Spring naar de content
bron: anp (foto uit 2002)

De teloorgang van het Pano-gevoel

Ooit werd ze omschreven als een lekkere meid, die niet op haar mondje gevallen was en ook nog wel iets te vertellen had. Toen viel ze in verkeerde handen en verwerd ze tot een ‘ordinaire slettebak met een belabberde reputatie’. Wat ze ook doet, men wil haar niet meer. De adverteerders laten het afweten, de lezers zoeken hun heil bij de concurrentie en nu laat de zoveelste hoofdredacteur in successie haar ook aan haar lot over.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Annejet van der Zijl

Ze waren met een stuk of tien man. Allemaal zo eind twintig, begin dertig en voor een groot deel afkomstig van een van de vele regionale kranten die in die dagen vanuit Den Haag opereerden. Daar, tijdens de eindeloze gemeenteraadsvergaderingen of na afloop van de jaarvergadering van de plaatselijke aquariumclub, hadden ze elkaar leren kennen. 

Omstreeks 1960 waren de eersten van dit clubje door de kersverse hoofdredacteur Gerard Vermeulen naar de Panorama-redactie in Haarlem gehaald. Panorama was tot op dat moment een nogal suffig plaatjesblad geweest, waarin het wekelijkse breipatroon tot de inhoudelijke hoogtepunten behoorde. Het journalistieke métier werd op wel heel creatieve wijze uitgeoefend: de dienstdoende redacteur verzon de verhalen — meestal gebaseerd op een foto plus een éénregelig telexbericht — achter de schrijfmachine geheel uit het blote hoofd. Maar Vermeulen rook de veranderingen die in de lucht zaten, liet zich inspireren door buitenlandse bladen als Life en Paris-Match en besloot dat Panorama ook zoiets moest worden. 

De Haagse kranten fungeerden als zijn kweekvijver. Elke keer als de Panorama-hoofdredacteur weer iemand nodig had, vroeg hij aan zijn redactie of ze misschien nog een goeie jongen in Den Haag kenden en zo was langzaam maar zeker de hele club overgegaan naar de ongekende mogelijkheden van Panorama. 

En ongekend waren ze. In een tijd waarin verslaggevers gewoon waren op het eigen fietsje — waar ze dan eigenhandig PERS op het achterspatbord schilderden — stad en land af te rijden, kreeg iedere nieuwe aanwinst van de Vermeulen-equipe de beschikking over een Volvo uit het wagenpark van uitgeverij Spaarnestad. En behalve een ten opzichte van de vorige betrekking haast verdubbeld salaris, kregen de verbaasde nieuwelingen ook nog een heuse Roleiflex-camera op hun buik, een grote Underwood op hun bureau en een kleine koffermachine voor thuis. En indien gewenst kon financiering voor een huis in de buurt geregeld worden. 

Het was een eer voor de Pano — zoals het blad toen al liefkozend genoemd werd — gevraagd te worden en halverwege de jaren zestig kon Vermeulen bogen op een jonge, enthousiaste en volwaardige redactie. Daar, in de piepkleine kamertjes van het toenmalige Spaarnestad-onderkomen aan het Haarlemse Wilhelminaplein, vond je mensen als Henk de Mari, Hans Hoffman, Henk Huurdeman, Hans Smulders en Hans Auer. Hoewel er geen principiële bezwaren tegen bestonden, bleken er geen dames te vinden die zich thuis voelden in het jongens-onder-mekaar-sfeertje op de burelen. 

De tijdgeest was jong en opgewekt. Taboes bestonden slechts om doorbroken, grenzen om overschreden te worden en voor de Golden Boys van de Panorama was niets te dol, onmogelijk of te ver weg. 

Henk de Mari zat samen met een fotograaf wel een week lang op het dak van een gevangenis om een van de jonge daders van de destijds zeer geruchtmakende Baarnse moordzaak te kieken. Toen de perfecte foto gemaakt was, werd een emotionele confrontatie georganiseerd tussen de moeders van respectievelijk de moordlustige puber en zijn slachtoffer. Het ging wat ver, erkent De Mari nu, maar het ging zo gemakkelijk. „De echte voet-tussen-de-deur-methode was toen helemaal nog niet nodig. Mensen waren veel argelozer — ze lieten je zo wel binnen,” herinnert hij zich. 

