Spring naar de content
bron: anp

Jan Kuitenbrouwer, trendwatcher

“Moraal is toch eigenlijk het enige waar het om gaat in het leven.” Wat beweegt Jan Kuitenbrouwer, de schrijver van Turbotaal en Lijfstijl?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Martin Bril

Lijfstijl is een hele passende titel, omdat etiquette eigenlijk niet meer bestaat, in de zin van een stelsel van regels dat voor iedereen geldt, en wat de upper class uitvaardigt als een axioma en waar iedere social climber zich op richt. Dat bestaat niet meer. Mensen maken zelf uit hoe ze zich gedragen. Etiquette wordt daardoor een kwestie van stijl. Het is natuurlijk ook een flauwe woordspeling, maar wat mij betreft neem je het heel letterlijk. De stijl die jou op het lijf is geschreven, of die je op je eigen lijf schrijft, door hoe je praat, hoe je je kleedt en met wie je omgaat. Ik zoek in dat alles naar een gemene deler. Anders kun je het niet beschrijven. Je zoekt naar een rode lijn, een hoofdstroom. Die is er ook wel.”

Hoe ziet die er uit dan?

“De hoofdstroom is volgens mij… euh… informalisering. Daar komt het toch eigenlijk op neer. Althans; daar kwám het tot voor kort op neer. Nu zie je dat er een nieuwe formalisering optreedt, als reactie daarop. Mensen krijgen genoeg van die losheid, van die moet-kunnen anything goes-instelling. Het is nog een voorhoede-kwestie. Maar wel een zinkend cultuurgoed.”

Stijl gaat dus niet ten onder, maar het zakt van boven naar beneden.

“Ja. De term zinkend cultuurgoed duidt erop dat iets zich langzaam in neerwaartse richting door de sociale pyramide verspreidt. Tennis. Golf. Squash. Het feit dat ik nu squash, geeft wel aan dat het een behoorlijk zinkend cultuurgoed is.”

Toch zou je van jou verwachten dat pas als jij het gaat doen, dat dan het zinken pas echt kan beginnen. Of voel je dat niet zo?

“Nee. Zo word ik geloof ik wel ge… hoe heet dat… gepercipieerd door mensen, maar dat is een vergissing. Mijn werkster skiet meer dan ik. Toen ik voor het eerst ging skiën, kon ik een volledige ski-uitrusting van de zoon van onze hulp uit de Jordaan lenen. Dat geeft aan dat die klassieke indeling van het zinkende cultuurgoed ook alleen nog maar klopt in héle grote lijnen. Binnen die pyramide doen zich gekke kolkjes voor en ook capillaire werkingen waardoor dingen terug kunnen stijgen, terwijl ze net aan het sijpelen waren.”

“Bijvoorbeeld skiën. Dat zakt dan langs je heen en jij denkt, nou ja, wat een kakactiviteit, daar wil ik niks mee te maken hebben. Dan zie je dat het een beetje een ordinaire, middle-of-the-road-activiteit is geworden waar je je niet mee kunt identificeren en vervolgens is het iets plebeïsch. Op een bepaald moment denk je: maar toch is het wel leuk, laten we het ook eens gaan proberen, en dan kun je dus bij de werkster een skipak lenen. Why not?”

Hoe word je nou trendsetter?

“Dat word je niet, dat ben je. En ook maar heel even. Dat kun je niet je hele leven zijn. .Bepaalde mensen is het wel gegeven, maar als je het toepast op lifestyle, dan krijgt het toch iets amechtigs na je 35ste. In de kunst ligt het anders, overigens. Je bent eigenlijk pas modern als je ouderwets bent.”

Wie is in Nederland nou een goed voorbeeld van een trendsetter?

“Nou… Mulisch heeft wel een tamelijk goed ontwikkelde neus voor de tijdgeest.”

Maar het pijproken heeft hij niet wijd weten te verbreiden.

“Nee. Op sommige punten is hij heel archaïsch inderdaad. Maar hij kwam wèl op het juiste moment met Cuba en Eichmann en De Aanslag. Allemaal voorbeelden van goeie timing.”

