en daarmee basta. Maar de dochter wil in feite niets anders dan, net als toen ze klein was, haar moeder verdringen. En zou ze wel kunnen leven met het idee in het achterhoofd dat haar echtgenoot de minnaar van haar moeder is geweest? Freud vreest van niet. 

Maar Ferenczi is door het dolle heen. Op oudjaarsavond kondigt hij triomfantelijk aan dat hij met Elma gaat trouwen, om vervolgens op Nieuwjaarsdag, de verbouwereerde Freud mee te delen dat het sprookje uit is. Ineens zijn zijn ogen opengegaan, schrijft hij gepassioneerd, toen Géza Pálos, Elma’s vader, bij de aankondiging dat Ferenczi ten slotte niet zijn vrouw maar zijn dochter had uitverkoren, Elma zwakjes had gewezen op haar wispelturigheid. Had ze immers niet zomaar enkele jaren geleden haar verloving uitgemaakt? Elma had in tranen bekend dat ze geremd is, niet goed raad weet met haar gevoelens en bang is voor haar begeerte. 

Nee, zo weet Ferenczi nu heel zeker, Elma is geen goede echtgenote voor hem, ze is een patiënte. Of Freud haar niet in analyse zou willen nemen…? Freud probeert zich ervan af te maken, maar Ferenczi dringt aan en krijgt zijn zin. 

Ferenczi levert zich vervolgens over aan een minutieus zelfonderzoek, geholpen door Freud, wie de vaderlijke en sussende rol op het lijf is geschreven. Het zijn de mooiste brieven in deze correspondentie, niet in het minst door hun voyeuristisch karakter. Zonder scrupules en gêne brengt Freud Ferenczi op de hoogte van wat Elma hem stilletjes toevertrouwt op de divan. Ferenczi verslindt Freuds brieven: „Ik wil absoluut alles over haar weten,” roept hij uit. Op zijn beurt aarzelt hij niet Freud kopieën van vertrouwelijke brieven van Elma te sturen. En ook Gizella wordt door beide heren nauwgezet op de hoogte gebracht en op haar wenken van de nodige informatie voorzien. 

Uiteindelijk loopt de zaak met een sisser af. Na ‘een brokje analyse’ van nieuwjaar tot Pasen bij Freud, wordt Elma opnieuw patiënte van Ferenczi. Vervolgens trouwt ze met een Amerikaan, Lauvrik geheten. Het huwelijk houdt niet lang stand. Ferenczi hervindt zijn Gizella; ze blijven elkaar trouw tot zijn dood.

Ondanks de ‘gelukkige afloop’ laat de affaire diepe sporen na in de relatie tussen meester en leerling. Ferenczi, depressief en hypochondrisch, klaagt dat Freud hem heeft belet met zijn Elma te trouwen. hebt Elma geanalyseerd en ik heb niet met haar kunnen trouwen,” schrijft hij op 12 mei 1913. Vervolgens reist hij af naar Wenen om zich eveneens persoonlijk op Freuds beroemde divan neer te vleien. 

Nooit zal aan de rolverdeling tussen Freud, veilig in zijn positie van almachtige, haast ‘bovenaardse’ leermeester, en Ferenczi, de kwetsbare, afhankelijke, begerige en zoekende leerling, worden getornd. Het zal uiteindelijk Ferenczi’s ondergang bespoedigen. „Ik heb begrepen,” schrijft hij op 2 oktober 1932, enkele maanden voor zijn dood, in zijn dagboek, „dat ik niet alleen niet kan rekenen op de bescherming van een ‘superieure macht’ maar in tegendeel dat ik, zodra ik mijn eigen weg — en niet die van hem — opga, vertrapt word door deze onverschillige macht.” 

Freud zelf schijnt een minder wijze les uit de affaire te hebben getrokken. In de jaren twintig ziet hij niet veel bezwaar in het analyseren van zijn eigen dochter Anna. Het is alom bekend hoe ze verstarde in haar ziekelijke verering voor haar vader. 

In 1939 emigreert Michael Balint (1896-1970), leerling en vurig bewonderaar van Ferenczi, naar Engeland. In zijn koffer bevinden zich Ferenczi’s dagboek en alle brieven die Freud Ferenczi heeft geschreven. Gizella verzoekt Anna Freud vriendelijk, doch heel dringend, Balint de brieven die haar man aan Freud schreef, te geven, opdat ze kunnen worden gepubliceerd. Na overleg met haar broers geeft Anna Freud haar toestemming. 

Balint kan zijn ogen en oren niet geloven. Het is hem niet onbekend hoe Anna Freud als een leeuwin waakt over haar vaders erfgoed en niets aan de openbaarheid wil prijsgeven. Maar hij juicht iets te vroeg. Anna Freud geeft de schat die ze in haar bezit heeft niet zomaar uit handen. Eerst wil ze van alle brieven kopieën maken, men weet immers maar nooit. Dan beginnen de onderhandelingen, die pas meer dan dertig jaar nadat Gizella daartoe het initiatief nam, zullen uitmonden in de uiteindelijke publikatie van de brieven. Alle hoofdrolspelers — Gizella, Elma Lauvrik, Anna Freud en Michael Balint — zijn dan al gestorven. 