Ook Hans Auer greep de hem geboden ruimte grif aan om de grenzen van de journalistieke ethiek naar hartelust op te rekken. Kwam Auer op bezoek bij de familie van het smartelijk betreurde slachtoffer, dan miste er na afloop nog wel eens een foto van de schoorsteenmantel. En kwam Auer in een sportstadion, dan was dat meteen de laatste keer. Het vaderlandse sportwereldje raakte dermate overstuur van de onbarmhartige analyses die Auer week-aan-week in de Panorama liet verschijnen, dat hij al gauw nergens meer werd toegelaten. „Ze konden mijn bloed wel drinken. Maar ik had het gevoel dat ik de eerste was die sport in een groter maatschappelijk kader plaatste: kwamen de spelers dronken op het veld, dan schreef ik dat. En had een voetballer huwelijksproblemen, dan schreef ik dat ook,” zegt hij zelf. 

Toen hij persona non grata was geworden in de sportwereld, wierp Auer zich op het interviewen van bekende Nederlanders of zij die dat wilden worden. Hij had zo z’n methoden om mensen aan de praat te krijgen. „Uit het raam kijken, neuriën, en niks zeggen. Dan lopen ze als een emmer leeg. En dan hing zo’n popsterretje weer huilend aan de lijn. Het deed me niets — als je zo’n exhibitionistisch vak kiest, moet je daar de consequenties van nemen.” Ooit interviewde Auer een komiek die bekend was geworden om zijn optredens in de toen uiterst populaire Bonte Dinsdagavond Trein. Toen de man een paar dagen later teruglas wat hij had gezegd, kreeg hij — letterlijk — een doodschrik: zijn weduwe heeft nog verwoede pogingen gedaan Auer te laten vervolgen. 

Maar niet alleen qua aanpak kon de Pano-journalistiek met recht grensverleggend genoemd worden. Vermeulen stuurde zijn jongens naar alle uithoeken van de wereld. Hans Hoffman was een van de eersten in ons land die een kritisch verhaal over de Amerikaanse interventie in Vietnam schreef en zou later een naam opbouwen met zijn reportages over de Zesdaagse Oorlog. 

Onderling ontstond een plagerig soort concurrentie. kwam Herman Labruyère met tien reportages thuis uit. Amerika, dan kon je er donder op zeggen dat Hans Smulders er vanuit Brazilië twaalf opstuurde. Maar tegelijkertijd was het een onuitgesproken wet dat men elkaar in het holst van de nacht kon bellen als een stuk niet wilde lukken. 

Te midden van de naar alle hoeken van het land en de wereld uitzwermende verslaggevers, zat Gerard Vermeulen, eeuwig en altijd aanwezig op de redactie aan het Wilhelminaplein. Inspirerend, aanmoedigend en ondertussen ook niet te beroerd om de hele administratie er hoogstpersoonlijk bij te doen. Met het toen ontluikende democratiseringsstreven had hij weinig moeite („Ik ben voor democratie, zolang ze maar doen wat ik zeg”) maar hun voorkeur voor spijkerbroek en coltrui vergaf hij zijn mensen maar met moeite. Dat nam niet weg dat hij door zijn redactie op handen gedragen werd — de journalisten wisten aan wie zij hun onafhankelijkheid, hun journalistieke vrijheid en hun avontuurlijke bestaan te danken hadden. 

Kwam Auer op bezoek bij de familie van het smartelijk betreurde slachtoffer, dan miste er na afloop nog wel eens een foto van de schoorsteenmantel. 

Vermeulens grootste frustratie was het feit dat de buitenwacht — en dan met name de intellectuelere vakbroeders — weigerde zijn pogingen om Panorama tot een serieus blad om te vormen ernstig te nemen. „Het wereldje vond dat je in die tijd linksig moest zijn en als je a-politiek was, zoals wij, dan moesten ze je niet,” zegt Jan Heemskerk, die in ’68 onder luid ‘verrader’-geroep van voormalige Tijd-collega’s naar Panorama overstapte. 

Maar met hoeveel dédain ‘dat kappersblaadje’ ook bekeken werd door de linkse intelligentsia, bij het grote publiek was Panorama er niet minder populair om. Vermeulen bleek in het bezit van een feilloos Fingerspitzengefühl voor wat de massa in Nederland wilde lezen. En hoewel ze met de regelmaat van de klok met elkaar in de clinch raakten, liet de Spaarnestad-directie de hoofdredacteur uiteindelijk toch zijn gang gaan. Tenslotte zorgde Panorama, ondanks haar overdadige bestedingspatroon, voor een flinke winst. Eind jaren zestig schommelde de oplage tamelijk stabiel rond de 400.000 exemplaren. 