De tijd wordt een soort videoband, een tape die je kunt terughalen, die je kunt achteruitspoelen, vooruitspoelen, die je kunt stilzetten

Dat is toch allemaal jaren geleden…

“Ja, maar zoiets als De Pupil, dat vind ik ook een goed voorbeeld. Mensen zijn nu heel erg met tijd bezig.”

Waarom zijn mensen nu zo met de tijd bezig?

“Ja, dat weet ik ook niet precies, ze zijn ermee bezig. Met het verstrijken van de tijd, en de rol van de tijd, en de begoocheling van de tijd. Ze zijn ook bezig de tijd op z’n kop te zetten, misschien heeft het ook wel met technologie te maken. Neem bijvoorbeeld de videorecorder, waardoor je jezelf in een merkwaardige tijdplooi kunt vouwen. Je zit een uur ná een WK-wedstrijd naar de band ervan te kijken en je realiseert je op dat moment niet dat het al verleden tijd is, je weet ook niet dat het een band is waar je naar zit te kijken, je komt niet op het idee om ‘m stil te zetten als je naar de wc moet, je zit je pis op te houden. Als het van een week eerder was, zou je gewoon de recorder stilzetten. De tijd wordt een soort videoband, een tape die je kunt terughalen, die je kunt achteruitspoelen, vooruitspoelen, die je kunt stilzetten. Ik denk dat dat een vreemde invloed heeft op hoe mensen de wereld ervaren. Misschien begint nu pas de relativiteitstheorie door te dringen. Dat de praktische uitwerking van Einsteins theorie er nu begint aan te komen. Dat het muntje nu aan het vallen is.”

Dan is het nog maar een klein stapje naar de zin van het leven.

“Zeker. Maar ja, heeft het zin om je af te vragen of het zin heeft? Je komt steeds meer mensen tegen die zeggen dat het geen zin heeft om je af te vragen of het zin heeft. Een druk op de knop en we zijn daar, een druk op de knop en we zijn weer hier. Global villages: daar vinden ze dat, daar dit, daar vinden ze het zus, daar weer zo, allemaal op hetzelfde moment.”

Dat is toch om wanhopig van te worden?

“Daarom zeggen ze don’t even try. Laat maar zitten, sit back and enjoy it, anything goes, lekker video kijken.”

Is zo’n boek als ‘Lijfstijl’ nou een spiegel?

“Ik vrees dat dat wel een goede samenvatting is.”

Een lachspiegel?

“Ik was een keer uitgenodigd door een computerfirma om een toespraak te houden bij de opening van hun nieuwe gebouw, maar ik begreep helemaal niet wat ze nou wilden, en toen zeiden ze: misschien kunt u ons een spiegel voorhouden, een spiegel met een knipoog.”

Niet beledigd?

“Een beetje wel, maar aan de andere kant, ze willen lachen. En waarom ook niet? Je bent een hofnar. Dat ben je als artiest per definitie.”

Ik dacht dat jij verslaggever was.

“Ook een beetje artiest. Vind ik. Sommige journalisten zijn nu eenmaal artiesten. Ik ben een entertainer, laat ik het zo zeggen. Entertainer voel ik me wel, ja. Waarom niet?”

Afgezien van een spiegel is het ook een handleiding voor moderne manieren…

“Ja. Nou en? Dat is een geheimzinnig fenomeen, dat zag je aan Turbotaal. Door heel veel mensen werd dat gelezen als kritiek, maar door andere, misschien wel door veel meer mensen, als een handleiding. Volgens mij is dat het hoogste. Dat klinkt een beetje te pretentieus, maar het is geen slechte… hoe heet dat… geen slechte verdienste, voor een boek. Dan heb je het leven zelf toch even op de staart getrapt.”

Moralisme wordt weer heel erg geapprecieerd

Er is niet meer één etiquette, zeg jij, toch oriënteer je je vooral op die van één wereldje. Je richt je pijlen vooral op één groep.

“Nee, dat is niet waar.”

Het is toch allemaal kunst, cultuur, journalistiek, reclame en zaken wat de klok slaat?