Na het overlijden van haar moeder in 1949, neemt Elma haar rol in de onderhandelingen over. De jaren verstrijken. Anna Freud schrijft in alle rust de brieven over en Balint wacht geduldig af. Pas in 1966 kan hij Elma berichten: „Na ellenlange discussies en slepende onderhandelingen is het zover. Anna Freud is akkoord.” 

Maar dan doemt een ander probleem op. Balint wijst Elma op haar affaire met Ferenczi, die in de brieven onverbloemd aan de orde komt. Elma aarzelt geen moment. Voor haar prevaleert het belang van Ferenczi en de wetenschap. Balint zet zich aan het werk en stelt voor een pseudoniem te gebruiken dat ‘uw identiteit maar niet uw bestaan verbergt, waarbij ik u opvoer als een bekende van de familie en niet als de dochter van Gizella’. 

Zonder zijn droom van de uitgave van de correspondentie tussen Freud en Ferenczi te hebben gerealiseerd, sterft Michael Balint in 1970. Net voor zijn dood’ mag hij nog de publikatie van Ferenczi’s dagboek meemaken. Zijn vrouw Enid en het nichtje van zijn eerste vrouw Alice, Judith Dupont, die alle rechten van Ferenczi behartigt, nemen het voortouw over. Er wordt een internationale groep samengesteld die de brieven klaarmaakt, vertaalt, annoteert en transcribeert. De Franse uitgever Calmann-Lévy heeft nu als eerste de brieven uitgebracht; Harvard University Press volgt over enkele maanden met de Engelse vertaling. De twee volgende delen zullen met een tussenperiode van elk dertien maanden volgen. 

Het eerste deel van de correspondentie bevat 483 brieven en beslaat de jaren vanaf de eerste ontmoeting in 1908 tot 28 juni 1914, de dag waarop de Oostenrijkse troonpretendent Franz-Ferdinand en zijn echtgenote in Sarajevo werden vermoord, een gebeurtenis die zou leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. 

We maken kennis met Ferenczi als de geniale therapeut, met opvattingen die nu nog hoogst actueel aandoen. Anders dan Freud, voor wie zijn patiënten overwegend een theoretisch belang hadden, toont Ferenczi zich de meelevende en invoelende analyticus, aldoor op zoek naar nieuwe methoden om zijn patiënten uit hun lijden te verlossen. Zoals een kind getraumatiseerd wordt door de huichelachtigheid van de ouders en een geesteszieke door die van de maatschappij, zo wordt, aldus Ferenczi, de patiënt opnieuw getraumatiseerd door de hypocrisie en de rigiditeit van de therapeut. Ferenczi vindt de duur van een psychoanalytische behandeling veel te lang en zoekt naar mogelijkheden voor een ‘kortdurende therapie’. Een thema dat het nu goed doet bij onze RIAGG’s, die hun patiëntenstroom wat willen indammen en van een kortere duur van de behandeling alle heil verwachten. 

Daarnaast experimenteert hij met ‘het wederzijds analyseren’. Volgens hem bestaat er niet zoveel verschil tussen patiënt en therapeut; beiden dienen ze immers hun eigen leven zorgvuldig te doordenken en zijn ze op zoek naar een evenwichtig leven. Nu eens ligt de patiënt, dan weer de analyticus op de divan. Dankzij Ferenczi is het gemeengoed geworden dat alle analytici, alvorens hun beroep uit te oefenen, langdurig en grondig een leeranalyse moeten ondergaan. 

Hij wordt de analyticus met de reputatie dat hij zelfs van de meest hopeloze gevallen nog iets weet te maken. Het wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen. Zijn Engelse collega Ernest Jones, die afgunstig toeziet hoe Freud zijn Hongaarse vriend ‘voortrekt’, aarzelt niet Ferenczi na zijn dood neer te sabelen. Zonder blikken of blozen brengt hij het verhaal de wereld in dat Ferenczi vlak voor zijn dood krankzinnig zou zijn geworden — een fabel die hardnekkig zal blijven voortleven. 

Freud toont zich in zijn brieven zoals we hem kennen; vaderlijk, weliswaar vriendelijk maar afstandelijk. Nooit stelt hij ook maar een moment zijn eigen gedrag ter discussie. Ferenczi daarentegen levert zich met huid en haar aan Freud over. Zonder schaamte maakt hij Freud deelgenoot van zijn intiemste gevoelens en gunt hij hem een blik in zijn privé-leven. Freud schrikt soms terug voor deze overmoed. Nu eens zwijgt hij gepast om te ontsnappen aan Ferenczi’s vraag om voortdurende erkenning, dan weer geeft hij zich over aan een theoretische interpretatie of probeert hij hem af te remmen. „Hou op,” klinkt het meerdere malen, hoewel zwakjes, uit Freuds mond, „me zo op een voetstuk te plaatsen. Ook ik ben maar een gewone alledaagse ouwe man.”

Ferenczi zocht een liefhebbende en almachtige vader en vond slechts een afwijzende meester; Freud zocht wanhopig een zoon, en vond uiteindelijk zijn dochter Anna, die hem kritiekloos verafgoodde en zijn theorie verstarde. Nooit werden de vraagtekens over het nut van de psycho-analyse zo wreed blootgelegd als in deze briefwisseling.