De ingezonden brievenrubriek ‘Hoogachtend’ groeide uit tot een spreekbuis van de gewone burger. Terwijl de inhoud in de eerste jaren nog bij elkaar verzonnen werd door de journalisten zelf, was het al snel een van de best gelezen rubrieken in het blad. Niet in het minst dankzij de snerende replieken die Vermeulen erbij verzon. Schreef iemand bijvoorbeeld een brief waarin een bepaald nummer van voor tot achter afgekraakt werd, dan luidde het antwoord: „En? Wat vond u van de nietjes?”

De van origine roomse directie veinsde zelfs het bloot niet te zien, hoewel het steeds explicieter in het blad gesmokkeld werd — eerst onder de noemer ‘antropologische fotoreportages’, later bijvoorbeeld met een naakte Phil Bloom als legpuzzel. Alleen in ’65 greep de zogeheten ‘roomse maffia’ in en liet de hele oplage van een nummer waarin Wim Klinkenberg de jeugd van de aanstaande Prins Claus op de korrel nam vernietigen. Vermeulen is tot op de dag van vandaag trots op het incident, dat als de Claus-affaire de persgeschiedenis in zou gaan. 

Minder trots was hij op een heel andere affaire: het geruchtmakende interview dat hij in 1968 aan Suzanne Piët van het Haarlems Dagblad gaf en waarin hij op nogal ongenuanceerde wijze tekeerging over negers en invaliden. Vermeulen werd voor zes weken geschorst en kwam er uiteindelijk met een excuusbrief vanaf. 

De zaak vermocht de oplagecijfers niet te drukken, maar markeerde wel de eerste scheur in het zo hechte clubje aan het Wilhelminaplein. Toen de redactie haar hoofdredacteur na de schorsing met een fles drank stond op te wachten, waren er een paar lege plekken. Zo ontbrak bijvoorbeeld Henk de Mari. Hij was zo geschokt door het interview dat hij besloot een aanbod van De Telegraaf aan te nemen. De Telegraaf probeerde altijd al mensen van de Panorama weg te kopen, maar overstappen naar dit ultra-conservatieve ochtendblad werd op de Panoramaburelen als de ergste vorm van overlopen beschouwd. Toen De Mari zijn besluit bekend maakte, vond hij later op de dag een briefje van collega Auer op zijn bureau. Er stond maar één woord op: „Fascist!!” Was het omdat de formule uitgewerkt raakte, was het de tijdgeest die de burelen binnendrong of was het simpelweg een redactie die, gewend aan haar luxe positie, niet meer tevreden was? In ieder geval — we schrijven 1970 — wilden de journalisten méér. Meer erkenning, het gevoel dat ze voor vol werden aangezien. De enige manier om dit te bereiken was een flirt aan te gaan met de toenmalige Fleet Street van Nederland, de Nieuwezijds Voorburgwal waar alle toonaangevende media hun redacties hadden. Vermeulen was tegen. De enige erkenning is het aantal lezers dat je hebt, vond hij. Maar de redactie zette door. De eerste schreden op het intellectuele pad vonden plaats in de vorm van lijvige reportages onder koppen als ‘Fusies In Nederland’ en ‘Wat Is Er Aan De Hand In Katholiek Nederland?’. Binnen luttele maanden was de oplage met 75.000 gedaald — de lezers waren zich dood geschrokken. Ijlings werd het pas betreden pad verlaten en onderwierp de redactie zich gedwee aan haar hoofdredacteur. Even snel was de oplage weer op peil en bereikte in 1974 zelfs de 420.000. 

Maar ongemerkt draaide de wind die Panorama tot dusverre zo comfortabel in de rug had gehad. Televisie ging een steeds belangrijker rol spelen; de roddelbladen, waarvoor Panorama zelf de weg had gebaand, zetten een grootscheeps offensief in en de kranten lanceerden de ene na de andere bijlage. Ondertussen raakte ook de sfeer op de burelen in de greep van de tijdgeest. Na de flower power was nu het sex, drugs & rock ‘n’ roll-tijdperk uitgebroken. Communes, homofilie, biseksualiteit — de gretige Panoramalezers kregen het in full color voorgeschoteld en de als illustratie fungerende dames trokken almaar vaker de hot pants uit. 