“Dat is toch ook de wereld die bepaalt waar het heen gaat?”

Waar gaat het heen dan?

“Dat weet ik niet, maar zij maken het uit.”

Jij bent toch de grootste watcher daarvan?

“Ja, maar euh…”

Wat is nu de grootste trend in de reclame bijvoorbeeld?


“Wat een interessante trend is, is dat de hoofdrolspeler in een commercial tegenwoordig heel vaak een journalist of een voorlichter is — Buckler, Grolsch — omdat wij niet meer weten hoe het moet, omdat we wegwijs gemaakt moeten worden. De geestelijk leidsman van onze tijd is een verslaggever. Mensen willen niet weten hoe het moet, mensen willen weten hoe het ís. Dan kunnen ze zelf kiezen waar ze staan. Ischa Meijer staat op het omslag van de 0 en mag ook nog eens bij Koos Postema opdraven. De ene talkshow-host interviewt de andere host, een uur lang. Nou, dat zijn de sterren van nu. De idolen. Die weten de weg. Dat verklaart ook het succes van Turbotaal. Of van Yvonne Kroonenberg, idem. Een handleiding voor hoe het moet in de moderne relatie. Het is ook entertaining, het is om te lachen, goed opgeschreven ook, maar uiteindelijk kopen mensen het daarom, omdat het een handleiding is, een How To Book.”

Is dat nou goed of slecht?

“Nou, je zult zien dat de herders van nu over een tijdje in plaats van te zeggen hoe het is, ook weer zullen zeggen hoe het moet. Dat wil iedereen van ze horen. Eigenlijk. En dat zie je ook bij iemand als Yvonne Kroonenberg, en bij mij ook wel, namelijk; dat moralisme weer heel erg wordt geapprecieerd.”

Daar wou ik heen.

“Al dat gemonkel tegen de moraal, al die porno-talk, dat is onzin. Moraal is het interessantste wat er bestaat. Dat is toch het enige waar het eigenlijk om gaat in het leven? En het wordt tijd dat we dat weer eens onder ogen gaan zien.”

Hoe ziet die moraal er dan uit, hoe moet die eruitzien?

“Ja, Jezus. Dat is dus razend moeilijk. Het gevaar is dat je terug gaat, dat je nostalgisch wordt. Ik betrap mezelf daarop. Op nostalgie. Ik zit naar de BBC te kijken, die hebben een serie over hoe het vroeger ging in die keukens van die Victoriaanse huizen. Een hele oude dikke mevrouw staat in zo’n prachtige keuken, met mooie glimmende pannen en prachtige, blinkende jelly-vormen en daar wordt dan een dag lang gezwoegd om een saus te maken, dat moet dan gestremd door een doek, en dan weer opgesteven, en dan een halve dag in een koele kelder en dan weer gekeerd en gebuild en geslagen en geklopt, echt waanzinnig zwaar werk, en ik zit daar naar te kijken, en ik vind het prachtig. Het gemoed schiet vol. Dat vind ik prachtig, een pastorale snaar wordt er dan bij mij geraakt. Het is heel gevaarlijk, maar toch. Ook de ouderwetse hoffelijkheid, dat vind ik heel mooi. Het is een groot gemis dat dat weg is.”

Het komt nu weer in razend tempo terug.

“Ja. Ben ik ook erg voor. De handkus komt weer terug, wat ik je brom.”

Jij beschouwt jezelf dus als een moralist?

“Ja. Mijn moraal… euh… ik ben natuurlijk ook maar een gewone, eenvoudige boerelul, ik bedoel, ik ben geen George Steiner die met een solide gefundeerd recept komt, maar ik heb wel een aantal eenvoudige principes die volgens mij nooit kwaad kunnen.”

De handkus komt weer terug, wat ik je brom

Zoals daar zijn?

“Ik had het er laatst met mijn vader over. Weet je wat hij toen riep?”

Nee.

“Naastenliefde!”

Alweer een pastorale snaar.