Hans Auer: „Je merkte het ook op de redactie. Met de meisjes van het secretariaat werd de seksuele revolutie gepraktizeerd — ik kan het weten, ik ben met een van hen getrouwd. De een na de ander ging scheiden. Twee jongens van ons gingen bijvoorbeeld in Zweden op reportage en bleven dan aan een paar Zweedse schonen hangen — zo ging dat in die tijd. En anders raakten ze wel in de greep van de Bhagwan of de commune — op een gegeven moment hadden mensen het gewoon te druk met hun eigen privéleven en bewustwording om even hard te werken als wij vroeger deden.”

De teloorgang naderde op kousevoeten: tot midden jaren zeventig floreerden de oplagecijfers. Maar ervaren verslaggevers verlieten de krant; jongeren namen hun plaatsen in. De ideeën van de nieuwe generatie vonden steeds minder aansluiting bij de spirit van de wederopbouwkinderen die Panorama in de jaren zestig hadden grootgemaakt. 

Omstreeks dezelfde tijd sloeg de toen overal in de maatschappij woekerende democratisering ook in Haarlem toe. Vermeulen was haar eerste slachtoffer. Na een infarct in ’74, zette een tweede hem in ’77 voorgoed op non-actief. Jan Heemskerk: „Dat gedoe van al die mensen die over alles inspraak wilden hebben, greep hem vreselijk aan. Ik herinner me hem tijdens vergaderingen in die tijd. Lijkbleek, met parelende zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd.” 

De autocratische Vermeulen, die altijd zo’n feilloos gevoel had gehad voor wat er leefde in de maatschappij, bleek niet in staat deze veranderingen in de tijdgeest te overleven. Hij was gewend de baas te zijn — dat pikte de nieuwe generatie niet meer. Hij was gewend mensen te belonen naar werken — met de komst van de CAO’s was hij opeens gedwongen een niets uitspokende luiaard opslag te geven omdat hij al zoveel jaar in dienst was, terwijl hij een hard werkende jonge journalist niets extra’s kon bieden. Heemskerk: „Onder Vermeulen was er een hele grote saamhorigheid geweest. Daar bleef steeds minder van over: mensen gingen zich almaar meer met intern gekonkel bezighouden.” 

Na het terugtreden van Vermeulen nam Jan Heemskerk de leiding op zich. Hans Smulders werd door de redactie, die de macht al rook, te hardhandig bevonden en nam ontslag; kroonprins Hans Auer had al eerder het besluit genomen voor zichzelf te beginnen. Wel trad John Drieskens, die sinds enige jaren bij het blad werkte en goed bevriend was met Heemskerk, steeds meer naar voren. 

In de periode ’79-’81 bereikte de democratisering ten burele haar hoogtepunt. Guus Luijters, die in ’76 bij de Panorama ging werken, denkt er met afgrijzen aan terug. 

„In amper twee jaar is de boel toen volledig kapot gemaakt. Niemand werkte meer. Iedereen controleerde elkaar en vergaderde de godganse dag. Op een gegeven moment deed het — volstrekt ongegronde — verhaal de ronde dat Heemskerk de fotografen gevraagd zou hebben de verslaggevers te controleren. Om de situatie op te lossen vroeg Heemskerk of de verslaggevers hun loyaliteit aan de fotografen wilden betuigen, maar het draaide erop uit dat we moesten stemmen of we er i berhaupt over wilden stemmen. Ten slotte lieten de verslaggevers de fotografen compleet vallen. Het was het treurigste dat ik ooit heb meegemaakt.” 

De sfeer verslechterde met de dag en dat gold ook voor de oplagecijfers. De neergang die al in de laatste jaren onder Vermeulen was ingezet, bleek door Heemskerk niet meer te stuiten, ondanks het aantrekken van freelancers als Ischa Meijer en Hugo Brandt Corstius. Na ’81, toen Heemskerk tijdens zijn vakantie op bepaald onelegante wijze door zijn vriend Drieskens was gewipt en de laatste het voor het zeggen kreeg, kelderde de oplage tot ver onder de 300.000. Pas met de komst van art director Jan van Halm veerden de cijfers weer een beetje op, als gevolg van een — in de videotheek opgedane — formule van Drieskens : veel seks, veel misdaad en veel oorlog. 

Het toen al wat verlopen blad Panorama werd bloter, harder en sensationeler dan het ooit was geweest. Te midden van de blote borsten hielden de journalistieke maatstaven geen stand en de rechter had een dagtaak aan de processen die tegen het blad gevoerd werden. De nieuwe formule werkte, maar slechts voor heel even — daarna holde de oplage weer even hard achteruit. Drieskens deed met een reorganisatieplan, waarbij hij een aantal mensen wilde ontslaan, nog pogingen om de sfeer op de inmiddels al zeer ongemotiveerde redactie op te vijzelen. Maar de directie torpedeerde het plan en in ’86 moest Drieskens plaatsmaken voor een opvolger, Ton van ‘t Veld. 

Van ‘t Veld was een echte gentleman en bovendien afkomstig van het uiterst onschuldige blad Grasduinen, maar hij bleek veel te zachtzinnig om Panorama uit de goot te trekken. De geur van goedkope seks en riooljournalistiek, daterend uit de periode-Drieskens, bleef hardnekkig om het blad heen hangen. Uiteindelijk gaf Van ‘t Veld zijn opdracht terug, met de boodschap dat er zonder een grondige reorganisatie van de redactie niets meer met het blad te beginnen zou zijn. 

De volgende redder-in-nood werd geïnstalleerd — Ton van Dijk, een voormalige Haagse Post- en Nieuwe Revu-journalist die de perfecte belichaming leek van dat oude Pano-gevoel in de jaren zestig: brutaal, beetje ordinair en toch leuk. 

In de torenflat in Schalkwijk, waar de Panorama-redactie tegenwoordig gevestigd is, trof Van Dijk een club redacteuren aan waarvan de harde kern een gemiddelde leeftijd van tegen de vijftig had. Heel vaak trof hij ze ook niet aan — redactieleden hadden weinig behoefte op een redactie te komen waar men vooral heel hard bezig was elkaar het leven zuur te maken. Kwam er een nieuwe journalist op de redactie, dan kon hij of zij erop rekenen door de diverse kampen voor elkaar gewaarschuwd te worden. Het kwam zelfs voor dat een redacteur die met een andere dan zijn eigen vrouw uit eten was gegaan, bij thuiskomst merkte dat een anoniem telefoontje vanuit Schalkwijk zijn vrouw ai op de hoogte had gebracht. Het enige wat er nog overgebleven was van het roemruchte Pano-gevoel uit de jaren zestig was de hoogte van de salarissen. 

Van Dijk kwam, zag dat het een hopeloze zaak was en vertrok. Zijn stoel is per 1 mei aanstaande geheel beschikbaar voor een nieuwe hoofdredacteur die meent Panorama een facelift en de redactie een vermageringskuur te kunnen geven. Vooralsnog is deze taak voorbehouden aan Spaarnestad-directeur Peter Middeldorp, die in ieder geval één voordeel heeft: hij kan mensen zonder overleg met de directie ontslaan en naar verluidt gaat hij van dit voorrecht gebruik maken ook. 

De oude Vermeulen ondergaat een dezer dagen zijn zoveelste hartoperatie. Hij ziet zijn oude collega’s nauwelijks meer. De meesten van hen zitten nu trouwens zelf tegen de VUT-leeftijd aan. 

Met de meisjes van het secretariaat werd de seksuele revolutie gepraktizeerd — ik kan het weten, ik ben met een van hen getrouwd

Hans Smulders is tegenwoordig verantwoordelijk voor de zaterdagbijlage van De Telegraaf; collega Henk de Mari werkt bij dezelfde krant, maar heeft nooit iets leidinggevends willen doen. Hij is nog steeds sterreporter. Hans Auer is rijk geworden met de verkoop van het door hem opgezette blad Lekker en schrijft nog steeds columns voor de Panorama. Maar eigenlijk vind hij het ploegen van het veld rond zijn huis in Zuid-Frankrijk veel belangrijker. 

Jan Heemskerk maakt nu furore als hoofdredacteur van de Nederlandse Playboy en Guus Luijters is een van zijn redacteuren. Het woord ‘democratisering’ is op hun redactie verboden en het woord ‘inspraak’ is er ook al niet erg populair. 

En Panorama zelf? Panorama is een vermoeide, door de tijdgeest geteisterde vrouw. Ze is door te veel verschillende handen gegaan om nog te kunnen zien hoe knap ze ooit was en ze wordt nu continu overtroefd door het energieke zusje Nieuwe Revu. De internationale allure die Vermeulen haar zo graag had willen geven, heeft ze nooit mogen meemaken. 

„Ze is jarenlang mijn maîtresse geweest,” gromt Smulders. „Ik kan er zo boos om worden als ik zie wat een del ze van haar hebben gemaakt.”