“Percies. Eer! Ik geloof dat veel mensen te weinig eergevoel hebben. Echt. Ik denk dat dat het kardinale punt is. Ik zie zoveel mensen van wie ik denk: jongen daar zou je toch boven moeten staan. Schaam je je niet? Al die kleinzielige kinnesinne. Eergevoel is een absolute deugd. Ja. Dat is volgens mij de enige zuivere. Eer is onbezoldigd. Belangeloos. Eer dient geen materieel doel, alleen een ideëel doel. De eer verdedig je alleen voor jezelf. Dat iemand als Theo van Gogh op zijn eigen première als een dronken trol met z’n hemd uit z’n broek loopt te loeien, dan denk ik: show a little dignity, beheers je, dat kun je niet maken. Stop je hemd in je broek en drink een glaasje Spa.”

Terug naar de moderne manieren…

“Ik zeg al jaren tegen mezelf: ik doe niet meer aan de mode mee, ik geef de mode eraan, ik ga alleen nog maar tijdloos gekleed, alleen nog maar naar de English Hatter en Maison de Bonneterie. Agnes B. kan ook, want dat is ook low key. Alleen maar kwaliteit. Maar het is zo moeilijk.”

Waarom eigenlijk?

“Omdat je ergens bij wilt horen! Je wilt je ergens tegenaan schurken, je wilt niet alleen zijn, dat is eng.”

Ga de hele winter in een trainingspak lopen. Fluoriserend.

“Gruwelijk. En dan ook nog zonder onderbroek eronder zeker. Trainingspak, Rolex, rits open, ketting op de borst, en dan dat beierende zaakje. Heel fout! Net als opgestroopte colbertmouwen of te lange manchetten onder je colbert uit, dat kan ook niet. Helemaal niet.”

“Weet je wat heel erg niet kan? Onbeschoft zijn omdat je de Holocaust overleefd hebt. De Holocaust is een vrijbrief voor onhebbelijkheid en opdringerigheid waar ik heel erg tegen ben. Er zijn mensen die vinden dat als je een oorlogstrauma hebt, dat je dan een gesprek totaal mag monopoliseren en dat je anderen er tot diep in de nacht de geeuwhonger mee mag bezorgen. Weet je wie ook niet kan?”

De Holocaust is een vrijbrief voor onhebbelijkheid en opdringerigheid waar ik heel erg tegen ben

Nou?

“Wouter Klootwijk, alias Ben de Cocq. Weet je waarom niet? Omdat de lezer van de stukjes van Wouter Klootwijk het altijd moet ontgelden dat Wouter niet van het leven kan genieten. Hij kan niet uit eten gaan, hij weet niet hoe dat moet, De Cocq en De Boer! Ze verheffen hun eigen boertigheid tot norm. Nu gaat-ie weer een jaar voor VN op wrakke hotelbedden liggen. Klootwijk wil geen mooi flesje aftershave, nee, hij wil op een zondagochtend op zolder met een vat methylalcohol en een liter eucalyptusolie en wat zachte zeep zestig liter aftershave mengen en daar de rest van z’n leven mee toe kunnen en zich dan iedere ochtend in de spiegel verkneukelen omdat hij de cosmetische industrie nu toch echt een hak heeft gezet. Ooh, wat een fouterik. Zo’n elementaire negatie van waar het in het leven om gaat, zulke mensen zouden eigenlijk niet in de buurt van een schrijfmachine mogen komen. Hoewel… als ik het maar niet hoef te lezen.”

Wat fascineert jou nou het meest?

“Wat mij interesseert, waar ik naar luister, is naar het gedruis van de sociale survival. Hoe mensen het hoofd boven water houden, hoe ze proberen greep te krijgen op de omstandigheden van hun eigen particuliere bestaan. Tuurlijk. Ik ben geïnteresseerd in taal als wapen. Als sociaal wapen, taal als overlevingsinstrument. En waarom is taal dan zo interessant? Omdat taal gratis is. Iedereen kan het krijgen. Taal geeft mensen de mogelijkheid iets te zijn zonder iets te hebben, zal ik maar zeggen. Dat maakt het universeel. En dat geldt voor manieren ook.”